Afdeling 3 - Economische, sociale en territoriale samenhang
Inhoudsopgave van deze pagina:
- III-220: Versterking economische, sociale en territoriale samenhang
- III-221: Algemene bepalingen inzake het beleid voor economische, sociale en territoriale samenhang
- III-222: Europees Fonds voor regionale ontwikkeling
- III-223: Structuurfondsen, cohesiefonds
- III-224: Europees Fonds voor regionale ontwikkeling
- Toelichting Nederlandse regering
III-220: Versterking economische, sociale en territoriale samenhang
Teneinde de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel te bevorderen, ontwikkelt en vervolgt de Unie haar optreden ter versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang.
De Unie stelt zich in het bijzonder ten doel, de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's te verkleinen.
Wat betreft die regio's wordt bijzondere aandacht besteed aan de plattelandsgebieden, de regio's die een industriële overgang doormaken, en de regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden.
III-221: Algemene bepalingen inzake het beleid voor economische, sociale en territoriale samenhang
De lidstaten voeren en coördineren hun economisch beleid mede met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen van artikel III-220. Bij de vaststelling en de uitvoering van het beleid en van de maatregelen van de Unie en bij de totstandbrenging van de interne markt wordt rekening gehouden met en bijgedragen tot verwezenlijking van deze doelstellingen. De Unie ondersteunt deze verwezenlijking tevens door haar optreden via de structuurfondsen (Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw, afdeling Oriëntatie, Europees Sociaal Fonds, Europees Fonds voor regionale ontwikkeling), de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten.
De Commissie brengt om de drie jaar aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan het Comité van de Regio's en aan het Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de economische, sociale en territoriale samenhang, alsmede over de wijze waarop de diverse in dit artikel bedoelde middelen daartoe hebben bijgedragen. Dit verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van passende voorstellen.
Bij Europese wet of kaderwet kunnen specifieke maatregelen buiten de fondsen om worden vastgesteld, onverminderd de maatregelen die in het kader van ander beleid van de Unie worden vastgesteld. De Europese wet of kaderwet wordt na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité vastgesteld.
III-222: Europees Fonds voor regionale ontwikkeling
Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling is bedoeld om een bijdrage te leveren aan het ongedaan maken van de belangrijkste regionale onevenwichtigheden in de Unie, door deel te nemen aan de ontwikkeling en de structurele aanpassing van regio's met een ontwikkelingsachterstand en aan de omschakeling van industriegebieden met teruglopende economische activiteit.
III-223: Structuurfondsen, cohesiefonds
-
1.Onverminderd artikel III-224, worden bij Europese wet de taken, de prioritaire doelstellingen en de organisatie van de structuurfondsen vastgesteld - hetgeen ook samenvoeging van de fondsen kan omvatten - en de algemene regels die voor deze fondsen gelden, alsmede de bepalingen die nodig zijn voor de doeltreffende werking van de fondsen en de coördinatie tussen de fondsen onderling en met de andere bestaande financieringsinstrumenten.
Een bij Europese wet opgericht cohesiefonds levert een financiële bijdrage aan de uitvoering van projecten op het gebied van milieu en trans-Europese netwerken in de sfeer van de vervoersinfrastructuur.
De Europese wetten worden in alle gevallen na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité vastgesteld.
-
2.De eerste bepalingen betreffende de structuurfondsen en het cohesiefonds die worden vastgesteld ingevolge de bepalingen die van kracht zijn op de datum van ondertekening van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, worden vastgesteld bij Europese wet van de Raad. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement.
III-224: Europees Fonds voor regionale ontwikkeling
De toepassingsmaatregelen met betrekking tot het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling worden bij Europese wet vastgesteld. De wet wordt na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité vastgesteld.
Ten aanzien van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw, afdeling Oriëntatie, en het Europees Sociaal Fonds zijn onderscheidenlijk artikel III-231 en artikel III-219, lid 3, van toepassing.
Toelichting Nederlandse regering
Artikel III-220 ziet op de economische, sociale en territoriale samenhang binnen de Unie en is gebaseerd op artikel 158 van het EG-Verdrag. Het bereik van het artikel is echter verbreed. Aan de sociale en economische samenhang als grondslag voor de harmonieuze ontwikkeling van de Unie in haar geheel, is de territoriale samenhang toegevoegd.
Voorts worden in het kader van bovenstaande doelstelling de in het bijzonder te ondersteunen regio's preciezer gedefinieerd dan in artikel 158 van het EG-Verdrag. Zo worden regio's die een industriële overgang doormaken, regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden in het Grondwettelijk Verdrag opgenomen. Een aan de Slotakte gehechte Verklaring betreffende artikel III-220 (Verklaring 19) expliciteert dat de verwijzing naar insulaire regio's ook betrekking kan hebben op gehele insulaire staten, mits deze aan de vereiste criteria voldoen.
De regering heeft zich tijdens de Conventie i en de IGC i geen voorstander getoond van deze wijzigingen in het artikel.
In de eerste plaats was de regering er niet van overtuigd dat er om redenen van subsidiariteit op het gebied van de territoriale cohesie een gedeelde bevoegdheid voor de Unie en de lidstaten is weggelegd.
Daarnaast vreesde de regering dat de uitgebreide en gedetailleerde beschrijving van de met middelen van de Unie te ondersteunen regio's en gebieden (artikel III-221) zal leiden tot een verbreding en een intensivering van het structuur- en cohesiebeleid van de Unie onder het EG-Verdrag en het EU-Verdrag.
Het gedetailleerd vastleggen van te begunstigen regio's en gebieden had beter plaats kunnen vinden in de uitvoeringsbepalingen voor het cohesiebeleid. Daarmee zou flexibeler ingespeeld kunnen worden op (wijzigingen in) specifieke situaties. Vastlegging in het Grondwettelijk Verdrag kan een stollende werking hebben en pogingen om het structuur- en cohesiebeleid te moderniseren in de weg staan. Wel heeft Nederland gepleit voor een ondersteunende bevoegdheid voor ruimtelijke ontwikkeling.