De machtsvraag is weer terug
Voor Tweede Kamerverkiezingen maakt het nogal wat uit of de kiezers de ‘machtsvraag’ krijgen voorgelegd of niet: is er sprake van twee reële kandidaten, tevens tegenpolen, voor de leiding in de te vormen coalitie en wordt het dus een strijd om de positie van premier in het nieuwe kabinet? Zo ja, dan zet dat de verkiezingscampagne op scherp; zo nee, dan wordt de situatie onoverzichtelijk en valt vooral het strijdelement weg.
In 2012 werd tijdens de campagne duidelijk dat de strijd om het Torentje zou gaan tussen Mark Rutte i en Diederik Samsom i. Eerder, in 2003 en 2006, ging het tussen Jan Peter Balkenende i en Wouter Bos i. Dat schiep een zekere mate van duidelijkheid over de vraag wat er bij de verkiezingen op het spel stond. Zeker, elke orthodoxe uitleg van verkiezingen in Nederland zegt dat het gaat om verkiezing van de Tweede Kamer en niet van de regering of van de minister-president. Maar, in de verkiezingscampagne gaat dat soort subtiliteiten meestal verloren.
De machtsvraag wordt lang niet altijd gesteld. In 2017 bij voorbeeld was niet echt duidelijk wie de tegenstander van Mark Rutte in de campagne was en dat was evenmin het geval in 2021. De PvdA had de verkiezingen al verloren, voordat de campagne was begonnen en geen andere partij van links (of van populistisch rechts) was in staat Rutte echt te beconcurreren. In zulke omstandigheden volgen kiezers hun eerste voorkeur en dat leidt dan onvermijdelijk tot fragmentatie in de uitslag. Dikwijls, niet altijd, lijdt ook de opkomst onder het gebrek aan strijd om de macht. Dat was bij voorbeeld het geval in 1998 toen er voor premier Kok geen echte concurrent was.
Het ziet ernaar uit dat voor het eerst sinds 2012 bij deze verkiezingen de machtsvraag weer in alle scherpte wordt gesteld, al is nog niet helemaal duidelijk wie de leiding krijgt in de campagne aan de rechterkant. Het vertrek van Mark Rutte kan ertoe leiden dat BBB zijn rol overneemt, al is dat niet heel waarschijnlijk. De VVD heeft het migratievraagstuk centraal gesteld en dat is niet waar BBB’s lijsttrekker Caroline van der Plas i mee vertrouwd is. Het is voorts de vraag of klimaat en stikstof de campagne gaan domineren. Dilan Yesilgöz belooft tegelijk een lijsttrekkerschap dat scherper opereert dan Mark Rutte en dan blijft de leiding aan de rechterkant berusten bij de VVD.
Het samen optrekken van GroenLinks en PvdA heeft het landschap aan de linkerkant fors veranderd, zeker nu Frans Timmermans i zich heeft gemeld voor het lijsttrekkerschap. Hij is meer dan wie ook bij ‘verenigd links’ in staat zich te presenteren als een alternatieve kandidaat voor het premierschap. Niet toevallig hebben potentiële concurrenten als Ahmed Aboutaleb en Marjolein Moorman hem steun toegezegd, hetgeen tegelijk betekent dat zij zich als mogelijk lijsttrekker hebben teruggetrokken.
Gebruikelijke effecten bij een campagne-met-machtsvraag: een hogere opkomst bij de stembus en mede daardoor een minder versplinterde uitslag. Zo’n campagne leidt er ook gemakkelijk toe dat kiezers meer strategisch gaan stemmen. Dat wil zeggen dat zij niet per se hun eerste voorkeur volgen maar positie kiezen in de machtsstrijd, ook al betekent dit het kiezen voor een partij die niet de meest geliefde is. Ook dat remt versplintering af.
De campagne zal er zeker niet mooier door worden; het gevecht om de macht wordt er alleen maar harder door. Het kon wel eens uitdraaien op een uitslag waarbij de VVD zich handhaaft en de ruimte krijgt in een rechtse meerderheidscoalitie van VVD, BBB, PVV en wat er nog over is van het CDA. Minstens zo waarschijnlijk is dat VVD en ‘verenigd links’ als grootste partijen eindigen en elkaar vervolgens nodig hebben voor een parlementaire meerderheid.
Zo gaat het in Nederland immers wel vaker: in de campagne is het Drees i of Romme i (1956), Den Uyl i of Van Agt i (1981), Balkenende of Bos (2006), Rutte of Samsom (2012). Maar bij de kabinetsformatie blijkt het dan toch Drees èn Romme, Den Uyl èn Van Agt, Balkenende èn Bos, Rutte èn Samsom. De tijd is voorbij dat kiezers zich bij zo’n uitkomst gelaten neerlegden. Je mag dus alleen maar hopen dat het daar op 22 november niet op uitdraait.
Prof.dr. J.Th.J. van den Berg is fellow van het Montesquieu Instituut en emeritus hoogleraar aan de Universiteit Leiden (parlementaire geschiedenis) en Maastricht (parlementair stelsel). Hij is oud-lid van de Eerste Kamer.
Deze column verscheen oorspronkelijk op Parlement.com.