Verslag van de Commissie - Tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, als gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998 - Overzicht van de door de lidstaten getroffen maatregelen en evaluatie van de in toepassing van de artikelen 17 en 13 van de richtlijn toegezonden informatie
Inhoudsopgave van deze pagina:
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 15.01.1999 COM(98)775 def.
VERSLAG VAN DE COMMISSIE
Tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, als gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998
Overzicht van de door de lidstaten getroffen maatregelen en evaluatie van de in toepassing van de artikelen 17 en 13 van de richtlijn toegezonden informatie
-
2.DOOR STEDELIJK AFVALWATER VEROORZAAKTE
VERONTREINIGING.................................................................... 4
4.1. Omzetting in nationaal recht.................... 10
4.2. Aanwijzing van de kwetsbare (en minder kwetsbare) gebieden.....................10
4.4. Lozing van industrieel afvalwater in de systemen voor stedelijk
4.5. Lozing van industrieel afvalwater in ontvangende wateren (artikel 13).........13
TENUITVOERLEGGINGSPROGRAMMA’S................ 16
6.1. Aantal agglomeraties en organische belasting.................................................16
6.2. Prognoses qua evolutie van de opvang- en zuiveringscapaciteit.....................19
6.3. Bestemming van het slib van waterzuiveringsinstallaties...............................22
-
1.INLEIDING
Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater1, als gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 19982 vormt het sluitstuk van de communautaire wetgeving op het gebied van water. Deze richtlijn heeft tot doel het milieu te beschermen tegen de nadelige gevolgen van de • lozing van stedelijk afvalwater uit de agglomeraties en biologisch afbreekbaar industrieel afvalwater uit de sector van de agro-voedingsindustrie, namelijk door de lidstaten de verplichting op te leggen te investeren in systemen voor de opvang en behandeling van dit afvalwater.
In uitvoering van artikel 17 van de richtlijn heeft de Commissie in dit rapport de door de lidstaten toegezonden informatie over de programmes met het oog op de tenuitvoerlegging van de richtlijn verwerkt en geevalueerd. Deze informatie diende de Commissie uiterlijk tegen 30juni 1994 te zijn toegezonden. Gezien de aanzienlijke vertragingen waarmee de lidstaten deze gegevens hebben toegezonden kan dit eerste rapport van de Commissie slechts nu worden gepubliceerd.
Overeenkomstig artikel 13 van de richtlijn worden in deel 4.5 van het rapport ook de resultaten gegeven van de vergelijking van de voorschriften van de lidstaten voor de lozing van biologisch afbreekbaar industrieel afvalwater. Om dezelfde redenen als boven aangegeven worden deze conclusies pas 4 jaar na de in de richtlijn vastgestelde termijn gepubliceerd.
Meer bepaald wordt in dit rapport, zeven jaar na de vaststelling van de richtlijn van de Raad en op het moment van de eerste en belangrijke vervaldag voor de daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan, een momentopname gemaakt van de stand op 15 juli 1998 van de eerste fase van uitvoering van de richtlijn, met name de omzetting ervan door de lidstaten, dat wil zeggen de inwerkingtreding van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die bedoeld zijn om de in de richtlijn vervatte verplichtingen te integreren in de nationale wetgeving.
Deze eerste fase is nu in 14 lidstaten uitgevoerd. In een aantal lidstaten is de omzetting of het tenuitvoerleggingsprogramma niet in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijn. Tegen een aantal lidstaten zijn er inbreukprocedures ingeleid wegens niet-omzetting of niet-conforme omzetting van de richtlijn. De belangrijkste problemen in deze eerste tenuitvoerleggingsfase zijn: de karakterisering van de milieus waarin het afvalwater wordt geloosd (kwetsbare en minder kwetsbare gebieden) waarvan het behandelingsniveau afhangt, de programmes met de prognoses van de met het oog op toepassing van de richtlijn te verrichten investeringen en de financiele gevolgen daarvan, alsmede de door de lidstaten verstrekte gegevens over een aantal grote Europese agglomeraties (Brussel, Milaan) die niet binnen de voorgeschreven termijn met de benodigde waterzuiveringsinstallaties kunnen worden uitgerust.
-
2.DOOR STEDELIJK AFVALWATER VEROORZAAKTE VERONTREINIGING
Stedelijk afvalwater wordt in de richtlijn gedefinieerd als huishoudelijk afvalwater of het mengsel van huishoudelijk afvalwater en industrieel afvalwater en/of afVloeiend hemelwater.
De door dergelijk niet- of onvoldoende behandeld afvalwater veroorzaakte vormen van verontreiniging die schadelijke effecten kunnen hebben op de volksgezondheid en het milieu, zijn:
-
-de lozing van stikstof in verschillende vormen: organische stikstofVerbindingen, ammoniumstikstof, nitriet, nitraten. De in het milieu vrijkomende stikstof komt voor het grootste deel van stedelijk afvalwater en van landbouwactiviteiten. De nitraten van stedelijke- en landbouwoorsprong vormen een belangrijk probleem voor de volksgezondheid en verontreinigen de waterwinningsgebieden voor menselijke consumptie3. Ammoniumstikstof is bijzonder giftig voor de aquatische fauna. Nitraten vormen ook de belangrijkste oorzaak van het prdbleem van de eutrofiering van, bepaalde wateren, waarbij een buitensporige groei van algen tot milieu-onevenwichten leidt. Sommige van die algen scheiden bepaalde toxines af, wat bij consumptie van schaaldieren tot gezondheidsproblemen kan leiden. In bepaalde kustgebieden van de Noorzee of de Middellandse Zee is de eutrofiering een groot probleem geworden. In de Seinebaai of aan de Atlantische kust van Frankrijk duiken steeds vaker toxische algen op, wat verband lijkt te houden met een overvloed aan nitraten uit stedelijk afvalwater of ten gevolge van landbouwactiviteiten, waardoor mosselen en andere schaaldieren ongeschikt worden voor consumptie;
-
-de lozing van fosfor is, ondanks de vermindering van het gebruik van fosfaten in detergenten en wasmiddelen, verantwoordelijk voor het fenomeen van eutrofiering, voomamelijk van zoet water of in estuaria, zoals bijvoorbeeld de Podelta;
-
-de vermindering van het zuurstofgehalte van water ten gevolge van de ontbinding van het in het afvalwater voorkomende organische materiaal bedreigt het aquatisch leven, meer bepaald door verstikking, en verstoort het ecologisch evenwicht. In de evaluatie van Dobris4 wordt opgemerkt dat wanneer de bevolkingsdichtheid in een stroomgebied toeneemt, het zuurstofgehalte van de rivieren afneemt, zodat een vierde van de Europese rivieren wegens hun laag zuurstofgehalte als van matige tot slechte kwaliteit moet worden bestempeld. Ook de kwaliteit van bepaalde estuaria en kustwateren is aangetast, hoewel hier enige verbetering wordt bespeurd ten gevolge van de verbetering van de opvang en zuivering van het stedelijk afvalwater, zoals is aangestipt in de tweede evaluatie van de toestand van het milieu in Europa van het Europees milieuagentschap5;
-
-de lozing van in stedelijk afvalwater voorkomende ziekteverwekkende micro-organismen van fecale oorsprong (bacterign, virussen, parasieten) vomit een bedreiging voor de volksgezondheid door de verontreiniging van waterwinningsgebieden, zwemwater of andere recreatieve oppervlaktewateren, alsmede voor het water voor de schelpdierteelt; in het in mei 1998 gepubliceerde rapport van de Commissie over de kwaliteit van het zwemwater wordt de cyclus van verontreiniging van het zwemwater door kiemen van fecale oorsprong in stedelijk afvalwater geschetst;
-
-de lozing van gevaarlijke, toxische en bioaccumuleerbare stoffen (scheikundige verbindingen, zware metalen, koolwaterstoffen, enz.), afkomstig van de industrie maar ook van huishoudelijke activiteiten (detergenten, verf, oplosmiddelen, enz.) kan het leven in het water en de volksgezondheid bedreigen. Dit probleem wordt gereguleerd door Richtlijn 76/464/EEG6 van de Raad van 4 mei 1976;
-
-de negatieve effecten van het afvalwater op de speciale beschermingszones als bedoeld in de gewijzigde Richtlijn 79/409/EEG7 van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand en op de natuurlijke habitats als bedoeld in Richtlijn 92/43/EEG8 van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (netwerk NATURA 2000);
-
-het verlies aan esthetische en toeristische waarde van door stedelijk afvalwater verontreinigde kustwateren en oppervlaktewateren.
-
3.BEGINSELEN VAN DE RICHTLIJN
De doelstelling van de Richtlijn is bij te dragen tot de oplossing van bovengenoemde verontreiniging door een aan het te beschermen milieu en aan het gebruik van het water aangepaste behandeling van de effluenten.
Om dat te bereiken verplicht de richtlijn de lidstaten ertoe:
-
-een regelgeving of een systeem van specifieke vergunningen in te voeren voor alle lozingen in het natuurlijk milieu van afvalwater van stedelijke afvalwaterzuiverings-installaties en van de installaties van de agro-voedingsindustrie, alsmede voor elke lozing van industrieel afvalwater in de systemen voor opvang en behandeling van stedelijk afvalwater;
-
-te voorzien in systemen voor de opvang en behandeling van stedelijk afvalwater voor alle agglomerates van meer dan 2 000 inwonerequivalenten (i.e.)9. De basisregel voor het niveau van behandeling is de secundaire behandeling10, dat wil zeggen een biologische behandeling. In de gebieden die door de lidstaten als kwetsbaar zijn aangemerkt en in de relevante daarop afwaterende gebieden is echter een grondiger behandeling vereist (secundaire + tertiaire behandeling11). Onder bepaalde voorwaarden en na toestemming van de Commissie of de Raad mag de behandeling van afvalwater dat in door de lidstaten als minder kwetsbare gebieden aangemerkte estuaria en kustwateren wordt geloosd, minder vergaand zijn (primaire behandeling12). De uiterste datums voor de toepassing van deze richtlijn zijn 31.12.1998, 31.12.2000 of 31.12.2005, dit naar gelang van de grootte van de agglomeratie en van de gevoeligheid van het ontvangende milieu (zie tabel 1);
-
-ervoor te zorgen dat uiterlijk op. 31.12.2000 biologisch afbreekbaar industrieel afvalwater van de in de richtlijn genoemde industriesectoren die niet zijn verbonden met de stedelijke systemen, bij lozing in de ontvangende wateren voldoen aan de voorwaarden welke gelden voor alle installaties voor 4 000 i.e. of meer;
-
-ervoor te zorgen dat uiterlijk op 31.12.1998 algemene regels of registratie- of vergunningsprocedures worden ingevoerd om een duurzame bestemming te geven aan het in de waterzuiveringsinstallaties geproduceerde zuiveringsslib en ervoor te zorgen dat dergelijk slib vanaf dezelfde datum niet langer in de oppervlaktewateren wordt gestort;
-
-toezicht te houden op de lozing van stedelijk afValwater en op de effecten daarvan;
-
-tenuitvoerleggingsprogramma's uit te werken en om de twee jaar ter informatie van het publiek een rapport over de situatie te publiceren.
Tabel 1: vervaldagen13 en types van behandeling
\ j| * 1 i $ 1 j » i \ ! ■* 1 * A \ ( ; ' \ 11 t ■» !j /,
|
|||||||||||||||
Toereikende behandeling indien lozing in kustwateren |
Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998 houdende wijziging van de oorspronkelijke richtlijn ten aanzien van enkele in bijlage I vastgestelde voorschriften, en meer bepaald tabel 2 van deze bijlage, is bedoeld ter nadere precisering van het gedeelte van die tabel dat betrekking heeft op de voorschriften voor "Stikstof totaal", en met name de lozing daarvan (3), waarbij wordt toegestaan om voor de concentratie van "Stikstof totaal" daggemiddelden te gebruiken in de plaats van jaargemiddelden, dit om interpretatieverschillen tussen de lidstaten te voorkomen. Deze richtlijn moet uiterlijk tegen 30 September 1998 in nationale wetgeving zijn omgezet.
-
4.STAND VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN DE RICHTLIJN
In tabel 2 zijn de vervaldatums en de stand van de tenuitvoerlegging door de lidstaten samengevat voor de belangrijkste verplichtingen in de eerste fase van de toepassing van de richtlijn.
De richtlijn moet in alle lidstaten in hetzelfde tempo ten uitvoer worden gelegd. Er zijn afwijkingen toegestaan aan Oostenrijk, Finland en Zweden, die op 1 januari 1995 tot de Europese Unie zijn toegetreden.
De grijze vakjes van de tabel stemmen overeen met de gevallen van niet-omzetting of omzetting die overeenkomstig de huidige interpretatie van de Commissie niet in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijn.
Tabel 2: stand van de tenuitvoerlegging op 15.7.98
Omzetting in nationale wetgeving Artikel 19 Aanwijzing van kwetsbare gebieden Artikel 5 |
Voorschriften voor de lozing van industrieel afvalwater in de systemen voor sfedelijk afviilwater |
Voorschriften voor de lozing van industHee! afvalwater in ontvangende wateren Artikel 13 |
Informatie over het programma voor de tenuitvoerlegging Artikel 17 |
Uiterste termijn >
Belgig
30.6.1993
1992-1995
31.12.1993
1992-1994
31.12.1993
1985-1993
31.12.1993
Denemarken
1994
1994
(Artikel 5, lid 8)
1994
1992-1998
1994
1992-1998
1994
1997
Verificatie aan de
gang
1997
Verificatie aan de gang
1998
1994
Frankrijk
1994
1994
1976-1993
1976-1993
1994
Luxemburg |
1994 |
1994 (Artikel 5, lid 8) |
1994 |
1994 |
1996 |
Nederland |
1996 |
1996 (Artikel 5, lid 8) |
1996 |
1996 |
1994 |
Oostenrijk |
1996 en 1998 (geen kwetsbare gebieden) |
1959-1995 |
■■ |
1996 |
|
Portugal |
1997 |
1997 |
1990-1994 |
1990-1994 |
1998 |
Finland |
1994 |
1994 (Artikel 5, lid 8) |
1994 |
1994 |
1997 |
Zweden |
1994 |
1994 (Artikel 5, lid 8) |
1969-1970 |
1969-1995 |
1995 |
Verenigd Koninkrijk |
1994-1996 |
1994-1995 |
1972-1991 |
1972-1991 |
1994 en 1998 |
4.1. Omzetting in nationaal recht
Krachtens artikel 19 moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen doen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 1993, dat wil zeggen ongeveer twee jaar na de bekendmaking ervan, aan de richtlijn te voldoen.
Vandaag, 5 jaar na deze uiterste datum, heeft Italie de richtlijn nog steeds niet omgezet in nationale wetgeving. De andere lidstaten hebben dit wel gedaan, met meer of minder vertraging (zie tabel 2). De omzetting zoals gebeurd in Griekenland en Oostenrijk is niet in overeenstemming.
De Commissie voert momenteel een verificatie uit van de conformiteit van de nationale wetgeving van Duitsland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
4.2. Aanwijzing van de kwetsbare (en minder kwetsbare) gebieden
Overeenkomstig artikel 5, dienden de lidstaten uiterlijk tegen 31 december 1993 en op basis van de criteria van bijlage II hun kwetsbare gebieden aan te wijzen. Er zijn drie criteria:
-
-natuurlijke zoetwatermeren, andere zoetwatermassa's, estuaria en kustwateren die eutroof7 zijn of in de nabije toekomst eutroof kunnen worden indien geen beschermende maatregelen worden genomen;
-
-voor de winning van drinkwater bestemde oppervlaktewateren, die een hogere nitraatconcentratie (zouden kunnen) hebben dan 50mg/l;
-
-gebieden waar verdere behandeling dan bepaald in artikel 4 nodig is om te voldoen aan de richtlijnen van de Raad, zoals genoemd in hoofdstuk 2 van dit rapport (kwaliteit van het oppervlaktewater, viswateren, zwemwater, water voor de schelpdierteelt, bescherming van in het wild levende vogels en van de natuurlijke habitats, enz.).
Een van bovengenoemde criteria voistaat om een watermassa als kwetsbaar gebied aan te wijzen.
De aanwijzing van een watermassa als kwetsbaar gebied impliceert dat alle agglomeraties met meer dan 10.000 i.e., waarvan de lozing gebeurt in een dergelijk gebied en in de relevante daarop afwaterende gebieden die bijdragen tot de uiteindelijke verontreiniging, uiterlijk op 31 december 1998 moeten beschikken over opvangsystemen en systemen voor een behandeling van het afvalwater die verder gaat dan de gewone behandeling. Deze behandelingsvoorwaarden gelden niet voor een kwetsbaar gebied waarvoor kan worden aangetoond dat het minimumpercentage van de vermindering van de totale vracht ten minste 75% voor totaal fosfor en ten minste 75% voor totaal stikstof bedraagt.
17
Waarbij eutroftering optreedt.
De lidstaten moeten de lijst van kwetsbare gebieden elke vier jaar bijwerken.
Uit hoofde van lid 8 van artikel 5 behoeft een lidstaat geen kwetsbare gebieden aan te wijzen indien hij op zijn gehele grondgebied een verdergaande waterbehandeling toepast.
Zoals in tabel 2 aangegeven hebben vijf lidstaten gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, namelijk Denemarken, Luxemburg, Nederland, Finland en Zweden.
Zeven andere lidstaten, Belgie, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk, hebben bepaalde watermassa's op hun grondgebied als kwetsbaar gebied aangewezen, maar hebben deze eerste selectie nog niet herzien17. De Commissie gaat momenteel na of de criteria voor de aanwijzing van bedoelde gebieden in deze zeven lidstaten correct zijn gehanteerd.
Op te merken valt dat Frankrijk geen kwetsbare gebieden heeft aangewezen in zijn overzeese gebieden.
Oostenrijk is van mening dat er op zijn grondgebied geen kwetsbare gebieden zijn en dit wordt momenteel nog geverifieerd. Griekenland en Italic hebben nog geen kwetsbare gebieden aangewezen.
Op kaart 1 wordt een overzicht gegeven van de huidige situatie op het gebied van de aanwijzing van kwetsbare gebieden en de daarop afwaterende gebieden18. De lidstaten die lid 8 van artikel 5 hebben ingeroepen, worden in deze kaart getoond alsof zij volledig tot het stroomgebied van kwetsbare gebieden behoren aangezien de relevante eisen dezelfde zijn. Op de kaart zijn niet alle relevante op kwetsbare gebieden afwaterende gebieden voor Belgie (Wallonie), Ierland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk aangegeven aangezien deze landen niet alle in 1997 door de Commissie gevraagde informatie over bedoelde afwaterende gebieden en de daarin gelegen agglomeraties (waarvan de lozingen bijdragen tot de verontreiniging van de kwetsbare gebieden) hebben toegezonden.
Tabel 4, waarin alle informatie over de tenuitvoerleggingsprogramma’s is samengebracht, omvat het aantal bij kwetsbare gebieden betrokken agglomeraties en hun inwonersequivalenten voor elke lidstaat, met inbegrip van Griekenland hoewel dit land bedoelde gebieden niet formed en overeenkomstig de regelgeving heeft aangewezen.
4.3. Minder kwetsbare gebieden
De aanwijzing van de kwetsbare gebieden is een verplichting voor de lidstaten terwijl de aanwijzing van minder kwetsbare gebieden een mogelijkheid is die hen wordt geboden. Daardoor kunnen zij bepaalde kustwateren en estuaria aanwijzen als minder kwetsbare gebieden wanneer de morfologische, hydrologische of specifieke hydraulische omstandigheden in dat gebied het mogelijk maken om er stedelijk afvalwater in te lozen dat aan een behandeling is onderworpen die minder ver gaat dan de secundaire behandeiing (primaire behandeling) zonder dat het milieu daardoor wordt geschaad.
Slechts twee lidstaten hebben gebruik gemaakt van deze mogelijkheid: het Verenigd Koninkrijk en Portugal (zie kaart 1). In tabel 4 zijn ook de lozingen in minder kwetsbare gebieden van Griekenland en Spanje opgenomen, hoewel beide lidstaten deze gebieden nog niet formeel hebben aangewezen. De Commissie gaat momenteel na of de criteria voor de aanwijzing van minder kwetsbare gebieden correct zijn gehanteerd.
Het is belangrijk eraan te herinneren dat voor elke lozing in een minder kwetsbaar gebied van afvalwater dat aan een behandeling is onderworpen die minder ver gaat dan de secundaire behandeling, een verzoek tot afwijking moet worden ingediend. De lidstaten moeten de Commissie een studie toezenden waarin wordt aangetoond dat bedoelde lozingen geen nadelige invloed hebben op het milieu (artikel 6, lid 2) en, in omstandigheden die uitzonderingen moeten blijven voor agglomerates van meer dan 150.000 i.e., die aantonen dat een verdergaande behandeling geen voordelen voor het milieu oplevert (artikel 8, lid 5). De Commissie moet deze studies evalueren en passende maatregelen treffen na het verzoek te hebben voorgelegd aan het in artikel 18 bedoelde comite en zonodig de Raad.
4.4. Lozing van industrieel afvalwater in de systemen voor stedelijk afvalwater
Krachtens artikel 11 moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het lozen van industrieel afvalwater in de opvangsystemen en zuiveringsinstallaties voor stedelijk afvalwater uiterlijk op 31 december 1993 wordt onderworpen aan door de bevoegde autoriteit of instantie vooraf vast te stellen voorschriften en/of te verstrekken bijzondere vergunningen, dit om te voorkomen dat dergelijke lozingen schadelijke gevolgen zouden hebben.
De lozingen van industrieel afvalwater mogen bijvoorbeeld geen nadelige effecten hebben op de gezondheid van het personeel dat werkzaam is bij de stedelijke zuiveringsinstallaties, mogen de apparatuur niet beschadigen en mogen geen effect hebben op de kwaliteit van het na zuivering geloosde water en te verwijderen zuiveringsslib.
Uit tabel 2 blijkt dat alle lidstaten, met uitzondering van Italic, maatregelen hebben getroffen om deze verplichting in nationaal recht om te zetten. De Commissie gaat momenteel de conformiteit na van de in bepaalde lidstaten getroffen maatregelen.
4.5. Lozing van industrieel afvalwater in ontvangende wateren (artikel 13)
Overeenkomstig artikel 13 moeten de lidstaten ervoor zorgen dat uiterlijk op 31 december 2000 het biologisch afbreekbaar industrieel afValwater van installaties (die ten minste 4 000 i.e. vertegenwoordigen) uit de in bijlage III van de richtlijn genoemde bedrijfstakken (de sectoren van de agro-voedingsindustrie), dat niet in stedelijke waterzuiveringsinstallaties wordt behandeld alvorens het in de ontvangende wateren wordt gejoosd, v66r de lozing voldoet aan de voorwaarden van uiterlijk op 31 december 1993 door de bevoegde autoriteit of instantie vast te stellen voorsehriften en/of bijzondere vergunningen.
Overeenkomstig de bepaling van lid 3 van hetzelfde artikel heeft de Commissie in 1996 door een exteme consultant19 een vergelijkende studie doen maken van de door de lidstaten vatsgestelde voorsehriften20.
Nadat een overzicht is gegeven van de lozingsvoorschriften die in elke lidstaat zijn vastgesteld, alsook een lijst van de daarmee verband houdende regelgevingsmaatregelen, wordt in de studie het volgende geconcludeerd:
-
-met uitzondering van Spanje, hebben de lidstaten hun voorsehriften vastgesteld vo6r de in de richtlijn bedoelde datum van 31 december 2000;
-
-slechts een beperkt aantal lidstaten heeft rekening gehouden met de drempel van 4000 i.e.. Doorgaans wordt in de regelgeving voorgeschreven dat alle lozingen van industrieel afvalwater, ongeacht het volume daarvan, onderworpen zijn aan voorafgaande voorsehriften en/of bijzondere vergunningen;
-
-wat de overeenkomstig artikel 13, lid 2, vereiste specificiteit van de voorsehriften naar gelang van de aard van de betrokken bedrijfstak betreft, hebben alleen Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk en de regio Vlaanderen in Belgie in hun wetgeving emissienormen opgenomen die varieren naar gelang van de aard van de betrokken bedrijfstakken. Het Verenigd Koninkrijk, Finland, Ierland, Nederland, Denemarken, Zweden en Luxemburg hebben ervoor gekozen om emissienormen vast te stellen, geval per geval voor elke industriele locatie, waarbij bij de aflevering van de lozingsvergunningen zal worden gekeken naar de best beschikbare technologie. In Griekenland, Italie en Portugal zijn in de nationale wetgeving geen emissienormen vastgesteld naar gelang van de aard van de betrokken bedrijfstak en zijn de afgeleverde vergnnningen niet gebaseerd op het beginsel van de best beschikbare technologie. Spanje heeft de voorschriften van artikel 13 nog niet omgezet.
Concluderend is de Commissie van oordeel dat 9 lidstaten voorschriften hebben vastgesteld die in overeenstemming zijn met artikel 13 van de richtlijn. De Oostenrijkse wetgeving wordt beschouwd als niet in overeenstemming op dit punt en bestrijkt ook niet alle in de richtlijn bedoelde bedrijfstakken. Italie heeft de richtlijn niet omgezet. Er is verificatie aan de gang voor wat Griekenland, Portugal, Belgie en Spanje betreft.
4.6. Tenuitvoerleggingsprogramma's
Krachtens artikel 17 moesten de lidstaten uiterlijk op 31 december 1993 een programma opstellen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en dienden zij de Commissie uiterlijk op 30juni 1994 over dit programma te informeren. Het voorbeeld voor de presentatie van die programmes is bij een beschikking van de Commissie van 28 juli 199321 vastgelegd.
Zonodig bezorgen de lidstaten de Commissie om de twee jaar, uiterlijk op 30 juni, een bijgewerkte versie van deze informatie.
Het tenuitvoerleggingsprogramma omvat de planning voor de periode 1993-2005 van de investeringen voor de bouw van systemen voor de opvang en behandeling van stedelijk afvalwater die ter uitvoering van de richtlijn in elke lidstaat vereist zijn.
Op 15 juli 1998 had alleen Italie nog geen tenuitvoerleggingsprogramma toegezonden. Italic heeft de Commissie slechts in januari 1998 gemformeerd over de situatie in en de projecten voor Milaan, dat momenteel over geen enkele waterzuiveringsinstallatie beschikt en dat volgens de lokale autoriteiten niet op tijd aan de voorschriften van de richtlijn zal kunnen voldoen. Bepaalde andere lidstaten hebben hun programmes pas verscheidene jaren na het verstrijken van de vastgelegde termijn (tot 4 jaar voor Portugal en Griekenland) ingediend, wat verklaart waarom de Commissie tot vandaag heeft moeten wachten om de toegezonden informatie te bestuderen en evalueren. In hoofdstuk 7 van dit rapport wordt het resultaat van bedoelde evaluatie gegeven.
Alleen het Verenigd Koninkrijk heeft in april 1998 een bijgewerkte versie van het tenuitvoerleggingsprogramma toegezonden.
Belgig heeft kennisgeving gedaan van een tenuitvoerleggingsprogramma dat niet in overeenstemming is met de richtlijn, meer bepaald wat de termijnen betreft voor de bouw van systemen voor de opvang en de behandeling van het stedelijk afValwater van de Brusselse agglomeratie22.
4.7. Rapporten over de situatie
Overeenkomstig artikel 16 moeten de betrokken autoriteiten of instanties om de twee jaar een rapport publiceren over de situatie inzake de afvoer van stedelijk afValwater en slib in hun gebied en moeten deze rapporten bij publicatie terstond aan de Commissie worden toegezonden.
Het voomaamste doel van dit rapport, dat per sector mag opgesteld zijn (er kunnen met andere woorden verschillende rapporten zijn per lidstaat), is het publiek regelmatig te informeren over de situatie, op een referentiedatum, op het gebied van de afvoer van stedelijk afValwater en slib.
De eerste rapporten over de situatie moesten v66r 30juni 1995 zijn gepubliceerd en de volgende telkens twee jaar later. Tot dusver heeft de Commissie slechts 7 rapporten ontvangen.
Teneinde de opstelling van bedoelde rapporten te vergemakkelijken en de Commissie in staat te stellen de daarin vervatte informatie te vergelijken, heeft het in artikel 18 bedoelde comite voor de follow-up van de richtlijn in 1997 een groep deskundigen opgedragen om een voorstel voor de presentatie van dit rapport uit te werken. De groep deskundigen is er ook mee belast een voorbeeld in te dienen voor een vragenlijst die bedoeld is om de Commissie te informeren over het toezicht op de lozingen en de afVoer van reinigingsslib, zoals bedoeld in artikel 15 van de richtlijn. De groep van deskundigen moet einde 1998 het comity informeren over de resultaten van haar werkzaamheden.
In tabel 3 staan de referentiedatums van de rapporten over de situatie en tenuitvoerleggingsprogramma's, de uiterste termijnen voor de publicatie van de rapporten over de situatie en hun toezending aan de Commissie en de uiterste termijnen voor de vaststelling van de tenuitvoerleggingsprogramma's en de kennisgeving daarvan aan de Commissie. In de tabel wordt voor beide documenten ddn referentiedatum gegeven, die voor het eerste de in de beschikking van 28 juli 1993 genoemde datum is (31.12.1992). De overeenkomstig artikel 17 geldende flexibiliteit voor de vaststelling en toezending van de programmes maakt het voor de lidstaten mogelijk beide documenten te groeperen en ze toe te zenden tegen de in artikel 16 bedoelde datum. •
Tabel 3: Rapporten over de situatie (art. 16) en tenuitvoerleggingsprogramma’s (art. 17) |
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||
|
-
5.INBREUKPROCEDURES
Overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, kan de Commissie een inbreukprocedure inleiden tegen de lidstaten die hun verplichtingen krachtens de richtlijn niet nakomen.
Er zijn in die zin inbreukprocedures gestart tegen lidstaten die hun verplichtingen krachtens de richtlijn niet zijn nagekomen. De procedure die het verst is gevorderd is die tegen Italie wegens niet-omzetting van de richtlijn (arrest van het Europese Hof van Justitie van 12.12.96 ~ aanvullend met redenen omkleed advies uit hoofde van artikel 171 van het Verdrag).
-
6.STUDIE EN EVALUATIE VAN DE TENUITVOERLEGGINGSPROGRAMMA'S
De voomaamste informatie betreffende de uit 14 lidstaten ontvangen tenuitvoerleggings-programma’s (geen gegevens ontvangen van Italie) zijn samengebracht in de hiema gegeven tabellen en grafieken. Het is belangrijk eraan te herinneren dat alle gegevens prognoses zijn die door de lidstaten zelf zijn opgesteld.
6.1. Aantal agglomeraties en organische belasting
In tabel 4 wordt aangegeven dat de 14 lidstaten, die 17.351 agglomeraties van meer dan 2000 i.e. omvatten, een totale organische belasting vertegenwoordigen van ongeveer 424 miljoen inwonersequivalenten.
Tabel4: aantal agglomeraties en organische belasting, uitgedrukt in inwonersequivalenten (i.e.) - Situatie in 1992-199523
Het verschil tussen de totale organische belasting, als uitgedrukt in inwonersequivalenten (i.e.), en de bevolking van de lidstaten kan worden verklaard door de volgende factoren:
-
-voor de organische belasting wordt er slechts rekening gehouden met de bevolking van de agglomeraties met meer dan 2000 i.e. waarvoor krachtens de richtlijn moet worden voorzien in opvangsystemen voor en behandeling van hct stedelijk afvalwater, maar wordt er geen rekening gehouden met de agglomeraties met minder dan 2000 i.e. en de verspreid
levende bevdlking waarvoor afzonderlijke afvalwaterbehandelings-systemen worden gebruikt;
-
-voor de organische belasting van de agglomerates van meer dan 2000 i.e. wordt niet alleen naar de permanente bevolking gekeken, maar ook naar:
de belasting die een gevolg is van de niet-permanente bevolking uit de toeristische sector25, de hotelsector, enz.;
de belasting ten gevolge van het industrieel afValwater dat binnen de systemen voor stedelijk afValwater wordt opgevangen;
de belasting van het in die systemen opgevangen hemelwater.
De verdeling van deze agglomeraties en van deze belastingen tussen de verschillende types gebieden, kwetsbare, normale, minder kwetsbare, is gebaseerd op de aanwijzing van die gebieden door de lidstaten. Voor het geheel van de 14 lidstaten, vertegenwoordigen de lozingen in kwetsbare gebieden en de relevante daarop afwaterende gebieden 37% van de organische belasting, de lozingen in de minder kwetsbare gebieden maken 9% uit en die in de "normale" gebieden 54%. Deze verdeling varieert sterk tussen de lidstaten.
Afgezien van Portugal en het Verenigd Koninkrijk, die formed him minder kwetsbare gebieden hebben aangewezen, hebben ook Spanje en Griekenland in hun programma's minder kwetsbare gebieden opgenomen hoewel ze die niet als zodanig hebben aangewezen. De afwijking waarbij, v66r lozing in een kwetsbaar gebied, een behandeling wordt toegestaan die minder ver gaat dan de secundaire behandeling, kan vanzelfsprekend slechts worden toegestaan wanneer de minder kwetsbare gebieden formeel zijn aangewezen.
25 De Commissie zal bijvoorbeeld nagaan waarom Griekenland, ondanks zijn sterke toeristische sector, geen organische belasting, uitgedrukt in i.e., heeft die hoger ligt dan het aantal inwoners.
18
6.2. Prognoses qua evolutie van de opvang- en zuiveringscapaciteit
Tabel 5: Prognoses qua evolutie van de capaciteit van de opvangsystemen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
In tabel 5 is een samenvatting gegeven voor de periode 1992-2005 van de door de lidstaten geprogrammeerde evolutie van de capaciteit, uitgedrukt in organische belasting, van de met de richtlijn conforme opvangsystemen. In de laatste twee kolommen wordt de toename van deze capaciteit aangegeven, in i.e. en in percentage, waarbij de toestand wordt vergeleken v66r de tenuitvoerlegging van de richtlijn in 1992 en die na de tenuitvoerlegging in 2005. Op te merken valt de zeer sterke toename van de geplande capaciteit in Ierland, Spanje en Portugal, en de afwezigheid van enige capaciteitstoename in Denemarken, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk aangezien
26 Deze gegevens hebben uitsluitend betrekking op de Waalse regio.
19
bij de vaststelling van de richtlijn de capaciteit van die landen als afdoende werd beoordeeld.
In het algemeen zal de capaciteit van de opvangsystemen in de lidstaten in 2005 ten minste gelijk zijn aan de oorspronkelijke organische belasting, met uitzondering van Griekenland en Finland waar de capaciteit kleiner zal zijn dan de op te vangen organische belasting als gepreciseerd in tabel 4.
Belgig heeft slechts onvolledige informatie verstrekt.
Tabel 6: evolutie van de capaciteit van de waterbehandelingsinstallaties
Lidstaat . fiiSliisilSSlfsSljtei |
1992 |
1995 |
1998 |
2000 |
2005 |
Toename |
|
• |
1000 i.e. |
1000 i.e. |
1000 i.e. |
1000 i.e. |
1000 i.e. |
1000 i.e. |
% |
BelQis; |
5 499 |
6 836 |
7 770 |
8 300 |
9 919 |
4 420 |
80% |
Dener6arkeH:, |
5 950 |
9 246 |
9 246 |
9 246 |
9 246 |
3 296 |
55% |
Dultsl^nd |
111 456 |
131 403 |
141 221 |
142 022 |
143 831 |
32 375 |
29% |
Griekenland»; 1 tf ,, |
2 058 |
2 785 |
5 028 |
8 624 |
8 637 |
6 579 |
320% |
Spanjs; ,1; |
23 872 |
30 152 |
45 713 |
60 862 |
73 754 |
49 882 |
209% |
Frankrtjk |
40 333 |
51 188 |
60 761 |
66 924 |
69 378 |
29 045 |
72% |
lerland ’ |
483 |
550 |
698 |
3 641 |
3 810 |
3 327 |
689% |
Luxemburg r’' |
777 |
808 |
939 |
948 |
969 |
192 |
25% |
Nederland < 1 \ |
21 396 |
21 705 |
22 053 |
22 053 |
22 053 |
657 |
3% |
.r; •!* ...'" 1^'. Oostennjk n |
14 413 |
14413 |
16 945 |
18 864 |
19 467 |
5 054 |
35% |
Portugal |
5 731 |
6 660 |
11 194 |
15 873 |
16 387 |
10 656 |
186% |
Finland ' |
3 598 |
3 772 |
3 905 |
3 925 |
3 935 |
337 |
9% |
Zweden |
13 038 |
13 038 |
13 038 |
13 038 |
13 038 |
0 |
0% |
Verentgd, Koninkrijk : : |
29 335 |
46 841 |
50 964 |
74 233 |
75 323 |
45 988 |
157% |
Totaal ' ' f |
277 939 |
339 397 |
389 475 |
469 747 |
191 808 |
Op dezelfde wijze als in de vorige tabel wordt in bovenstaande tabel 6 de evolutie aangegeven van 1992 tot 2005 van de capaciteit van de met de voorschriften van de richtlijn conforme waterbehandelingsinstallaties. Men kan een aanmerkelijke toename van de geplande waterbehandelingscapaciteit opmerken in alle lidstaten, met uitzondering van Nederland, Finland en
Zweden, waar klaarblijkelijk reeds een zeer grote behandelingscapaciteit aanwezig was.
De capaciteit van de geplande waterzuiveringsinstallaties moet het mogelijk maken de organische belasting zoals gegeven in tabel 4 te behandelen. Voor Griekenland is echter een anomalie geconstateerd, aangezien de uiteindelijke capaciteit van de installaties er kleiner zal zijn dan de in tabel 4 vermelde organische belasting. In het geheel van de 14 lidstaten is de uiteindelijke behandelingscapaciteit 10% groter dan de organische belasting, maar dit percentage loopt op tot 28% in Nederland, 35% in Duitsland en zelfs 74% in Zweden. ,
In grafiek 1 wordt de geplande evolutie getoond van de totale capaciteit van de opvangsystemen en waterzuiveringsinstallaties voor het geheel van de 14 lidstaten. De capaciteit van de opvangsystemen moet gedurende de 13 tenuitvoerleggingsjaren toenemen met 22%; de behandelingscapaciteit moet met 69% toenemen.
Grafiek 1: geplande evolutie van de opvangsystemen en waterzuiveringsinstallaties (1000 i.e.)
475.000 450.000 425.000 400.000 375.000 350.000 325.000 300.000 275.000 250.000 225.000 200.000
6.3. Bestemming van het slib van waterzuiveringsinstallaties
Bij de zuivering van stedelijk afvalwater ontstaat slib.
In tabel 7 en grafiek 2 wordt de hoeveelheid slib aangegeven die naar verwachting zal worden geproduceerd naarmate de tenuitvoerlegging van de richtlijn vordert en wordt aangegeven welke bestemming aan dit slib zal worden gegeven.
Voor het geheel van de 13 lidstaten die informatie hebben toegezonden zal de hoeveelheid geproduceerd slib toenemen van 5,5 miljoen ton droge stof in 1992 tot 8,3 miljoen ton in 2005. Op te merken valt dat het deel dat zal worden gebruikt in de landbouw en voor bodems of dat zal worden verbrand, toeneemt terwijl de gestorte hoeveelheden lichtjes zullen dalen. Op het einde van de tenuitvoerleggingperiode zal het hergebruikte slib 53% vertegenwoordigen van de totale hoeveelheid geproduceerd slib.
De Commissie is in het algemeen van oordeel dat het hergebruik van slib moet worden bevorderd omdat dit een duurzame oplossing is op voorwaarde dat de kwaliteit van dit slib verenigbaar is met de doelstelling van bescherming van de volksgezondheid en het milieu..
In Spanje, Ierland en het Verenigd Koninkrijk wordt er slib gestort in de oppervlaktewateren. Spanje is van plan om daarmee door te gaan tot na 1998, wat indruist tegen de bepalingen van de richtlijn.
Tabel 7: prognoses inzake de bestemming van het slib van waterzuiverings-insfallaties (in duizend ton droge stof per jaar)24
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Best. = bestemming. Water = storting in oppcrvlaktewatercn, 1 Icrg. * gebruik in de Iandbouw en voor bodems, Stort. = gestort op stortplaatsen, Verbr. = verbranding, n.g. = niet gepreciseerd |
Grafiek 2: Verdeling van de besteraming van het slib (in duizend ton droge stof per jaar)
Tabel 8: prognoses voor de investeringen in opvangsystemen en water-zuiveringsinstallaties in de periode 1993-2005 (in miljard ecu - waarde 1994-199525)
Lid8taat»..<
|
. 1 |
993 £-2000 |
. |
3 * |
”VM T"’' ‘ 'isribih.*‘v •• |
'l K ■ <1 1M .< ■, ; '■ |
s |
*>■ S-’r'* • • * * **■ |
||
1,01 |
1,40 |
2,41 |
0,75 |
0,74 |
1,49 |
1,77 |
2,14 |
3,90 |
||
■: ■ i -■. .• - v . ■' Denemarkert* |
1,30 |
1,30 |
2,60 |
1,10 |
0,40 |
1,50 |
2,40 |
1,70 |
4,10 |
|
Duitsland |
25,89 |
24,66 |
50,55 |
9,41 |
4,21 |
13,62 |
35,30 |
28,87 |
64,17 |
|
Griekenland* ? |
0,44 |
0,73 |
1,17 |
- |
- |
- |
0,44 |
0,73 |
1,17 |
|
Spanje |
3,68 |
4,90 |
8,58 |
1,03 |
1,26 |
2,29 |
4,70 |
6,15 |
10,87 |
|
Frankrljk <. |
4,94 |
3,74 |
8,68 |
3,08 |
0,28 |
3,36 |
8,02 |
4,02 |
12,04 |
|
lerland |
0,34 |
0,79 |
1,13 |
0,15 |
0,35 |
0,50 |
0,49 |
1,14 |
1,63 |
|
Luxemburg/1 |
0,00 |
0,25 |
0,25 |
0,00 |
0,02 |
0,02 |
0,00 |
0,27 |
0,27 |
|
Nederland ; * » *' • wN |
1,10 |
1,83 |
2,93 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
1,10 |
1,83 |
2,93 |
|
Oostenrljk m > £ > f» " |
5,20 |
1,42 |
6,62 |
2,47 |
0,70 |
3,17 |
7,67 |
2,12 |
9,80 |
|
Portugal ' v: * |
1,41 |
0,87 |
2,28 |
0,04 |
0,07 |
0,11 |
1,46 |
0,94 |
2,40 |
|
Finland " . t t |
0,65 |
0,37 |
1,02 |
0,35 |
0,18 |
0,53 |
1,00 |
0,55 |
1,55 |
|
Zweden •' j , .. &■' |
1,00 * 1 |
1,20 |
2,20 |
0,40 |
0,30 |
0,70 ; |
1,40 |
1,50 |
2,90 |
|
Verenigd - |
1,47 |
7,20 |
8,67 |
1,31 |
2,55 |
3,86 |
2,78 |
9,74 |
12,53 |
|
•111b |
J^,09k |
lllll |
$5®* |
ins |
-
*Griekenland heeft slechts cijfers gegeven voor de periode 1993-2000
In tabel 8 en grafiek 3 zijn de gegevens over de door de lidstaten ter uitvoering van de richtlijn geplande investeringen samengebracht. Het totale investeringsbedrag loopt op tot 130 miljard ecu, waarvan 53% voor opvangsystemen en 47% voor waterzuiveringsinstallaties.
De verdeling van de investeringen in investeringen voor opvangsystemen en voor de waterzuivering varieert sterk tussen de verschillende lidstaten. Opvangsystemen slorpen meer dan 50% van de totale investeringen op in Denemarken. Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Portugal en Finland. Zij zijn slechts goed voor 22% van de investeringen in het Verenigd Koninkrijk, terwijl Luxemburg in het geheel geen investeringen in opvangsystemen heeft gepland.
De voomaamste factoren waamaar bij de raming van de benodigde investeringen meet worden gekeken, zijn:
-
-de staat van de systemen voor de opvang en de behandeling van het stedelijk afvalwater v66r de start van de tenuitvoerlegging van de richtlijn;
-
-de op het gebied van de opvangsystemen aan te brengen verbeteringen, teneinde al het te behandelen water naar de waterzuiveringsinstallaties te kunnen leiden, lekken te voorkomen en de verontreiniging van de ontvangende wateren ten gevolge van overlast door regen te beperken;
-
-de op het gebied van de waterzuiveringsinstallaties aan te brengen verbeteringen, teneinde het stedelijk afvalwater te zuiveren tot op het door de richtlijn vereiste niveau, naar gelang van de omvang van de agglomeraties en de kwetsbaarheid van de ontvangende wateren (daarbij ook rekening houdend met overlast door regen);
-
-specifieke omstandigheden met betrekking tot de locatie, overwegingen van urbanisme, het klimaat, enz.;
-
-de kosten van arbeidskrachten en installaties.
In grafiek4 wordt voor elke lidstaat het niveau van de investeringen per inwonerequivalent getoond. Dat varieert tussen 112 ecu per i.e. in Griekenland en 602 ecu per i.e. in Duitsland. De gemiddelde kostprijs voor het geheel van de 14 lidstaten is 307 ecu per i.e.. In de vereenvoudigende hypothese van een uniforme verdeling van deze investeringen over de termijn van 13 tenuitvoerleggingsjaren, belopen de gemiddelde investeringskosten (in constante waarde 1994-1995) 23,6 ecu per jaar en per inwonerequivalent, wat op basis van een gemiddeld jaarlijks waterverbruik van 55 m3 water per huishoudelijke gebruiker neerkomt op een gemiddelde investeringskost, exclusief financierings- en afschrijvingskosten, van ongeveer 0,43 ecu per m3 verbruikt water. 26
Uit grafiek4 blijkt dat een groep van 7 lidstaten: Duitsland, Oostenrijk, Denemarken, BelgiS, Ierland, Zweden, en Finland, aanzieniijk boven die gemiddelde kostprijs zitten, terwijl een groep van 6 lidstaten, namelijk Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Portugal en Griekenland, er ver onder zitten.
Het is belangrijk eraan te herinneren dat voor deze investeringen communautaire steun kan worden verleend uit de middelen van de Structuur-en Cohesiefondsen. Met name wat het Cohesiefonds betreft worden de in de periode 1995-1999 ter uitvoering van de richtlijn geplande of gerealiseerde investeringen in de milieusector als prioritair beschouwd. Naar wordt geraamd zullen in Spanje bijvoorbeeld in de bedoelde periode bijna 30% van de totale geplande investeringen gecofmancierd worden door het cohesiefonds.
Grafiek 3: investeringsprognoses voor de periode 1993 - 2005 (in miijard ecu -
waarde 1994-199527)
-
7.VOLGENDE VERVALDAGEN EN TAKEN VAN DE COMMISSIE
De volgende vervaldagen van de lidstaten wat hun verplichtingen voor de omzetting en tenuitvoerlegging van de richtlijn betreft, zijn in chronologische volgorde:
-
-30 September 1998: uiterste termijn voor de omzetting van Richtlijn 98/15/EG van 27 februari 1998 houdende wijziging van Richtlijn 91/271/EEG;
-
-31 december 1998: uiterste termijn voor de toepassing van de richtlijn op het gebied van de systemen voor de opvang en behandeling van het stedelijk afvalwater van agglomeraties met meer dan 10.000 inwonersequivalenten dat wordt geloosd in de relevante ontvangende wateren van kwetsbare gebieden (artikel 3 en 5);
-
-31 december 1998: uiterste termijn om ervoor te zorgen dat de storting van slib uit waterzuiveringsinstallaties onderworpen is aan algemene voorschriften, registratie of vergunning (artikel 14, lid 2);
-31 december 1998: uiterste termijn voor de stopzetting van het storten van zuiveringsslib in oppervlaktewateren;
-
-30juni 1999: uiterste termijn voor de publicatie van rappoiten over de situatie en toezending daarvan aan de Commissie (artikel 16); vervolgens om de twee jaar;
-
-30 juni 2000: uiterste termijn voor de kennisgeving van eventuele bijgewerkte versies van de tenuitvoerleggingsprogramma's (artikel 17); vervolgens om de twee jaar;
-
-31 december 2000: uiterste termijn voor de toepassing van de richtlijn op het gebied van de systemen voor de opvang en behandeling van het stedelijk afvalwater van agglomeraties met meer dan 15.000 inwonersequivalenten dat niet wordt geloosd in de relevante ontvangende wateren van kwetsbare gebieden (artikel 3,4 en 6);
-
-31 december 2000: uiterste termijn voor de toepassing van de richtlijn wat biologisch afbreekbaar industrieel afvalwater betreft dat afkomstig is van installaties uit de in bijlage 111 genoemde sectoren en dat niet worden opgevangen in de installaties voor de behandeling van stedelijk afvalwater (artikel 13);
-
-31 december 2005: uiterste termijn voor de toepassing van de richtlijn op het gebied van de systemen voor de opvang en behandeling van stedelijk afvalwater van agglomeraties met een kleinere omvang dan hierbovengenoemd (artikel 3,4,6 en 7).
Afgezien van dit tijdschema van toekomstige verplichtingen geldt ook de constante verplichting om toe te zien op de lozingen van waterzuiveringsinstallaties en de afvoer van zuiveringsslib (artikel 15) en de verplichting om zich elke vier jaar opnieuw te buigen over de lijst van de kwetsbare en minder kwetsbare gebieden (artikel 5 en 6).
De Commissie heeft als volgt haar hoofdopdrachten voor de twee komende jaren op het gebied van de follow-up en de tenuitvoerlegging van de richtlijn afgelijnd:
-
-voortgaan met de verificatie van de conformiteit van de omzetting in nationaal recht;
-
-voortgaan met de evaluatie van de aanwij zing door de lidstaten van de kwetsbare en minder kwetsbare gebieden;
-
-verzoeken om informatie over het niveau van de intrusting, het toezicht op de lozingen van waterzuiveringsinstallaties en de afvoer van zuiveringsslib, in samenhang met de hierboven aangehaalde vervaldagen voor de toepassing van de richtlijn en in samenwerking met het Europees milieuagentschap;
-
-verificatie van de conformiteit met de voorschriften van de richtlijn van de projecten waarvoor communautaire steun wordt verleend;
-
-evaluatie van de door de lidstaten toegezonden rapporten over de situatie en de nieuwe versies van de tenuitvoerleggingsprogramma's en publicatie van een tweejaarlijks syntheserapport (het volgende in 2000), in samenwerking met het Europees milieuagentschap;
-
-behandeling van de eventuele verzoeken om afwijking;
-
-inleiden en voigen van inbreukprocedures bij niet-naleving van de richtlijn;
-
-leiden, met ten minste edn vergadering per jaar, van het in artikel 18 bedoelde comity voor de follow-up van de Richtlijn.
-
8.CONCLUSIE
Met uitzondering van Italic hebben alle lidstaten de richtlijn "stedelijk afValwater" omgezet in nationale wetgeving en hebben zij programmes voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn opgezet, evenwel soms met aanzienlijke vertraging. Er zijn inbreukprocedures gestart tegen een aantal lidstaten wegens niet overeenstemming van de omzettingsbepalingen of het tenuitvoerleggingsprogramma of het niet-aanwijzen van kwetsbare gebieden. De Commissie heeft recentelijk nieuwe evaluaties gemaakt om de conformiteit van de omzettingsbepalingen en de aanwijzing van kwetsbare gebieden te verifieren.
Uit de door de 14 lidstaten toegezonden tenuitvoerleggingsprogramma's blijkt dat het doorgaans mogelijk moet zijn de toekomstige uiterste termijnen voor de toepassing van de richtlijn na te komen voor de ongeveer 17 351 betrokken aggiomeraties, die een organische belasting vertegenwoordigen van 424 miljoen inwonersequivalenten, exclusief de Italiaanse aggiomeraties. Tot dusver hebben alleen Belgie, voor de Brusselse agglomeratie, en Italie, voor de agglomeratie van Milaan, gemeld dat het onmogelijk zal zijn de termijnen van de richtlijn te eerbiedigen. De tenuitvoerleggingsprogramma's, die aanzienlijke financiele middelen zullen vergen (130 miljard ecu voor de 14 lidstaten), tonen dat de lidstaten vastbesloten zijn om de situatie op het gebied van de opvang en de behandeling van stedelijk afValwater op significante wijze te verbeteren, met als doel een verbetering van de kwaliteit van het aquatische milieu en een betere bescherming van de volksgezondheid en het milieu.
Op grond van deze gegevens meent de Commissie dat het niet nuttig is een herziening van de richtlijn voor te stellen.
Met ingang van 1999 zal de Commissie nagaan of de in de tenuitvoerleggingsprogramma's vervatte prognoses werkelijkheid zijn geworden, met name op het gebied van het uitrustingsniveau van de aggiomeraties met meer dan 10 000 inwoners-equivalenten die lozen in de ontvangende wateren van kwetsbare gebieden, en de afvoer van zuiveringsslib.
-
9.KAART 1: KWETSBARE EN MINDER KWETSBARE GEBIEDEN
I Gevaelige gebieden en daarop afwsterende gebieden
E3 " Minder gevoelige gebieden Nog nlet aangevwzen gebieden I I Normale gebieden
ISSN 0254-1513
COM(98) 775 def.
NL
Catalogusnummer : CB-CO-98-775-NL-C
Bureau voor officiele publikaties der Europese Gemeenschappen L-2985 Luxemburg
33
PBL 135 van 30.5.1991, biz. 40.
PB L 67 van 7.3.1998, biz. 29.
Zie het rapport van de Commissie over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen - 1998.
Stanner, D., en Bourdeau, P., ed., Europe’s Environment -The Dobris Assessment, AEE, 1995.
Europe's Environment: The Second Assessment - AEE, 1998.
4
PB L 129 van 18.5.1976, biz. 23.
PB L 103 van 25.4.1979, biz. 1.
PB L 206 van 22.7.1992, biz. 7.
Een inwonerequivalent is een eenheid voor de bepaling van de door een persoon gemiddeld op een dag geproduceerde biologisch afbreekbare verontreiniging; deze biologisch afbreekbare organische belasting is bij de richtlijn bepaald op een biochemisch zuurstofverbruik gedurende vijf dagen (BZV5) van 60 g zuurstof per dag.
Secundaire behandeling: behandeling met een proces dat doorgaans een biologische behandeling met secundaire bezinking of een equivalent proces omvat.
Tertiaire behandeling: behandeling, welke de secundaire behandeling aanvult, van stikstof- (nitrificatie - denitrificatie), en/of fosforverbindingen en/of alle andere verontreinigende stoffen die de kwaliteit of het specifieke gebruik van het water kunnen aantasten: microbiologische verontreiniging, kleur, enz.
Primaire behandeling: behandeling van stedelijk afvalwater door middel van een fysisch en/of chemisch proces van bezinking van gesuspendeerde stoffen, of door middel van equivalente processen.
In de tabel is uitsluitend het jaar vermeld; de vervaldag is de laatste dag van dat jaar.
Toereikende behandeling: behandeling van stedelijk afvalwater door middel van een proces en/of afvoersysteem waardoor de ontvangende wateren na de lozing aan de relevante kwaliteitsdoelstellingen ^ en aan de relevante bepalingen van Richtlijn 91/271/EEG en andere communautaire richtlijnen voldoen.
Normaal gebied: niet als kwetsbaar of minder kwetsbaar gebied aangewezen watermassa.
Met het oog op de duidelijkheid zijn de gevallen van de in estuaria gelegen minder kwetsbare gebieden, waar de mogelijkheid om zich te beperken tot primaire behandeling slechts bestaat voor agglomeraties met minder dan 10.000 i.e., niet in de tabel opgenomen.
7
Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie in September 1998 kennisgeving gedaan van 47 nieuwe kwetsbare gebieden in Engeland en Wales.
Op deze kaart zijn de kwetsbare gebieden van Spanje, waarvan de lijst te laat (op 2.7.98) aan de Commissie is toegezonden, noch de bij de herziening in het Verenigd Koninkrijk aangewezen nieuwe kwetsbare gebieden, opgenomen.
Krachtens artikel 13 diende de Commissie deze vergelijkende studie v66r 31.12.1994 te hebben uitgevoerd, maar gezien de vertraging die vele lidstaten hebben opgelopen bij de omzetting van deze richtlijn, heeft ze dit niet v66r 1996 kunnen doen.
Onderzoek naar de tenuitvoerlegging van artikel 13 van Richtlijn 91/271/EEG inzake de behandeling des stedelijk afvalwater. Haskoning - december 1996.
13
Beschikking 93/481/EEG van de Commissie van 28 juli 1993 inzake de voorbeelden voor de presentatie van nationale programma's die in artikel 17 van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad zijn voorgeschreven (PB L 226 van 7.9.1993, biz. 23).
14
De Belgische autoriteiten hebben gemeld dat de bouw van systemen voor de opvang en de behandeling van het stedelijk afValwater van de Brusselse agglomeratie pas voltooid zullen zijn in 2005 terwijl de in de richtlijn aangegeven uiterste termijn 31 december 1998 was.
15
Het referentiejaar van de gegevens in tabel varieert, naar gelang van de lidstaten, van 1992 tot 1995.
17
Zweden heeft geen gegevens verstrekt over de bestemming van het slib.
23
Waarde 1996-1997 voor het Verenigd Koninkrijk.
29 De hoge kostprijs voor Duitsland kan worden verklaard door de omvang van de verbeteringen die moeten worden aangebracht inzake opvangsystemen en zuiveringsinstallaties, met name in de regio's van het voormalige Oost-Duitsland, door het vereiste behandelingsniveau (tertiaire behandeling) in het grootste deel van het land, meer bepaald om de eutrofiering van de Noord- en Oostzee te bekampen, doordat is rekening gehouden met door overvloedige regens veroorzaakte verontreiniging en door de hoge kostprijs van installaties en arbeidskrachten in Duitsland.
26
Waarde 1996-1997 voor het Verenigd Koninkrijk.
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.