Wethouders in en uit de Tweede Kamer
Het wethouderschap speelt zowel in de aanloop als na afloop van het Tweede Kamerlidmaatschap een belangrijke rol in het carrièreverloop van veel politici. Momenteel is één op de tien leden een voormalig wethouder. Anderzijds vertrekken Tweede Kamerleden soms naar de gemeentelijke politiek en anderen vinden, nadat zij uit de Kamer vertrokken zijn, steeds vaker als wethouder een plek in een college van B&W.
Altijd al
Het wethouderschap was en is vaak een opstap naar een Haagse politieke loopbaan. Lange tijd was zelfs het wethouderschap van een grotere gemeente nog wel verenigbaar met het Tweede Kamerlidmaatschap. Voorbeelden daarvan waren de sociaaldemocraat J.W. Albarda i (wethouder in Den Haag 1917-1923), de vrijzinnig-democraten H.P. Marchant i (wethouder in Den Haag 1931-1933) en Th.M. Ketelaar i (wethouder in Amsterdam 1927-1931) en de katholiek J.B. Bomans i (wethouder in Haarlem 1917-1923).
Maar ook vóór 1940 werd het bijna gebruikelijk dat aanvaarding van een wethouderschap reden was om ontslag te nemen als Tweede Kamerlid. Dat deden bijvoorbeeld J. ter Laan i in 1929 en J. Brautigam i in 1935 toen zij wethouder in Rotterdam werden.
Na 1945 was zo'n vertrek onvermijdelijk - zij het dat enkelen dat met enige vertraging deden, zoals Maarten Vrolijk i en Joop den Uyl i toen zij in 1962 wethouder in respectievelijk Den Haag en Amsterdam werden. Een andere bekende politicus die wethouder werd, was Jan Schaefer i (Amsterdam, 1978). De weg van Kamerlid via het gemeenteraadslidmaatschap - toen nog voorwaarde om wethouder te kunnen worden - naar het wethouderschap kwam op zich niet zo vaak voor.
Huidige Tweede Kamer
In de huidige Tweede Kamer zitten vijftien oud-wethouders, onder wie Barbara Kathmann (PvdA, Rotterdam), Joost Eerdmans (JA21, Rotterdam), Hatte van der Woude en Bart Smals (VVD, Delft), Harry van der Molen (CDA, Leeuwarden) en Fahid Minhas (VVD, Schiedam). Onlangs werd de oud-wethouder van Zaanstad Songül Mutluer Tweede Kamerlid.
De komst van het dualisme in 2002, waarbij verkiezing van wethouders van buiten de raad mogelijk werd, vereenvoudigde de mogelijkheid om wethouder te worden. In de periode na 2002 vervolgden dan ook diverse (oud-)Tweede Kamerleden hun bestuurlijke loopbaan als wethouder. Bekende namen onder hen zijn Mohamed Rabbae i (GL, Leiden), Andrée van Es i en Marijke Vos i (GL, Amsterdam), Wim Mateman i (CDA, Rijswijk), Staf Depla i (PvdA, Eindhoven) en Adri Duivesteijn i (PvdA, Almere).
Maar ook minder prominente leden volgden die route. Gerrit Valk i (PvdA) werd wethouder in Bergen NH en zijn partijgenote Lia Roefs i in Bergen Lb. Thijs Udo i (VVD) werd wethouder in Katwijk, Martijn van Helvert i (CDA) in Roerdalen, Yasmin Cegerek i (PvdA) in Heerde, Ed Anker i (CU) in Zwolle en Rik Grashoff i (GL) in Tilburg.
Tussentijds vertrokken in de afgelopen jaren Sharon Dijksma i (naar Amsterdam), Isabelle Diks i (naar Groningen) en Anne Mulder i (naar Den Haag).
Carrièremogelijkheid
Hoewel het aantal gemeenten flink is verminderd, blijven er voor oud-Kamerleden kansen genoeg om ergens wethouder te worden. Het hoeft niemand te verbazen als er bij de vorming van de nieuwe colleges van B&W hier en daar namen opduiken van Kamerleden die in 2021 hun zetel verloren.
Prof. dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht