Artikel III-434: Voorrechten en immuniteiten
De Unie geniet, onder de voorwaarden van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten die nodig zijn ter vervulling van haar taak.
De Unie geniet, overeenkomstig de bepalingen van het aan dit Verdrag gehechte Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten welke nodig zijn ter vervulling van haar taak. Dit zelfde geldt voor de Europese Centrale Bank en de Europese Investeringsbank.
De Unie geniet, overeenkomstig de bepalingen van het aan dit Verdrag gehechte Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten welke nodig zijn ter vervulling van haar taak. Dit zelfde geldt voor de Europese Centrale Bank en de Europese Investeringsbank.
De Unie geniet, overeenkomstig de bepalingen van het aan dit Verdrag gehechte Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten welke nodig zijn ter vervulling van haar taak. Dit zelfde geldt voor de Europese Centrale Bank en de Europese Investeringsbank.
De Unie geniet, onder de voorwaarden van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten die nodig zijn ter vervulling van haar taak.