Kader voor modernisering (staats)nood- en crisisrecht
DEN HAAG (PDC i) - Het stelsel van (staats)nood- en crisisrecht is toe aan modernisering. In een Kamerbrief informeert minister Yeşilgöz i de Tweede Kamer over de belangrijkste voorstellen voor de vernieuwing hiervan.
Recente gebeurtenissen, zoals de coronacrisis en de gevolgen van de oorlog in Oekraine, laten zien hoe belangrijk het is dat de overheid in tijden van nood kan terugvallen op het (staats)nood- en crisisrecht. Het staatsnoodrecht is echter op veel punten verouderd. Naar aanleiding van de aangenomen motie-van Dam c.s. uit 2020 heeft het kabinet aangegeven dat het stelsel van (staats)nood- en crisisrecht toe is aan modernisering om goed te kunnen reageren op huidige en toekomstige dreigingen.
In navolging daarvan heeft de Raad van State i hier een ongevraagd advies over uitgebracht. Deze stelt hierin dat het (staats)nood- en crisisrecht zich de afgelopen decennia in grote mate los van elkaar heeft ontwikkeld. Daardoor zijn in wezen twee wettelijke stelsels ontstaan die niet langer goed op elkaar aansluiten: het klassieke staatsnoodrecht, dat een grondwettelijke basis heeft in artikel 103 van de Grondwet, en het wettelijk kader voor de bestrijding van rampen en crises op basis van het ‘reguliere’ recht, vaak aangeduid als crisisrecht.
Dit nieuw gepubliceerde kader met voorstellen beschrijft allereerst de beoogde categorisering van soorten noodbevoegdheden en de procedures voor het in werking stellen en buiten werking stellen van die bevoegdheden. Daarna wordt ingegaan op de betrokkenheid van het parlement en op welke wijze het kabinet verder gaat met de voorgenomen modernisering.
Bron: Tweede Kamer