Artikel III-267: Gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid
-
1.De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk immigratiebeleid, dat erop gericht is in alle stadia te zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen, een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en een intensievere preventie en bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel.
-
2.Voor de toepassing van lid 1 worden bij Europese wet of kaderwet maatregelen vastgesteld die betrekking hebben op de volgende gebieden:
-
a)de voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, onder andere met het oog op gezinshereniging;
-
b)de omschrijving van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, alsook de voorwaarden ter regeling van het vrije verkeer en het vrije verblijf in andere lidstaten;
-
c)illegale immigratie en illegaal verblijf, met inbegrip van verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen;
-
d)bestrijding van mensenhandel, met name handel in vrouwen en kinderen.
-
-
3.De Unie kan overeenkomsten met derde landen sluiten waarmee de overname door hun land van oorsprong of herkomst wordt beoogd van onderdanen van derde landen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van een van de lidstaten.
-
4.Bij Europese wet of kaderwet kunnen maatregelen worden vastgesteld om het optreden van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen, met uitzondering van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten.
-
5.Dit artikel laat het recht van de lidstaten onverlet, zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar al dan niet in loondienst arbeid te verrichten.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Artikel III-267 biedt de grondslag voor een gemeenschappelijk immigratiebeleid.
Het eerste lid geeft daarvoor de uitgangspunten, waaronder het effectief omgaan met migratiestromen.
Het tweede lid zet voorts de te nemen maatregelen uiteen. Deze komen in belangrijke mate overeen met artikel 63, derde lid, EG-Verdrag i. In dit lid zijn twee nieuwe rechtsbases opgenomen: de verwijdering van illegaal verblijvende personen en de bestrijding van mensenhandel, met name handel in vrouwen en kinderen.
Het derde lid van artikel III-267 voorziet in de mogelijkheid voor de Unie terug- en overnameovereenkomsten met derde landen te sluiten. Deze overeenkomsten voorzien erin dat derde landen zowel hun eigen onderdanen, als onderdanen van andere landen die eerder op hun grondgebied hebben verbleven, moeten overnemen.
Het vierde lid van artikel III-267 bevat de nieuwe rechtsbasis voor samenwerking op het gebied van integratie. Deze aanvullende bevoegdheid is beperkt in werkingssfeer doordat harmonisatie van wetgeving wordt uitgesloten.
In het vijfde lid is bepaald dat dit artikel het recht van lidstaten onverlet laat, zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar al dan niet in loondienst arbeid te verrichten.
Artikel III-267 bepaalt dat de Unie een gemeenschappelijk immigratiebeleid ontwikkelt dat moet zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen, een billijke behandeling van onderdanen van derde landen, de preventie en bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel.
Om bepaalde angsten weg te nemen, doet dit artikel echter geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen tot hun grondgebied worden toegelaten. De bevoegdheid van de Unie om overeenkomsten inzake overname te sluiten, wordt expliciet erkend.
Een nieuwe bepaling (lid 4) stelt dat de Unie maatregelen kan nemen voor de integratie van de onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied verblijven, voor zover het niet gaat om het harmoniseren van nationale wetgevingen.
Alle maatregelen betreffende asiel, immigratie, visa en controle aan de buitengrenzen worden voortaan geregeld door de gewone wetgevende procedure (gekwalificeerde meerderheid in de Raad, medebeslissing van het Europees Parlement). Er geldt slechts één uitzondering, namelijk het goedkeuren van dringende maatregelen in het geval van een plotse toestroom van onderdanen uit derde landen; in dit geval wordt het Europees Parlement alleen geraadpleegd.
Gebruikmakend van een specifieke overbruggingsclausule die voorzien is in het huidig verdrag (artikel 67, lid 2 VEG i), heeft de Europese Raad van 5 november 2004 beslist om gedeeltelijk te anticiperen op de inwerkingtreding van de Grondwet, door uiterlijk vanaf 1 april 2005 de stemming met gekwalificeerde meerderheid en de medebeslissing toe te passen op besluiten inzake grenscontroles, inzake visa en inzake immigratievraagstukken, met uitzondering van deze betreffende legale immigratie.
-
1.De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk immigratiebeleid dat erop gericht is in alle stadia te zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen, een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en intensievere preventie en bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel.
-
2.Het Europees Parlement en Raad nemen daartoe volgens de wetgevingsprocedure wetten en kaderwetten op de volgende gebieden:
-
-voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, onder andere met het oog op gezinshereniging;
-
-omschrijving van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, ook de voorwaarden die het vrije verkeer en het vrije verblijf in de andere lidstaten regelen;
-
-illegale immigratie en illegaal verblijf, met inbegrip van verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen;
-
-bestrijding van de mensenhandel, met name ten aanzien van vrouwen en kinderen.
-
-
3.De Unie kan met derde landen overeenkomsten sluiten die de overname, door hun land van oorsprong of herkomst, van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen beogen.
-
4.Het Europees Parlement en de Raad kunnen volgens de wetgevingsprocedure wetten of kaderwetten aannemen om de activiteiten van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen.
Ontwerp-artikel dat qua inhoud in grote lijnen identiek is aan artikel 63, leden 3 en 4, VEG, maar tevens bepaalt dat stemmen met gekwalificeerde meerderheid en de wetgevingsprocedure (met medebeslissing) worden toegepast. In lid 4 wordt een door de werkgroep aanbevolen rechtsgrondslag toegevoegd (zie p. 5 van het verslag:
"_ en een rechtsgrondslag te creëren op grond waarvan de Unie stimulerings- en ondersteuningsmaatregelen kan nemen om de inspanningen van de lidstaten ter bevordering van de integratie van legaal in de Unie verblijvende derdelanders, kracht bij te zetten.")
Voorts wordt in lid 2, tweede streepje, een lichtjes andere formulering voorgesteld. Zij stemt meer overeen met de in Tampere overeengekomen doelstelling om wettelijke maatregelen te nemen betreffende de juridische status van legaal verblijvende onderdanen van derde landen, zowel in de staat van verblijf als in de andere lidstaten (zie over dit punt eveneens het slotverslag van de werkgroep, blz. 5). Tot slot worden uitdrukkelijk de strijd tegen de mensenhandel en de overnameovereenkomsten vermeld om te het belang van deze (reeds door het huidige verdrag bestreken) aspecten in het huidige EU-beleid te onderstrepen.
Omdat dit gebied is gekwalificeerd als zijnde een gebied van gedeelde bevoegdheid (zie artikel 12 i van de ontwerp-tekst voor het 1e deel die door het praesidium is voorgesteld), mogen de lidstaten op dit gebied nationale bepalingen handhaven of vaststellen voor zover deze met het recht van de Unie verenigbaar zijn . Dit beginsel (dat momenteel in fine van artikel 63 VEG staat) hoeft hier niet nog eens te worden herhaald.
-
1.De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk immigratiebeleid dat erop gericht is in alle stadia te zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen, een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en een intensievere preventie en bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel.
-
2.Daartoe worden bij Europese wet of kaderwet maatregelen vastgesteld die betrekking hebben op de volgende gebieden:
-
a)de voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, onder andere met het oog op gezins hereniging;
-
b)de omschrijving van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lid staat verblijven, ook de voorwaarden die het vrije verkeer en het vrije verblijf in de andere lidstaten regelen;
-
c)illegale immigratie en illegaal verblijf, met inbegrip van verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen.
-
-
3.De Unie kan met derde landen overeenkomsten sluiten die de overname, door hun land van oorsprong of herkomst, van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen beogen.
-
4.Bij Europese wet of kaderwet kunnen maatregelen vastgesteld worden om de activiteiten van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen, met uitsluiting van iedere vorm van harmonisering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten.
-
1.De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk immigratiebeleid, dat erop gericht is in alle stadia te zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen, een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en een intensievere preventie en bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel.
-
2.Te dien einde worden bij Europese wet of kaderwet maatregelen vastgesteld die betrekking hebben op de volgende gebieden:
-
a)de voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, onder andere met het oog op gezinshereniging;
-
b)de omschrijving van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, alsook de voorwaarden ter regeling van het vrije verkeer en het vrije verblijf in andere lidstaten,
-
c)illegale immigratie en illegaal verblijf, met inbegrip van verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen;
-
d)bestrijding van mensenhandel, met name handel in vrouwen en kinderen.
-
-
3.De Unie kan overeenkomstig artikel III-227 i overeenkomsten met derde landen sluiten die de overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen door hun land van oorsprong of herkomst beogen.
-
4.Bij Europese wet of kaderwet kunnen maatregelen worden vastgesteld om het optreden van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen, met uitzondering van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten.
-
5.Dit artikel laat het recht van de lidstaten onverlet, zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar al dan niet in loondienst arbeid te verrichten.
-
1.De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk immigratiebeleid, dat erop gericht is in alle stadia te zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen, een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en een intensievere preventie en bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel.
-
2.Te dien einde worden bij Europese wet of kaderwet maatregelen vastgesteld die betrekking hebben op de volgende gebieden:
-
a)de voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, onder andere met het oog op gezinshereniging;
-
b)de omschrijving van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, alsook de voorwaarden ter regeling van het vrije verkeer en het vrije verblijf in andere lidstaten,
-
c)illegale immigratie en illegaal verblijf, met inbegrip van verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen;
-
d)bestrijding van mensenhandel, met name handel in vrouwen en kinderen.
-
-
3.De Unie kan overeenkomsten met derde landen sluiten waarmee de overname door hun land van oorsprong of herkomst wordt beoogd van onderdanen van derde landen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van een van de lidstaten.
-
4.Bij Europese wet of kaderwet kunnen maatregelen worden vastgesteld om het optreden van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen, met uitzondering van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten.
-
5.Dit artikel laat het recht van de lidstaten onverlet, zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar al dan niet in loondienst arbeid te verrichten.
Verklaring voor de slotakte ad artikel III-21 en III-168 (Sociale zekerheid voor asielzoekers)
De Conferentie is van oordeel dat ingeval een op artikel III-168, lid 2, gebaseerd ontwerp van Europese wet of kaderwet afbreuk zou doen aan fundamentele aspecten van het socialezekerheidsstelsel van een lidstaat, daaronder begrepen de werkingssfeer, de kosten en de financiële structuur ervan, dan wel gevolgen zou hebben voor het financiële evenwicht van dat stelsel zoals bedoeld in artikel III-21 i, lid 2, er naar behoren rekening zal worden gehouden met de belangen van die lidstaat. [*]
Noot [*] bij de Verklaring:
De verklaring is geïntroduceerd in document CIG 81/04, ter voorbereiding op de afsluitende Europese Raad van 17-18 juni 2004.
-
1.De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk immigratiebeleid, dat erop gericht is in alle stadia te zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen, een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en een intensievere preventie en bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel.
-
2.Voor de toepassing van lid 1 worden bij Europese wet of kaderwet maatregelen vastgesteld die betrekking hebben op de volgende gebieden:
-
a)de voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, onder andere met het oog op gezinshereniging;
-
b)de omschrijving van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, alsook de voorwaarden ter regeling van het vrije verkeer en het vrije verblijf in andere lidstaten;
-
c)illegale immigratie en illegaal verblijf, met inbegrip van verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen;
-
d)bestrijding van mensenhandel, met name handel in vrouwen en kinderen.
-
-
3.De Unie kan overeenkomsten met derde landen sluiten waarmee de overname door hun land van oorsprong of herkomst wordt beoogd van onderdanen van derde landen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van een van de lidstaten.
-
4.Bij Europese wet of kaderwet kunnen maatregelen worden vastgesteld om het optreden van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen, met uitzondering van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten.
-
5.Dit artikel laat het recht van de lidstaten onverlet, zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar al dan niet in loondienst arbeid te verrichten.