Artikel III-87: Beoordeling lidstaten die toe willen treden tot de Euro

III-86
Artikel III-87
III-88
  • 1. 
    Ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat die valt onder een derogatie brengen de Commissie en de Europese Centrale Bank verslag uit aan de Raad over de vooruitgang die door de lidstaten die vallen onder een derogatie, is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de economische en monetaire unie. Deze verslagen bevatten met name een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van elk van deze lidstaten, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, met [ex artikelen 108 en 109] van de Grondwet en met de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken. In deze verslagen wordt ook nagegaan of een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de mate waarin elk van deze lidstaten aan de volgende criteria voldoet:
    • a) 
      een hoge mate van prijsstabiliteit, die blijkt uit een inflatiepercentage dat dicht ligt bij dat van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van de prijsstabiliteit het best presteren;
    • b) 
      het houdbare karakter van de situatie van de overheidsfinanciën; dit blijkt uit een begrotingssituatie van de overheid zonder een buitensporig tekort als bedoeld in [ex artikel 104, lid 6];
    • c) 
      de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme, gedurende ten minste twee jaar, zonder devaluatie van de munt ten opzichte van de euro;
    • d) 
      de duurzaamheid van de convergentie die is bereikt door de lidstaat die onder een derogatie valt, en van zijn deelneming aan het wisselkoersmechanisme, hetgeen tot uitdrukking komt in de niveaus van de rentevoeten voor de lange termijn.

    De vier in dit lid ge noemde criteria en de perioden tijdens welke daaraan moet worden voldaan, worden gepreciseerd in het protocol betreffende de convergentiecriteria van de Europese Centrale Bank. In de verslagen van de Commissie en van de Europese Centrale Bank wordt ook rekening gehouden met de resultaten van de integratie van de markten, de situatie en de ontwikkeling van de lopende rekeningen van de betalingsbalansen, en een onderzoek naar de ontwikkeling van de loonkosten per eenheid product en andere prijsindicatoren.

  • 2. 
    Na raadpleging van het Europees Parlement en na bespreking in de Raad in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders, besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, welke lidstaten die vallen onder een derogatie aan de noodzakelijke voorwaarden voldoen volgens de criteria van [ex artikel 121, lid 1], en trekt hij de derogaties van de betrokken lidstaten in.
  • 3. 
    Indien volgens de procedure van lid 2 wordt besloten een derogatie te beëindigen, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen van de leden van de Raad die de lidstaten zonder derogatie en de betrokken lidstaat vertegenwoordigen, onherroepelijk de koers vast waartegen de munteenheid van de betrokken lidstaat wordt vervangen door de euro, en neemt hij de overige maatregelen die nodig zijn voor de invoering van de euro als enige munteenheid in die lidstaat. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.

1.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    Ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat die valt onder een derogatie brengen de Commissie en de Europese Centrale Bank verslag uit aan de Raad over de vooruitgang die door de lidstaten die vallen onder een derogatie, is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de economische en monetaire unie. Deze verslagen bevatten met name een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van elk van deze lidstaten, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, met [ex artikelen 108 en 109] van de Grondwet en met de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken. In deze verslagen wordt ook nagegaan of een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de mate waarin elk van deze lidstaten aan de volgende criteria voldoet:
    • a) 
      een hoge mate van prijsstabiliteit, die blijkt uit een inflatiepercentage dat dicht ligt bij dat van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van de prijsstabiliteit het best presteren;
    • b) 
      het houdbare karakter van de situatie van de overheidsfinanciën; dit blijkt uit een begrotingssituatie van de overheid zonder een buitensporig tekort als bedoeld in [ex artikel 104, lid 6];
    • c) 
      de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme, gedurende ten minste twee jaar, zonder devaluatie van de munt ten opzichte van de euro;
    • d) 
      de duurzaamheid van de convergentie die is bereikt door de lidstaat die onder een derogatie valt, en van zijn deelneming aan het wisselkoersmechanisme, hetgeen tot uitdrukking komt in de niveaus van de rentevoeten voor de lange termijn.

    De vier in dit lid ge noemde criteria en de perioden tijdens welke daaraan moet worden voldaan, worden gepreciseerd in het protocol betreffende de convergentiecriteria van de Europese Centrale Bank. In de verslagen van de Commissie en van de Europese Centrale Bank wordt ook rekening gehouden met de resultaten van de integratie van de markten, de situatie en de ontwikkeling van de lopende rekeningen van de betalingsbalansen, en een onderzoek naar de ontwikkeling van de loonkosten per eenheid product en andere prijsindicatoren.

  • 2. 
    Na raadpleging van het Europees Parlement en na bespreking in de Raad in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders, besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, welke lidstaten die vallen onder een derogatie aan de noodzakelijke voorwaarden voldoen volgens de criteria van [ex artikel 121, lid 1], en trekt hij de derogaties van de betrokken lidstaten in.
  • 3. 
    Indien volgens de procedure van lid 2 wordt besloten een derogatie te beëindigen, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen van de leden van de Raad die de lidstaten zonder derogatie en de betrokken lidstaat vertegenwoordigen, onherroepelijk de koers vast waartegen de munteenheid van de betrokken lidstaat wordt vervangen door de euro, en neemt hij de overige maatregelen die nodig zijn voor de invoering van de euro als enige munteenheid in die lidstaat. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
2003
  • 1. 
    Ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat die valt onder een derogatie, brengen de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank verslag uit aan de Raad van Ministers over de vooruitgang die door de onder een derogatie vallende lidstaten is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de economische en monetaire unie. Deze verslagen bevatten met name een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van ieder van deze lidstaten, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, met de artikelen III-80 i en III-81 i en met de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank. In deze verslagen wordt ook nagegaan of een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de mate waarin elk van deze lidstaten aan de volgende criteria voldoet:
    • a) 
      een hoge mate van prijsstabiliteit, die blijkt uit een inflatiepercentage dat dicht ligt bij dat van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van de prijsstabiliteit het best presteren;
    • b) 
      het houdbare karakter van de situatie van de overheidsfinanciën; dit blijkt uit een begrotingssituatie van de overheid zonder een buitensporig tekort als bedoeld in artikel III-76 i, lid 6;
    • c) 
      de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme, gedurende ten minste twee jaar, zonder devaluatie van de munt ten opzichte van de euro;
    • d) 
      de duurzaamheid van de convergentie die is bereikt door de lidstaat die onder een derogatie valt, en van zijn deelneming aan het wisselkoersmechanisme, hetgeen tot uitdrukking komt in de niveaus van de rentevoeten voor de lange termijn.

    De vier in dit lid genoemde criteria en de perioden tijdens welke daaraan moet worden voldaan, worden nader bepaald in het protocol betreffende de convergentiecriteria van de Europese Centrale Bank. In de verslagen van de Europese Commissie en van de Europese Centrale Bank wordt ook rekening gehouden met de resultaten van de integratie van de markten, de situatie en de ontwikkeling van de lopende rekeningen van de betalingsbalansen, en een onderzoek naar de ontwikkeling van de loonkosten per eenheid product en andere prijsindicatoren.

  • 2. 
    Na raadpleging van het Europees Parlement en na bespreking in de Europese Raad, stelt de Raad van Ministers op voorstel van de Europese Commissie bij Europees besluit vast, welke onder een derogatie vallende lidstaten aan de noodzakelijke voorwaarden volgens de criteria van lid 1 voldoen, en trekt hij de derogaties van de betrokken lidstaten in.
  • 3. 
    Indien volgens de procedure van lid 2 wordt besloten een derogatie te beëindigen, stelt de Raad van Ministers op voorstel van de Europese Commissie met eenparigheid van stemmen van de leden die de lidstaten zonder derogatie en de betrokken lidstaat vertegenwoordigen, bij Europese verordening of Europees besluit onherroepelijk de koers vast waartegen de munteenheid van de betrokken lidstaat wordt vervangen door de euro, en neemt hij de overige maatregelen die nodig zijn voor de invoering van de euro als enige munteenheid in die lidstaat. De Raad van Ministers besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
2003
  • 1. 
    Ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat die valt onder een derogatie, brengen de Commissie en de Europese Centrale Bank verslag uit aan de Raad over de vooruitgang die door de onder een derogatie vallende lidstaten is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de economische en monetaire unie. Deze verslagen bevatten met name een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van ieder van deze lidstaten, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, met de artikelen III-80 i en III-81 i en met de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank. In deze verslagen wordt ook nagegaan of een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de mate waarin elk van deze lidstaten aan de volgende criteria voldoet:
    • a) 
      een hoge mate van prijsstabiliteit, die blijkt uit een inflatiepercentage dat dicht ligt bij dat van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van de prijsstabiliteit het best presteren;
    • b) 
      het houdbare karakter van de situatie van de overheidsfinanciën; dit blijkt uit een begrotingssituatie van de overheid zonder een buitensporig tekort als bedoeld in artikel III-76 i, lid 6;
  • c) 
    de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme van het Europees monetair stelsel gedurende ten minste twee jaar, zonder devaluatie van de munt ten opzichte van de euro; [**]
  • d) 
    de duurzaamheid van de convergentie die is bereikt door de lidstaat die onder een derogatie valt, en van zijn deelneming aan het wisselkoersmechanisme, hetgeen tot uitdrukking komt in de niveaus van de rentevoeten voor de lange termijn.

De vier in dit lid genoemde criteria en de perioden tijdens welke daaraan moet worden voldaan, worden nader bepaald in het protocol betreffende de convergentiecriteria van de Europese Centrale Bank. In de verslagen van de Commissie en van de Europese Centrale Bank wordt ook rekening gehouden met de resultaten van de integratie van de markten, de situatie en de ontwikkeling van de lopende rekeningen van de betalingsbalansen, en een onderzoek naar de ontwikkeling van de loonkosten per eenheid product en andere prijsindicatoren.

  • 2. 
    Na raadpleging van het Europees Parlement en na bespreking in de Europese Raad, stelt de Raad van Ministers op voorstel van de Commissie bij Europees besluit vast, welke onder een derogatie vallende lidstaten aan de noodzakelijke voorwaarden volgens de criteria van lid 1 voldoen, en trekt hij de derogaties van de betrokken lidstaten in.

De Raad besluit na een aanbeveling te hebben ontvangen van een gekwalificeerde meerderheid van diegenen onder zijn leden die de lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben;[*] deze leden handelen binnen zes maanden nadat de Raad het Commissievoorstel heeft ontvangen.[**]

De in de tweede alinea bedoelde gekwalificeerde meerderheid wordt gevormd door ten minste 55% van de leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten uitmaakt. Een blokkerende minderheid dient ten minste te bestaan uit het minimumaantal van die leden van de Raad die meer dan 35% van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen.[*]

  • 3. 
    Indien volgens de procedure van lid 2 wordt besloten een derogatie te beëindigen, stelt de Raad op voorstel van de Commissie, bij Europese verordening of Europees besluit onherroepelijk de koers vast waartegen de munteenheid van de betrokken lidstaat wordt vervangen door de euro, en neemt hij de overige maatregelen die nodig zijn voor de invoering van de euro als enige munteenheid in die lidstaat. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen van de leden die de lidstaten vertegenwoordigen die de euro als munt hebben, en van de betrokken lidstaat, na raadpleging van de Europese Centrale Bank.

 

 

Voetnoot [*] bij lid 2

Het secretariaat van de IGC heeft aanpassingen aangebracht (document CIG 86/04) in artikelen waar sprake is van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, in de gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben, en nam hierbij de gecursiveerde tekst op blz. 7 van doc. CIG 85/04 al leidraad. Deze tekst luidde:

Gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben:

In gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben (bv. nauwere samenwerking of eurozone), zullen de bepalingen van de grondwet die specifiek de gekwalificeerde meerderheid in dergelijke gevallen definiëren, worden aangepast. Die aanpassing zal bestaan in het invoegen in deze bepalingen van de in artikel I-24 i , leden 1 en 2, genoemde percentages, zodat ze slechts van toepassing zijn op leden van de Raad die stemrecht hebben en op de bevolking van de lidstaten die zij vertegenwoordigen. Wat de aanpassing van het cijfer in de tweede alinea van lid 1 betreft, zal het aantal leden van de Raad het minimumaantal zijn dat op grond van het bevolkingscriterium een blokkerende minderheid kan vormen, plus één.

De twee laatste alinea's hebben één laatste alinea vervangen, waarvan de tekst (document CIG 50/03) luidde:

De Raad handelt na ontvangst van een aanbeveling van een meerderheid van diegenen onder zijn leden die de lidstaten die de euro als munt hebben vertegenwoordigen, en welke meerderheid ten minste drievijfde van de bevolking van die lidstaten uitmaakt [*]; voornoemde leden handelen binnen zes maanden nadat de Raad het Commissievoorstel heeft ontvangen. [**]

Noot bij lid 2 (= bij de cursieve alinea hierboven, document CIG 50/03, exclusief het vetgedrukte gedeelte, zie [**] hieronder):

De formulering van deze zin zal worden aangepast aan de definitieve tekst van artikel I-24 i over de definitie van gekwalificeerde meerderheid.

Noot PDC [**] bij lid 1 sub c en lid 2

De wijziging van lid 1 sub c dateert van het ministerieel conclaaf van 28 november 2003 (document CIG 60/03 ADD 1)

De passage "voornoemde leden handelen binnen zes maanden nadat de Raad het Commissievoorstel heeft ontvangen." bij lid 2 is toegevoegd na afloop van de afsluitende Europese Raad van 17-18 juni 2004 (document CIG 85/04).

 

 

2004
  • 1. 
    Ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat die valt onder een derogatie, brengen de Commissie en de Europese Centrale Bank verslag uit aan de Raad over de vooruitgang die door de onder een derogatie vallende lidstaten is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de economische en monetaire unie. Deze verslagen bevatten met name een onderzoek naar de verenigbaarheid van de nationale wetgeving van ieder van deze lidstaten, met inbegrip van het statuut van zijn nationale centrale bank, met de artikelen III-188 i en III-189 i en met het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank. In deze verslagen wordt ook nagegaan of een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de mate waarin elk van deze lidstaten aan de volgende criteria voldoet:
    • a) 
      een hoge mate van prijsstabiliteit, die blijkt uit een inflatiepercentage dat dicht ligt bij dat van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van de prijsstabiliteit het best presteren;
    • b) 
      het houdbare karakter van de situatie van de overheidsfinanciën; dit blijkt uit een begrotingssituatie van de overheid zonder een buitensporig tekort als bedoeld in artikel III-184, lid 6 i;
    • c) 
      de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair Stelsel, gedurende ten minste twee jaar, zonder devaluatie van de munt ten opzichte van de euro;
    • d) 
      de duurzaamheid van de convergentie die is bereikt door de lidstaat die onder een derogatie valt, en van zijn deelneming aan het wisselkoersmechanisme, hetgeen tot uitdrukking komt in de niveaus van de rentevoeten voor de lange termijn.

    De vier in dit lid genoemde criteria en de perioden tijdens welke daaraan moet worden voldaan, worden nader bepaald in het protocol betreffende de convergentiecriteria van de Europese Centrale Bank. In de verslagen van de Commissie en van de Europese Centrale Bank wordt ook rekening gehouden met de resultaten van de integratie van de markten, de situatie en de ontwikkeling van de lopende rekeningen van de betalingsbalansen, en een onderzoek naar de ontwikkeling van de loonkosten per eenheid product en andere prijsindicatoren.

  • 2. 
    Na raadpleging van het Europees Parlement en na bespreking in de Europese Raad, stelt de Raad op voorstel van de Commissie bij Europees besluit vast, welke onder een derogatie vallende lidstaten aan de noodzakelijke voorwaarden volgens de in lid 1 genoemde criteria voldoen, en trekt hij de derogaties van de betrokken lidstaten in.

    De Raad besluit na een aanbeveling te hebben ontvangen van een gekwalificeerde meerderheid van diegenen onder zijn leden die de lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben. Deze leden handelen binnen zes maanden nadat de Raad het Commissievoorstel heeft ontvangen.

    Onder de in de tweede alinea bedoelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt verstaan ten minste 55% van de leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van de deelnemende lidstaten. Een blokkerende minderheid moet ten minste uit het minimumaantal van die leden van de Raad bestaan die meer dan 35% van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen.

  • 3. 
    Indien volgens de procedure van lid 2 wordt besloten een derogatie te beëindigen, stelt de Raad op voorstel van de Commissie bij Europese verordening of Europees besluit onherroepelijk de koers vast waartegen de munteenheid van de betrokken lidstaat wordt vervangen door de euro, en neemt hij de overige maatregelen die nodig zijn voor de invoering van de euro als enige munteenheid in die lidstaat. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen van de leden die de lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben, en van de betrokken lidstaat, na raadpleging van de Europese Centrale Bank.