Vooral lokaal moet de kiesdrempel omhoog
In de vorige column i hebben wij kunnen vaststellen dat de fragmentatie van politieke partijen niet alleen een ‘onderkant’ heeft met minifracties van een of twee zetels. Er is ook een ‘bovenkant’, bestaande in het verval van de grote partijen. De fragmentatie aan de onderkant brengt een aantal nadelen voor goed parlementair werk met zich mee, maar de schade aan de bovenkant is groter. Dat laatste geldt in elk geval voor het werk en de macht van Tweede en Eerste Kamer.
Op het niveau van de lokale democratie is sprake van nog verder gaande versplintering. Daar is die trouwens al langer gaande dan in de nationale politiek. Ze neemt echter andere vormen aan. De oude nationale volkspartijen zijn er in elkaar gezakt, soms zelfs volledig geïmplodeerd. Daartegenover zijn lokale lijsten ontstaan die zich in de laatste twintig jaar hebben ontwikkeld tot volwassen, goed georganiseerde partijen.1 De verbrokkeling is trouwens het sterkst in steden met meer dan 100.000 inwoners; in kleinere gemeenten is het verschijnsel minder ernstig.
De fragmentatie bestaat daarin dat naast de nieuwe lokale partijen alle oude nationale partijen zijn blijven voortbestaan en zijn blijven meedoen aan de raadsverkiezingen. Een tijdlang stonden lokale en nationale partijen ook nog eens rijkelijk vijandig tegenover elkaar. Behalve in steden als Den Haag en Rotterdam hebben nationale en lokale partijen geleerd elkaar te aanvaarden. In toenemende mate zijn zij bereid met elkaar in een bestuurscollege samen te werken.
Nationaal en gemeentelijk doet zich het verschijnsel voor van fragmentatie ‘aan de onderkant’ met veel minifracties, naast fragmentatie ‘aan de bovenkant’ met weinig echt grote partijen en vooral veel middelgrote en kleine partijen. Daarnaast is lokaal het verschijnsel waar te nemen van de ‘zwevende gekozene’ naast de traditioneel bekende ‘zwevende kiezer’. Gedurende de raadsperiode wisselen veel raadsleden onbekommerd van fractie. Vooral de wissel van ‘nationaal’ naar ‘lokaal’ is populair. De samenstelling van een raad pal na de verkiezingen voorspelt dus geenszins de samenstelling aan het eind van het mandaat.
Als het over de schade gaat die fragmentatie met zich meebrengt, verschilt de situatie in de (grote) gemeente van die op landelijk niveau. De lokale politieke tegenstellingen zijn doorgaans minder scherp, vooral sinds lokale en nationale partijen elkaar zijn gaan aanvaarden. Politieke samenwerking wordt daardoor minder moeilijk, daargelaten dat op gemeentelijk niveau persoonlijke relaties meer de doorslag geven dan politieke tegenstellingen. Of partijen groot of minder groot zijn doet er zo minder toe, mits voldoende fracties bereid zijn samen een college te vormen. Gemeentepolitiek heeft sowieso groot belang bij breed samengestelde bestuurscolleges. Of daar vier of vijf partijen aan meedoen is niet beslissend. Hooguit kost het soms wat meer wethouders dan bestuurlijk nodig is.
De fragmentatie aan de onderkant is in de gemeente veel hinderlijker, te meer omdat gedurende de raadsperiode individuele raadsleden zich afscheiden van hun partij. Daardoor wemelt het van de eenpersoonsfracties. Die willen zich graag luidop manifesteren, maar het taaie ongerief van het dagelijkse raadswerk is hen al gauw te veel moeite.
Ten dele komt dat omdat de kiesdrempel ruimschoots lager is dan de kiesdeler. Om voor een restzetel in aanmerking te komen hoef je daar immers niet de ene volledige zetel te hebben behaald. Nora Vissers, werkzaam aan de Universiteit Maastricht, heeft in een policy paper i voor het Montesquieu Instituut voorgerekend dat de gemeenteraad van Maastricht geen zestien maar elf partijen in de raad zou hebben als de kiesdrempel gelijk zou zijn geweest aan de kiesdeler.2 Maastricht is een extreem geval, maar ook in andere grotere gemeenten zou gelijkstelling van kiesdrempel aan kiesdeler het aantal fracties in betekenende mate hebben verminderd. De fragmentatie zou er op zijn minst dragelijker door zijn geworden.
Lokaal is de situatie dus omgekeerd aan die op het Binnenhof. De fragmentatie aan de onderkant is er schadelijker dan aan de bovenkant. Het is dus alleen maar verstandig dat minister Hanke Bruins Slot i (BZK) voornemens is in de gemeenten de kiesdrempel op het niveau te brengen van de kiesdeler. Het zou het werk van gemeenteraden overzichtelijker en waarschijnlijk ook kwalitatief beter maken. Al zou het ook erg helpen als grotere partijen meer duurzame allianties zouden weten te sluiten.
Dit is de tweede column in een serie van twee over de wenselijkheid van een hogere kiesdrempel, nationaal en lokaal.
Prof.dr. J.Th.J. van den Berg is fellow van het Montesquieu Instituut en emeritus hoogleraar aan de Universiteit Leiden (parlementaire geschiedenis) en Maastricht (parlementair stelsel). Hij is oud-lid van de Eerste Kamer.
Deze column verscheen oorspronkelijk op Parlement.com.
-
1)J.Th.J. van den Berg, ‘De onweerstaanbare opmars van de lokale partij i’, column 25 maart 2022.
-
2)Nora Vissers, Kiesdeler als kiesdrempel bij gemeenteraadsverkiezingen: oplossing tegen het probleem van versnippering?, Policy Paper Montesquieu Instituut, september 2022.