Artikel III-251: Reglement leden Commissie
De leden van de Commissie onthouden zich van iedere handeling die onverenigbaar is met het karakter van hun ambt. De lidstaten eerbiedigen hun onafhankelijkheid en trachten niet hen te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taak.
De leden van de Commissie mogen gedurende hun ambtstermijn geen andere, al dan niet bezoldigde, beroepswerkzaamheden verrichten. Bij hun ambtsaanvaarding verbinden zij zich plechtig ertoe, gedurende hun ambtstermijn en na afloop daarvan de uit hun taak voortvloeiende verplichtingen na te komen, en in het bijzonder eerlijkheid en kiesheid te betrachten bij het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van hun ambtstermijn. Indien deze verplichtingen niet worden nagekomen, kan de Raad, met gewone meerderheid van stemmen, of de Commissie zich wenden tot het Hof van Justitie, dat, naargelang van het geval, ontslag ambtshalve volgens artikel III-253 i of verval van het recht op pensioen of van andere als zodanig geldende voordelen kan uitspreken.
De leden van de Commissie onthouden zich van iedere handeling welke onverenigbaar is met het karakter van hun ambt. Iedere lidstaat verbindt zich, dit karakter te eerbiedigen en niet te trachten de leden van de Commissie te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taak.
De leden van de Commissie mogen gedurende hun ambtsperiode geen andere beroepswerkzaamheden, al dan niet tegen beloning, verrichten. Bij hun ambtsaanvaarding verbinden zij zich plechtig om gedurende hun ambtsperiode en na afloop daarvan de uit hun taak voortvloeiende verplichtingen na te komen, in het bijzonder eerlijkheid en kiesheid te betrachten in het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van die ambtsperiode. Ingeval deze verplichtingen niet worden nagekomen, kan de Raad, die hiertoe met gewone meerderheid besluit, of de Commissie zich wenden tot het Hof van Justitie, dat, naar gelang van het geval, ontslag ambtshalve volgens artikel 216 i of verval van het recht op pensioen of van andere, daarvoor in de plaats tredende voordelen kan uitspreken.
De Europese commissarissen en de commissarissen onthouden zich van iedere handeling welke onverenigbaar is met het karakter van hun ambt. Iedere lidstaat verbindt zich ertoe, dit beginsel te eerbiedigen en niet te trachten de Europese commissarissen en de commissarissen te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taak.
De Europese commissarissen en de commissarissen mogen gedurende hun ambtstermijn geen andere beroepswerkzaamheden, al dan niet tegen beloning, verrichten. Bij hun ambtsaanvaarding verbinden zij zich plechtig ertoe, gedurende hun ambtstermijn en na afloop daarvan de uit hun taak voortvloeiende verplichtingen na te komen, en in het bijzonder eerlijkheid en kiesheid te betrachten in het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van hun ambtstermijn. Indien deze verplichtingen niet worden nagekomen, kan de Raad van Ministers, bij gewone meerderheid van stemmen, of de Commissie zich wenden tot het Hof van Justitie, dat, naargelang van het geval, ontslag ambtshalve volgens artikel III-253 i of verval van het recht op pensioen of van andere, daarvoor in de plaats tredende voordelen kan uitspreken.
De leden van de Commissie onthouden zich van iedere handeling die onverenigbaar is met het karakter van hun ambt. De lidstaten eerbiedigen hun onafhankelijkheid en trachten niet hen te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taak.
De leden van de Commissie mogen gedurende hun ambtstermijn geen andere, al dan niet bezoldigde, beroepswerkzaamheden verrichten. Bij hun ambtsaanvaarding verbinden zij zich plechtig ertoe, gedurende hun ambtstermijn en na afloop daarvan de uit hun taak voortvloeiende verplichtingen na te komen, en in het bijzonder eerlijkheid en kiesheid te betrachten bij het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van hun ambtstermijn. Indien deze verplichtingen niet worden nagekomen, kan de Raad, met gewone meerderheid van stemmen, of de Commissie zich wenden tot het Hof van Justitie, dat, naargelang van het geval, ontslag ambtshalve volgens artikel III-253 i of verval van het recht op pensioen of van andere als zodanig geldende voordelen kan uitspreken.
De leden van de Commissie onthouden zich van iedere handeling die onverenigbaar is met hun ambt. De lidstaten eerbiedigen hun onafhankelijkheid en trachten niet hen te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taak.
De leden van de Commissie mogen gedurende hun ambtstermijn geen andere, al dan niet bezoldigde, beroepswerkzaamheden verrichten. Bij hun ambtsaanvaarding verbinden zij zich plechtig ertoe, gedurende hun ambtstermijn en na afloop daarvan de uit hun taak voortvloeiende verplichtingen na te komen, en in het bijzonder eerlijkheid en kiesheid te betrachten bij het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van hun ambtstermijn.
Indien deze verplichtingen niet worden nagekomen, kan de Raad, met gewone meerderheid van stemmen, of de Commissie zich wenden tot het Hof van Justitie, dat, naargelang van het geval, ontslag ambtshalve overeenkomstig de in artikel III-349 i bepaalde voorwaarden of verval van het recht op pensioen of van andere als zodanig geldende voordelen kan uitspreken.