Van wijzend vingertje naar een pragmatische houding: Rutte IV en de EU
Een oorlog aan de grens, nieuwe (potentiële) kandidaat-lidstaten, en groeiende zorgen over de energiezekerheid. 2022 is geen rustig jaar geweest voor de EU. Hoe heeft het vierde kabinet van Rutte zich gepositioneerd bij deze kwesties? Samen met David Bokhorst, research fellow bij het European University Institute, blikken we terug op het EU-beleid van Rutte IV en kijken we ook vooruit naar de rest van de termijn van het kabinet. “Het huidige kabinet lijkt een meer pragmatische lijn te kiezen dan Rutte III.” Daar is een stijlbreuk waar te nemen.
Ambities en praktijk
Het Europese en nationale beleid zijn inmiddels zo verweven dat elk beleidsterrein wel Europese aspecten heeft, dat maakt een integrale beoordeling lastig. Maar kijkend naar de prioriteiten in het coalitieakkoord, dan lijken de acties van het nieuwe kabinet redelijk in lijn te liggen met de beloften. Op de grote thema’s – geopolitiek, energie en klimaat – zie je dat het kabinet wellicht geen leidende rol speelt, zoals het coalitieakkoord belooft, maar op zijn minst wel een constructieve houding aanneemt. Bijvoorbeeld bij klimaat: hier draait de Brusselse wetgevingsmachine nu echt op volle toeren. Nederland moet voor de uitvoering binnenlands nog flink aan de bak, maar is in Brussel onderdeel van de groep landen die het meest ambitieuze klimaatbeleid wil met 55% CO2-reductie in 2030.
Nieuw, en in lijn met het coalitieakkoord, is dat Nederland zich heeft aangesloten bij de coalitie van landen die voorstander is van verdragswijziging. Hierbij pleit Nederland ook voor afschaffing van het vetorecht op buitenlands beleid. We hebben de afgelopen tijd gezien hoe belangrijk dat is, bijvoorbeeld bij Hongarije die de Raad in gijzeling neemt bij de afspraken over Russische sancties. Opvallend is dat Nederland nu ook veel opener staat voor uitbreiding van de EU, bijvoorbeeld bij het openen van toetredingsgesprekken voor Noord-Macedonië en Albanië, waar Nederland als een van de weinigen dwars lag.
Een einde aan het dwarsliggen?
Het vorige kabinet had er zichtbaar minder moeite mee om flink dwars te liggen op principiële punten. Denk aan de zogeheten ‘frugal four’ bij de onderhandelingen over de Europese begroting en het Coronaherstelfonds. In het buitenland wordt nog vaak gerefereerd aan het moment bij de start van de coronacrisis toen Hoekstra zuidelijke lidstaten op begrotingsdiscipline wees terwijl de ziekenhuizen vol lagen. Dit deed de reputatie van Nederland weinig goed. We hebben bij de eurocrisis geleerd dat, los van het feit of je principieel gelijk hebt, het wijzen met de vinger naar elkaar ten tijde van financiële stress uiteindelijk voor iedereen slechter uitpakt.
Het huidige kabinet lijkt een meer pragmatische lijn te kiezen. We zien dat bijvoorbeeld nu bij de onderhandelingen over het starten van het toetredingsproces van Oekraïne waar Nederland, nadat de grote landen zich positief uitspraken, haar principiële verzet wijzigde. We zien het ook bij de oprichting van nieuwe fondsen, zoals bij het sociale klimaatfonds. Traditioneel is de Nederlandse regering geen groot fan van het opzetten van dergelijke fondsen buiten de EU-begroting om. Maar bij dit voorstel stelt het kabinet zich strategisch op: men is niet direct enthousiast, maar ook niet direct principieel tegen. Ook bij het beoordelen van de herstelplannen die landen hebben ingediend om aanspraak te maken op het EU Herstelfonds bleef Nederland opvallend stil (op het Poolse plan na). Tot slot, wat de reputatie van Nederland in de EU mogelijk ook goed zal doen, is dat dit jaar voor het eerst de Europese Commissie i haar kritiek op Nederland als facilitator van belastingontwijking heeft ingetrokken.
Kaags nieuwe koers
Minister van Buitenlandse Zaken Wopke Hoekstra i is door de oorlog in Oekraïne in een totaal andere situatie gekomen en moet nu juist zorgen voor Europese eendracht en diplomatie, terwijl hij er in zijn vorige functie nog wel eens met gestrekt been in wilde gaan.
Interessanter is misschien wel om de rol van Sigrid Kaag i, de minister van Financiën, in de gaten te houden. Het is duidelijk dat zij een andere stijl voorstaat en we zien eerste pogingen om tot een andere koers te komen. Recent publiceerde Kaag een nieuwe visie op de Europese begrotingsregels samen met ideologisch tegenstander Spanje. Het document was inhoudelijk wat vaag, maar kan vooral gezien worden als een symbolische en diplomatieke poging tot het overbruggen van de verschillen.
Toch zal het voor haar lastig worden om ook inhoudelijk een andere rol te gaan spelen, aangezien het Nederlandse standpunt rondom euro en financiën diep zit ingebakken. De meeste debatten op dit terrein moeten nog plaatsvinden. Er is nog geen volledig antwoord op de vraag hoe de leningen van het herstelfonds afbetaald moeten worden en er moeten keuzes worden gemaakt over het herinvoeren van de begrotingsregels die nu bevroren zijn. Ook vragen over hoe we de EU schokbestendig maken in tijden van hoge publieke schulden en de bankenunie blijven op de agenda staan. Op al deze punten denkt de Nederlandse regering anders dan de Spaanse. Pas als deze punten echt concreet gaan worden, kunnen we zien wat de daadwerkelijke verschillen tussen Kaag en voorganger Hoekstra zijn.
Kennispositie als struikelblok?
Natuurlijk zijn er ook (mogelijke) struikelblokken. In een rapport van IOB, de onafhankelijke evaluatiedienst van Buitenlandse Zaken, werd gesteld dat de Europese ambities van Rutte IV niet realistisch zijn. Dit rapport spreekt er vooral over dat de kennisontwikkeling, met name in de ministeries zelf, onvoldoende is meegegroeid met de uitdagingen van deze tijd.
Het is als buitenstaander lastig iets concreets te zeggen over het kennisniveau binnen de ambtelijke organisaties, maar meer in het algemeen kan je wel stellen dat je alleen een leidersrol kan pakken in de EU als je ook coherente visies ontwikkelt op de verschillende deelterreinen en wanneer je verder denkt dan het nationale belang, maar ook de zorgen en pijnpunten van anderen weet mee te nemen. Het systeem in Nederland werkt zo dat vrij snel na publicatie van een voorstel van de Commissie het kabinetsstandpunt geformuleerd moet worden en vervolgens wordt het kabinet verder in een hoek gezet na reeksen van Kamervragen. In grote lijnen is het Nederlandse EU-beleid ook reactief, men reageert op wat er in Brussel wordt bedacht. Slechts in enkele gevallen zie je een strategische, proactieve houding, zoals bij het anti-witwas beleid, de vliegtaks en bij voorstellen rond de kapitaalmarktenunie.
Vooruitkijken: Sociaal Europa
De komende tijd wordt het belangrijk om Sociaal Europa in de gaten te houden. Het is niet een heel populair begrip in Den Haag, maar in de EU is een ware kentering gaande die wellicht nog niet bij iedereen op het netvlies staat. Waar Brussel tijdens de eurocrisis bekend werd als afbreker van de welvaartsstaat met een focus op reductie van de kosten van welvaartsprovisies, zie je nu een brede beleidsagenda die inzet op het verbeteren van de kwaliteit (productiviteit) en kwantiteit (arbeidsdeelname) van de belastingbasis die welvaartskosten draagt. Je ziet dit onder andere bij het herstelfonds, waar lidstaten naast investeringen in klimaat en digitalisering ook zeer ambitieuze plannen hebben liggen voor herijking van welvaartsprovisies, van onderwijs tot training en activerend arbeidsmarktbeleid plus vrouwenemancipatie en kinderopvang. Met name voor landen met lage arbeidsparticipatie van vrouwen, zoals Italië, is dit erg van belang. De ervaring van noordelijke EU-landen leert ons dat goed ingerichte welvaartsstaten ook financieel beter houdbaar zijn en meer schokbestendige economieën opleveren. Maar deze transitie gaat wel tijd en geld kosten en zal niet overal even gemakkelijk verlopen.
Dus advies voor de bewindspersonen: wees streng ten aanzien van het correct uitgeven van het Europese geld, want Nederland is hier belangrijk, maar hou ook oog voor deze bredere ontwikkeling en bied hier ruimte voor.
David Bokhorst is research fellow bij het European University Institute in Italië.
Judith Dekker is als redacteur bij PDC verbonden aan het Montesquieu Instituut.