Humeurig volk, verkrampte politiek en hoe het anders kan

maandag 29 augustus 2022, column van Prof.Dr. Joop van den Berg i

Het is weer oorlog in Europa. De gevechtshandelingen spelen zich weliswaar nog op ruime afstand van Nederland af, maar de dreiging van oorlog is weer dichtbij gekomenen. De tijd dat wij ons voor oorlogsgeweld veilig konden wanen is voorbij. Dit betekent dat wij onze verslonsde verdediging op peil moeten brengen: niet alleen de militaire defensie maar ook de civiele. Alleen een goed en effectief functionerende democratie, die kan rekenen op algemene en onvoorwaardelijke steun van de bevolking, wapent ons tezamen met een effectieve krijgsmacht voldoende.

Toegegeven, het boek dat ik heb geschreven onder de titel ‘Humeurig volk, verkrampte politiek en hoe het anders kan’ ben ik niet pas begonnen na de Russische inval in Oekraïne, de ergernis die mij aan het schrijven ervan bracht was er al langer. Die was sterk gestimuleerd door het treurig makende debat in de Tweede Kamer naar aanleiding van ‘positie Omtzigt, functie elders’ op 1 en 2 april 2021, waar alle deelnemers blindelings het frame volgden, door Geert Wilders geschapen, van premier Rutte als de Grote Leugenaar. De oorlog tegen Oekraïne maakte de urgentie om uiting te geven aan mijn zorg over het functioneren van regering en parlement alleen maar sterker. Zeker, in de kern is de Nederlandse parlementaire democratie een stabiele constructie die een stootje kan hebben. Die democratie werden sinds 2000 een paar forse ‘stootjes’ toegediend, waardoor zij een aantal deuken heeft opgelopen die nodig dienen te worden gerepareerd.

Het gaat om drie met elkaar samenhangende verschijnselen: de sterk toegenomen ‘volatiliteit’ (vluchtigheid) van het stemgedrag van de Nederlandse kiezer, die dikwijls groter is dan in de meeste Europese landen; de daarmee samenhangende versplintering van het politieke landschap, die zeer schadelijk is voor goed parlementair werk; de verruwing in de parlementaire omgangsvormen die door volatiliteit en versnippering is gestimuleerd.

Deze drie verschijnselen zouden niet zo ingrijpend zijn zonder twee oude eigenaardigheden van de Nederlandse politiek: de neiging van burgers om wel te stemmen maar niet te kiezen en de traditie van het parlement om niet geoefend en scherp te debatteren maar te overleggen. Ons parlement houdt al eeuwen meer van zijn regering dan van zijn inwoners. Dit alles was minder bezwaarlijk, zolang kiezers zich loyaal aansloten bij grote levensbeschouwelijke gemeenschappen en dus niet hoefden te kiezen. Nu die gemeenschappen hun mobiliserende vermogen hebben verloren en kiezers op hun eigen oordeel zijn aangewezen, raken zij gedesoriënteerd en de volksvertegenwoordiging met hen. Die kent geen grote partijen meer, laat zich teisteren door radicale populisten en de al te vele een- tot driepersoonsfracties.

In mijn boek probeer ik de schadelijke consequenties voor de Nederlandse politiek in kaart te brengen. Die zijn er namelijk nogal wat. Zij leiden tot de conclusie dat er hervormingen nodig zijn van het parlement die de schade kunnen beperken en de marginalisering van het parlement kunnen tegengaan. Sommige van die hervormingen – het correctieve referendum en rechterlijke toetsing van wetgeving – vergen herziening van de Grondwet en de kans dat die er komen is dus niet erg waarschijnlijk. Er zijn daarnaast ook remedies mogelijk in het werk van regering en parlement die met eenvoudige wetswijziging of alleen aanpassing van het reglement van orde tot stand kunnen worden gebracht.

Voorop staat dat vooral de Tweede Kamer meer werk moet maken van zijn eigen jurisdictie: het reglement van orde (RvOTK) is haar wet en zij moet die wet dus ook krachtig handhaven ten opzichte van haar eigen leden. Die handhaving ontbreekt nu. Dit vergt krachtdadig optreden van de Kamervoorzitter, die zich daarbij gesteund moet weten door de Kamermeerderheid. Die meerderheid gaat ook over de vraag of debatten worden toegestaan en over spreektijdverdeling die recht doet aan de grootte van de fracties. Zij alleen beslist over een scherpe indeling van het werk in een Arbeitsparlament enerzijds (hard werken aan wetgeving) en een Redeparlament (het noodzakelijke theater) anderzijds. (De beide termen zijn van de Duitse socioloog Max Weber.) Die twee lopen nu te veel door elkaar, ten koste van de kwaliteit van de wetgeving.

De beide Kamers zullen zich beter bewust moeten zijn van de waarde van de openbaarheid van bestuur en vertegenwoordiging: door te waken tegen achterhouden van informatie maar daartegenover ook tegen ‘informatie-overload’. Door uitbouw van het parlementaire onderzoek zullen beide Kamers meer tijd en aandacht moeten besteden aan de uitvoering en uitvoerbaarheid van wat zij van regering, ambtenaren en burgers verlangen. Ten slotte behoort het regeerakkoord zich te beperken tot de belangrijkste conflictstof tussen toekomstige coalitiepartijen. Als daar meer individuele vrijheid van oppositionele Kamerleden tegenover staat, is er ook meer ruimte voor vrije discussie en besluitvorming.

 

Joop van den Berg, Humeurig volk, verkrampte politiek en hoe het anders kan, Amsterdam: Prometheus 2022. Informatie over het boek vindt u op de website van Prometheus.

Prof.dr. J.Th.J. van den Berg is fellow van het Montesquieu Instituut en emeritus hoogleraar aan de Universiteit Leiden (parlementaire geschiedenis) en Maastricht (parlementair stelsel). Hij is oud-lid van de Eerste Kamer.