Een onoplosbaar vraagstuk (2)
In de jaren dat ik werkzaam was bij de VNG (1996–2002) begon zich op tamelijk omvangrijke schaal het verschijnsel van de ‘uitgeprocedeerden’ te manifesteren. Het ging om vreemdelingen die de smalle ingang van de asielaanvraag hadden uitgekozen om Nederland te kunnen betreden. Niet steeds per se om voorgoed in Nederland te blijven, het einddoel lag nogal eens elders. Hun asielaanvraag werd afgewezen, omdat er geen sprake was van vlucht. Ook een beroep op de rechter leverde dan geen gunstig oordeel op. Vanaf dat moment verbleven zij hier ‘illegaal’. De Vreemdelingenwet 2000 gebood hen vervolgens het land te verlaten. Alleen: dat deden zij niet. Velen van hen dreigden als dakloze op straat terecht te komen, omdat het AZC (asielzoekerscentrum) hen niet langer mocht huisvesten.
Het verschijnsel bracht gemeentebesturen en het ministerie met elkaar in conflict: het ministerie vond dat ‘illegalen’ er niet meer mochten zijn; gemeenten constateerden dat zij niet vertrokken en achtten het hun plicht enige vorm van onderdak te garanderen. Meer dan eens bleek, dat als instellingen als het Leger des Heils hen – met instemming van de gemeente – opving, ‘uitgeprocedeerden’ zich er door deze particuliere hulpverleners van lieten overtuigen dat terugkeer onvermijdelijk was. Wat de overheid niet lukte, daarin slaagden zulke instellingen wel.
Veel ‘uitgeprocedeerden’ bleken na verloop van tijd vertrokken, maar dan wel ‘MOB’: met onbekende bestemming, waarschijnlijk naar een van onze buurlanden. In gemeentelijke opvang – in feite noodopvang – bleken zij zich, al dan niet vrijwillig, te mengen met illegale migranten die nooit een asielaanvraag hadden ingediend maar ook geen onderdak hadden. Justitie vond dat op die manier gemeenten het rijksbeleid doorkruisten en het probleem niet ‘oplosten’. Gemeenten klaagden dat zij werden opgescheept met de gevolgen van onrealistische aannames in Den Haag. Het conflict is eigenlijk nooit echt opgelost; het bleek immers onoplosbaar.
Dat heeft alles te maken met de internationale context van het asielvraagstuk, dat slechts ten dele een vluchtelingenvraagstuk is. De smalle deur naar asiel wordt onder meer gezocht, omdat er geen houdbaar Europees migratiebeleid is. Daardoor zou aan migranten perspectief kunnen worden geboden en tegelijk worden voorkomen dat Europa de ultieme ‘stad’ wordt. Dat is het vermeende paradijs waarnaar iedereen verhuist die in eigen land onvoldoende toekomst ziet. Grove ongelijkheid in welvaart en gebrek aan perspectief drijven immers grote groepen (jonge) mensen van het platteland naar de stad en vervolgens naar de hoofdstad, zoals zo ongeveer in de hele wereld gebeurt. Uiteindelijk wagen zij, meestal met behulp van smokkelaarsbendes, de sprong naar Europa of, zoals in Amerika naar de Verenigde Staten.
Die beweging valt alleen maar af te remmen, als de economische en sociale ongelijkheid in de wereld aanzienlijk afneemt en overal een redelijk perspectief op persoonlijke en collectieve welvaart groeit. Dat gaat in elk geval nog heel lang duren en daar kan, als het om controle op migratie gaat, niet op worden gewacht. Maar, het laat tevens zien dat het gaat om een onoplosbaar probleem. De Europese Unie kan het hooguit enigszins beheersen. Echte greep op het migratiegedrag zal zij niet krijgen.
De Europese Commissie heeft het gezocht in een politiek van verdeling van de lasten en verplichte quotering van asielzoekers in alle landen van de Unie. Maar migranten zijn geen pakjes boter die je met technocratische methoden kunt spreiden. Belangrijk is wel, dat de Franse voorzitter van de Europese ministerraad erin is geslaagd zijn collega’s bij een oplossing te brengen die een verdeling mogelijk maakt, maar dan op basis van vrijwilligheid. Daarbij heeft de Franse voorzitter blijkbaar beseft dat Midden-Europese staten als Polen weliswaar geen vluchtelingen uit het Midden-Oosten willen opvangen, maar nu wel de enorme last van de vlucht uit Oekraïne in onevenredige mate bereid zijn te dragen.
De massale vlucht van de Oekraïners laat trouwens zien dat er nog een ander vraagstuk is: de leegloop in Europa zelf als gevolg van emigratie uit landen in Midden- en Oost-Europa. Terecht bestaat er grote zorg over het lot van arbeidsmigranten die hier worden uitgebuit1). Tegelijkertijd verliezen vooral landen in de Balkan, ook zonder oorlog, veel van hun getalenteerde jongeren aan Noord- en West-Europa. Ook dat is een vraagstuk dat zich niet even laat ‘oplossen’, zelfs niet in Europees verband. Maar, het kan een stuk draaglijker worden gemaakt dan het nu is, niet het minst voor landverhuizers zelf en hun land van herkomst.
Prof.dr. J.Th.J. van den Berg is fellow van het Montesquieu Instituut en emeritus hoogleraar aan de Universiteit Leiden (parlementaire geschiedenis) en Maastricht (parlementair stelsel). Hij is oud-lid van de Eerste Kamer.
-
1)J.Th.J. van den Berg, ‘De last van ordeloze arbeidsmigratie’, column, 20 mei 2022.