Achtergrond: 'Baantjescarrousel' in de Tweede Kamer
DEN HAAG (PDC i) - Iedere periode vinden er enige wisselingen in de Tweede Kamer plaats, maar bij de driekoppige fractie van FVD is het sinds december 2023 echt een komen en gaan. Daar worden door sommigen vragen bij gesteld. Kan dat zomaar?
Twee maanden na de verkiezingen maakte in de FVD-fractie Freek Jansen i vrijwillig plaats voor Pepijn van Houwelingen i. Die wordt op zijn beurt, omdat hij vader werd, sinds november vorig jaar tijdelijk vervangen door Ralf Dekker i. Vandaag kwam Lidewij de Vos i in plaats van Thierry Baudet i, die eveneens vanwege 'vaderschapsverlof' tijdelijk vertrok.
Tijdelijke vervanging, anders dan op grond van de vervangingsregeling in de Kieswet, is uitzonderlijk. De Grondwet (en Kieswet) biedt leden de mogelijkheid zich in geval van ziekte of zwangerschap voor 16 weken te laten vervangen (en verlenging is mogelijk). Die regeling bestaat sinds 2006.
Voordien moest een Kamerlid bij zwangerschap erin berusten dat de zetel enige tijd feitelijk onbezet bleef. Voor grotere fracties was dat niet zo'n bezwaar, maar in 1988 leverde dat voor de eenvrouwsfractie van de PSP een probleem op.
Andrée van Es i wilde zich door de nummer 4 van de lijst (Wilbert Willems i) laten vervangen. De partij vond dat de nummer 2 (Titia Bos) tijdelijk lid moest worden, maar zij weigerde toe te zeggen later weer plaats te maken voor Van Es. De zetel bleef toen enige tijd onbezet.
Kamerleden konden zich tot 2006 alleen na onderling overleg tijdelijk laten vervangen. Dat was bijvoorbeeld het geval toen de demissionaire PvdA-ministers van het kabinet-Den Uyl i die tevens Kamerlid waren in 1977 na drie maanden ervoor kozen minister te blijven (de keuze was toen wettelijk verplicht). De vervangers beloofden hun zetels weer op te geven als de PvdA niet in het nieuwe kabinet kwam. En aldus geschiedde.
Toen in 1965 de VVD geen deel meer uitmaakte van een nieuw kabinet, maakten eerder al twee Kamerleden plaats voor de (inmiddels oud-)ministers Toxopeus i en Witteveen i. Overigens gebeurde dat vóór 1940 ook al bij CHU (Schokking i in 1926) en ARP (De Wilde i in 1939).
Voor zieken en zwangeren is er nu een vervangingsregeling, maar voor het vaderschapsverlof niet. Het staat Kamerleden vrij om vanwege welke reden dan ook ontslag te nemen. Ook kan onderling worden afgesproken dat de vervanging slechts tijdelijk zal zijn en dat de opvolger later weer ontslag zal nemen.
De stelling dat daarmee de ambtseed wordt geschonden, omdat er sprake zou zijn van een 'gift of gunst', is niet houdbaar. Benoeming geschiedt overeenkomstig de Kieswet en ieder lid is vrij om ontslag te nemen. Dat geldt ook voor een tussentijds toegetreden lid. Of een ontslagreden 'valide' is, is niet aan enig oordeel onderworpen.
Dat snel opvolgende wisselingen - zeker in een kleine fractie - het functioneren niet ten goede komen, is iets anders. Daarover moeten uiteindelijk de kiezers maar beslissen.