Een nieuwe bestuurlijke cultuur en de ambtelijke dienst: vier aanbevelingen
Vol verwachting klopt ons hart over wat er van de wens om een nieuwe bestuurscultuur terecht zal komen. De voortekenen zijn wisselend. Enerzijds hoor je alom dat er iets moet veranderen. Maar anderzijds blijft het vaak bij vaagheden in de vergrotende trap, zoals meer transparantie, meer menselijke maat, grotere empathie, betere gerichtheid op uitvoerbaarheid. Bovendien: vooral de politiek heeft een slechte reputatie als het gaat om veranderingen in haar wijze van werken. Een goed advies zou bijvoorbeeld zijn: doe nu als Parlement eindelijk eens wat in waardevolle rapporten als Dijsselbloem (2007), zelfreflectie (2009) en Bosman (2020) is aanbevolen.
Ik beperk me hier tot het ambtelijke domein. Als men praat over een andere bestuurlijke cultuur, gaat de vinger vaak naar de ambtenaren: die hebben gefaald en moeten zich anders gaan gedragen. Ambtenaren hebben dikwijls de rol van zondebok. Dat heeft het cynisme in de ambtelijke dienst vergroot. Of een houding van: u zegt het maar. Na het recente, steekhoudende advies van de secretarissen-generaal (SG's) aan de kabinetsinformateur is er verder nog niet veel te merken van grote veranderingen. Hieronder een poging om een aantal punten wat concreter op de agenda te krijgen. Wel in de veronderstelling trouwens dat veranderingen in de ambtelijke dienst vooral van ambtenaren zelf moeten komen en niet van de politiek.
Allereerst: de ambtelijke dienst moet stelliger zijn als het gaat om onuitvoerbare opdrachten. Niet proberen om indruk te maken met ‘can do’-achtige uitspraken Of er op gokken dat als de nood aan de man komt er wel extra mankracht kan worden ingehuurd. Nee zeggen, het is het moeilijkste onderdeel van het ambtelijke vak. Misschien wordt het tijd voor een nieuwe TV serie: ‘No Minister!’ Wat verder misschien zou helpen is dat de SG van Algemene Zaken secretaris wordt van de Ministerraad en daar als intermediair tussen het politieke en ambtelijke domein eventueel zijn vinger kan opsteken. Veel landen kennen dat. En wij hebben bijvoorbeeld de gemeentesecretaris die bij de vergaderingen van het College van Burgemeester en Wethouders zit. Dus uit de lucht gegrepen is het niet.
Ten tweede: schrap politieke sensitiviteit uit het profiel van ambtenaren. De ambtelijke dienst is te ver doorgeschoten in haar service aan de politiek. We denken dat de departementen de minister op alle aspecten van zijn werk volledig kunnen steunen, ook de politieke. Daarom heeft die maar een zeer bescheiden politieke assistentie: maximaal één assistent, en dan ook nog een junior in maximaal schaal 14. Vergroot en verbeter de politieke ondersteuning van bewindspersonen maar voorkom dat ambtenaren hun werk (moeten) laten beïnvloeden door politieke overwegingen. Politieke sensitiviteit is een eigenschap die vooral politici moeten hebben, niet ambtenaren. Het zou een goede zaak om het politieke en ambtelijke domein scherper te profileren en van elkaar te onderscheiden.
In de derde plaats: besteed veel meer aandacht aan vakmanschap, expertise, goede managementvaardigheden. En bij die laatste dan niet zozeer eisen als ‘mensenmens’, coach, communicator, coördinator of wat er allemaal tegenwoordig aan procesvaardigheden wordt geëist. Maar vooral: goed financieel management, kennis van IT, vaardigheid bij het managen van projecten, kwaliteit bij inhuur en aanbesteden, goed zicht op de basics van personeelsbeleid, oog voor archiefbeheer. Al die saaie dingen die we vergeten zijn. En kennis van zaken en een relevant netwerk. Dat Shell verhuist, mag geen verrassing zijn. Ambtenaren moeten integer zijn. Maar het accent ligt in het integriteitsbeleid veel te veel op dingen die een ambtenaar niét mag. Alsof het potentiële criminelen zijn die alleen met veel beperkingen van het kwade af te houden zijn. Vervang dat door positief geformuleerde ambtelijke waarden. Treed overigens wel hard op tegen ambtenaren die niet zelf begrijpen wat wel en niet kan.
Ten vierde: onbekend maakt onbemind, en dat lot heeft de ambtenaar zwaar getroffen. Dat de Aanwijzingen externe contacten de bijnaam Oekaze (-Kok) kregen spreekt boekdelen. Strekking of in ieder geval effect: de ambtenaar moet onzichtbaar zijn in het publieke domein, dat doen wij, politici. Schaf die Oekaze-Kok af, volstrekt overbodig. Laat ambtenaren veel meer in de publiciteit komen, zowel in het maatschappelijke debat als bij hearings van het Parlement. Het optreden van Jaap van Dissel c.s. heeft laten zien dat dat goed werkt. Nieuwsuur had onlangs een voortreffelijk item waarbij ambtenaren van de Dienst Toeslagen eindelijk eens hun kant van de zaak mochten verkondigen en dat uitstekend deden. ‘Wij zijn Sinterklaas niet!’, was een verzuchting. Fantastisch, de politiek had toch even een andere indruk gewekt!
Vier concrete punten om te komen tot een betere ambtelijke dienst. Haalbaar? Waarom niet? Voorwaarde voor veranderingen in de ambtelijke dienst is wel dat ook de politiek naar zichzelf kijkt en laat zien tot veranderingen in staat te zijn. Als dat niet het geval is, als de politiek vooral anderen de maat blijft nemen, zie ik het somber in.
Roel Bekker was van 1998 tot 2007 secretaris-generaal van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van 2007 tot 2010 secretaris-generaal Vernieuwing Rijksdienst. Van 2007-2014 was hij tevens bijzonder hoogleraar Arbeidsverhoudingen in de publieke sector (Albeda Leerstoel).