Pleidooi voor grondwetsherziening (1)
Dit voorjaar was het 175 jaar geleden dat de grondwetscommissie-Thorbecke bij de Koning haar voorstel indiende voor een radicale grondwetsherziening. Zo radicaal dat heel wat mensen denken dat in dat jaar een volledig nieuwe grondwet werd geschreven en ingevoerd. Maar, Thorbecke i zag de voorstellen van zijn commissie als een herziening van de Grondwet van 1814, want hij liet flinke onderdelen ervan vrijwel ongemoeid, maar vooral: hij hechtte er belang aan de continuïteit te benadrukken van de Grondwet tegenover zijn tegenstanders.
Het misverstand is wel begrijpelijk, omdat er zo veel veranderde – invoering van een aantal grondrechten, van monarchaal naar parlementair stelsel, introductie van het rechtstreekse kiesrecht – dat het idee dat in feite een nieuwe grondwet was geformuleerd zo gek nog niet is.
Het jubileum ervan is een inspiratiebron gebleken voor groepen wetenschappers die dit jaar in juni (Utrecht, Montaignecentrum) en in november (Den Haag, Montesquieu Instituut) over de Grondwet gaan congresseren. Daarvoor is trouwens nog een tweede aanleiding. Juist recent is een aantal wijzigingen doorgevoerd in de Grondwet die tezamen de meest omvangrijke vernieuwing vormen sedert de algehele grondwetsherziening van 1983.
Opmerkelijk is voorts dat er twee ‘bakstenen’ van boeken in één jaar tijd zijn verschenen met de Grondwet als onderwerp. Wim Voermans i publiceerde dit voorjaar Onze Constitutie1) waarin hij beschouwingen wijdt aan het fenomeen Grondwet in Nederland en het waarom ervan en voorts gedetailleerd en artikelsgewijs ingaat op de inhoud. Nogal een prestatie, omdat zowel grondwetscommentaren als staatsrechtelijke handboeken tegenwoordig door hele gezelschappen worden geschreven. Voermans laat zien dat het nog steeds kan: een verkenningstocht door de Grondwet met één deskundige als gids. Goed voor de leesbaarheid en de discussie.
Een tweede belangrijke productie, eerder al geleverd door een keur van deskundigen, is Een nieuw commentaar op de Grondwet2) onder redactie van Afshin Ellian en Bastiaan Rijpkema. Daar geen algemene beschouwingen, maar wel worden een paar thema’s besproken die juist niet in de Grondwet aan de orde komen, zoals de positie van politieke partijen, de Europese Unie en het lot van dieren. Helemaal compleet is het niet: een aantal hoofdstukken van de Grondwet wordt niet besproken, zoals het merendeel van de sociale grondrechten en het hoofdstuk over het koningschap.
Belangrijker is dat de belangstelling voor de Grondwet en haar betekenis in de bevolking sterk is toegenomen. De coronapandemie heeft nogal wat burgers bewust gemaakt van de Grondwet en de legitimatie van vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals die in 2020 en 2021 zijn genomen. ‘Mag dat allemaal zo maar?’, was meer dan eens de vraag en ‘Beschermt de Grondwet ons tegen al te voortvarend overheidsoptreden?’ De toeslagenaffaire versterkte de vraag naar de rechtvaardiging van hard en in dit geval meedogenloos overheidsoptreden.
Er is nog een andere reden voor breder aandacht. Die wordt niet zo vaak genoemd, maar zij is van groot belang. Nederland is een multi-etnische samenleving geworden, met grote groepen inwoners met een migratieachtergrond, in toenemende mate uit landen met een totaal andere staats- en gezagstraditie en met totaal andere maatschappelijke verhoudingen. Wat bindt hen aan de Nederlandse samenleving? Niet toevallig wordt bij naturalisatieceremonies aan nieuwe Nederlanders vaak de tekst van de Grondwet uitgereikt. Natuurlijk overdreef Ayaan Hirsi Ali i het tijdens haar Kamerlidmaatschap, toen zij van migranten vergde dat zij de Grondwet belangrijker zouden vinden dan hun eigen godsdienst. Maar, het zou goed zijn als ook voor hen de Grondwet een belangrijk document ter inburgering is.
Daarmee heeft de Grondwet een heel andere plaats verworven dan zij had, toen voor het laatst werd gewerkt aan algehele grondwetsherziening, in de jaren tussen 1967 en 1983. Toen overheerste het idee dat de Grondwet het absolute minimum moest bevatten aan juridisch houdbare tekst. Al wat leek op ambitie of ideaal kon er wel uit. Dat is ook in die periode niet helemaal gelukt – vooral de Tweede Kamer wilde toch iets meer dan kale juridische tekst – maar de Grondwet werd wel voor al te velen in ons land, met of zonder migratieachtergrond, wat ik ben gaan noemen ‘een juridisch breiwerkje’3), zonder geur of smaak.
Alle reden dus voor opnieuw nadenken over karakter en inhoud van de Grondwet, bijna zestig jaar na de vorige grote herziening.
Dit is de eerste van drie columns die tezamen een pleidooi vormen voor een nieuwe, algehele herziening van onze Grondwet. De tweede column is vindbaar via deze link i.
Deze column verscheen oorspronkelijk op Parlement.com.
Prof.dr. J.Th.J. van den Berg is fellow van het Montesquieu Instituut en emeritus hoogleraar aan de Universiteit Leiden (parlementaire geschiedenis) en Maastricht (parlementair stelsel). Hij is oud-lid van de Eerste Kamer.
-
1)Wim Voermans, Onze Constitutie. De geschreven en ongeschreven regels van het Nederlandse staatsbestel, Amsterdam: Prometheus 2023.
-
2)Afshin Ellian en Bastiaan Rijpkema (red.), Een nieuw commentaar op de Grondwet, Amsterdam: Boom 2022.
-
3)J.Th.J. van den Berg, Kortheidshalve. Over recht en macht in de democratie, Diemen: Uitgeverij EW 2020, 44 – 46. Eerder al: Idem, ‘Tweehonderd jaar grondwetgeving: historie en actualiteit’ (Daalderlezing), in: Rechtsgeleerd Magazijn Themis, 159 (1998), 299 – 307.