Drie CDA’s: is dat niet wat veel?
In deze dagen worden wij geconfronteerd met een bijzonder soort versnippering: het naast elkaar ontstaan van drie varianten van de christendemocratie. Tot 1980 bestond die uit drie afzonderlijke partijen, twee protestantse (ARP i, CHU i) en een katholieke (KVP i). Wat er nu gebeurt is een scheuring in (opnieuw) drieën, maar niet langs lijnen van levensbeschouwing maar van politieke boodschap.
In de eerste plaats is er, nog steeds, het originele CDA i, in de Kamer vertegenwoordigd met vijftien zetels. Daarnaast zijn er twee partijen met elk één zetel: BBB i, dat op eigen kracht bij de verkiezingen van 2021 de Kamer betrad en de partij van de van het CDA afgescheiden Pieter Omtzigt i, die als ‘Nieuw Sociaal Contract i’ van plan is om aan de komende verkiezingen mee te doen. De representatie in de Tweede Kamer lijkt niet op de scores in de senaat en in de peilingen. Daar scoren de drie heel anders dan in de Kamer. De peilingen zeggen echter nog weinig over de verkiezingsuitslag in november.
Dat doet niets af aan de nieuwe driedeling die zich in de Nederlandse christendemocratie heeft voltrokken. De oorspronkelijke christendemocratie is zich, nog onder leiding van toenmalig premier Balkenende i, gaan ontwikkelen van een sociaal-conservatieve partij tot wat je het best kan betitelen als ‘VVD-light’. Er is niet veel meer over van het klassieke centristische karakter van het CDA. Zijn leidsman, Wopke Hoekstra i, is intussen weggepromoveerd naar de Europese Commissie.
De BBB van mevrouw Van der Plas presenteerde zich als een dat deel van het CDA, dat primair boerenbelangen voorstond en zich daarmee verweerde tegen een al te geestdriftig klimaatbeleid. Zij bleek al snel een goed georganiseerde politieke machine. Zij won niet alleen met overmacht de statenverkiezingen maar wist ook op volwassen wijze de provinciale bestuurscolleges binnen te dringen, op die van Utrecht en Noord Brabant na. Voor het eerst sinds tijden dus een succesvolle partij die tegelijk gematigd leek en bereid tot constructieve samenwerking met vrijwel alle andere partijen. Alleen met D66 werd het nergens wat; dat bleek de eigenlijke tegenpool van BBB.
De nieuwe bestuurders in de provincie hadden vaak een verleden in het CDA (naast de VVD). Caroline van der Plas i komt daar eveneens vandaan. Het is dus geen wonder dat zij Mona Keijzer i – van wie niemand meer wist of zij nog bij het CDA hoorde of niet - uitverkoos tot haar kandidaat-premier, voor het geval BBB die zou moeten leveren. Die keuze is nog te begrijpen, daargelaten of het ook een gelukkige keuze is. Dat geldt niet voor de ‘overname’ uit andere partijen van Kamerleden als Lilian Helder i (PVV), Derk Jan Eppink i en Nicki Pouw-Verweij i (ex- FVD en ex-JA21). De laatste twee zijn ook niet typisch regionaal bekende Kamerleden maar nogal Randstedelijk en uitgesproken rechts. Daarmee versterkt BBB het beeld een populistische variant te zijn van het CDA en waarschijnlijk haalt zij daarmee ook toekomstige onenigheid in huis.
De interessantste variant, het meest gelijkend op het originele CDA, is de partij van Pieter Omtzigt. En, hoe curieus, meer dan het CDA beroept de nieuwe groep zich op een oude katholieke sociale doctrine, het ‘personalisme’ 1). Kern: elk individu is een persoon die met alle vezels is verbonden met de gemeenschap en dus voor die gemeenschap medeverantwoordelijk. De leer werd in de jaren dertig van de vorige eeuw ontwikkeld in het Franse blad ‘Esprit’ en had het streven een nieuwe (christelijke) partij op te zetten die zich richtte tegen katholiek clericalisme, tegen de klassenstrijd maar tegelijk sterk sociaal gezind en zich toegankelijk makend voor christenen en niet-christenen. In Frankrijk stond ze aan de wieg van de christendemocratische MRP2), inmiddels al lang opgeheven. In Nederland werd de leer echter door Willem Banning i ‘geïmporteerd’ als grondslag van de Doorbraakbeweging i in 1945, die een jaar later de Partij van de Arbeid tot stand bracht, een fusie van SDAP i met diverse andere partijen en groepen.
Of dat verwantschap van Omtzigts NSC met ‘verenigd links’ te weeg brengt, is de vraag. Het personalisme werd nergens een succes wegens zijn gebrek aan concreetheid. Maar curieus blijft het, deze oriëntatie op dezelfde katholieke filosofie van negentig jaar geleden.
Maar, het zou mogen met minder CDA’s tegelijk.
Prof.dr. J.Th.J. van den Berg is fellow van het Montesquieu Instituut en emeritus hoogleraar aan de Universiteit Leiden (parlementaire geschiedenis) en Maastricht (parlementair stelsel). Hij is oud-lid van de Eerste Kamer.
Deze column verscheen oorspronkelijk op Parlement.com.
-
1)Meer daarover in: Jan Bank, Opkomst en ondergang van de Nederlandse Volksbeweging (NVB), Deventer: Kluwer 1978, 19 – 20; Madelon de Keizer, De gijzelaars van Sint Michielsgestel. Een eliteberaad in oorlogstijd, Alphen aan den Rijn: Sijthoff 1979, 93 – 104.
-
2)Opgericht door de katholieke verzetsman Georges Bidault, enige malen premier van Frankrijk. Bekendste representant van de MRP is Robert Schuman, die aan de basis stond van de Europese Gemeenschappen, later getransformeerd tot de Europese Unie.