Demissionaire Prinsjesdag
Over een demissionair kabinet, een demissionaire Troonrede en een demissionaire Miljoenennota
Hoe demissionair is demissionair?
Volgende week, op Prinsjesdag, dient het zittende, demissionaire kabinet onder leiding van premier Mark Rutte i de begroting voor volgend jaar in bij de Tweede Kamer. Kijk er niet vreemd van op als die begroting minder demissionair is dan je wellicht zou verwachten.
Wat mag een demissionair kabinet? Dat is een van de zwarte gaten van het Nederlandse staatsrecht. Er ligt eigenlijk niets vast. Er zijn er die met droge ogen beweren dat zo’n kabinet alles mag wat niet door God verboden is. En zelfs daarover schijnt te twisten te zijn.
Een demissionair kabinet, een kabinet dat z’n ontslag heeft aangeboden, beperkt zich tot wat het ‘lands belang’ vergt - tot er een nieuw, missionair kabinet is aangetreden. Dat is zo onbenoemd, zo breed dat een premier of minister er alles mee kan rechtvaardigen. Het is feitelijk beperkt tot wat het parlement, de Tweede Kamer, goedvindt of gedoogt. En dat is iets waar moeilijk een peil op te trekken valt.
De algemene regel is er een van terughoudendheid. Kabinetten die op punt staan te vertrekken, houden zich meestal wel in. Men zal opvolgers zo min mogelijk voor de voeten lopen. Zeker controversiële zaken worden, als hete hangijzers, doorgeschoven. Moet er een nieuwe begroting worden ingediend [de Grondwet is onverbiddelijk], zal die ‘beleidsarm’ zijn. Onthoudt die term: beleidsarm…
Maar toch. Demissionaire kabinetten, waarnemers per definitie, hebben zich in de loop der jaren heel wat bijzondere stappen veroorloofd. Zo zijn er in dit soort politieke schemertoestanden gevoelige en omstreden kwesties over omroepen, belasten en huren afgewikkeld - bijna tussen neus en lippen door. Een keer was het de Tweede Kamer te gortig.
Toen minister Rita Verdonk i (immigratie & asiel), na de verkiezingen van 2006, een generaal pardon bleef afwijzen, dreigde de Kamer haar - demissionair of niet - per ommegaande zonder pardon naar huis te sturen.
Rutte III is als demissionair kabinet van meet af aan een bijzonder geval geweest. Het trad, een tikkeltje aarzelend, begin van dit jaar af naar aanleiding van de kindertoeslagaffaire. ’t Is dat er geen ontkomen aan was. Maar van meet af aan verklaarde het zich ook in demissionaire toestand op een punt missionair - waar het ging om de aanpak van de coronacrisis. Dat was zo’n breed geformuleerde uitzondering - wat heeft nou niet met covid 19 te maken? - dat het zich ongeveer alles kon veroorloven. Behalve waar het echt geen zin in had. Een week na het aftreden van zijn derde kabinet, spotte premier Rutte zelfs in de Kamer ‘meer macht’ dan er voor te hebben: ‘We kunnen niet meer naar huis worden gestuurd.’
En naarmate de demissionaire dubbelzinnigheid voortduurt, zal de missionaire aandrang alleen maar aan kracht winnen. Naarmate de kabinetsformatie langer duurt, wordt de speelruimte voor het vertrekkende kabinet groter. Het rijtje beslissingen dat niet langer kan worden uitgesteld, groeit met de dag: versnelling van de energietransitie, aanpak van woningcrisis, terugdringen van stikstof, beroep op Europese steunfondsen.
De begroting voor 2022 - het pakket stukken dat op Prinsjesdag uit het Koffertje van de minister van financiën te voorschijn komt - zal daarom niet erg beleidsarm zijn. Het demissionaire kabinet heeft een pakket maatregelen in voorbereiding waar een missionair kabinet zich niet voor hoeft te schamen. Er is, zo wordt in Den Haag rondverteld, 6 à 7 miljard extern uitgetrokken om de klimaatcrisis te bezweren. Justitie & politie kunnen op een half miljard meer rekenen om de zware criminaliteit aan te pakken. Ook het onderwijs schijnt zich niet te hoeven beklagen.
Ongetwijfeld zullen er de Troonrede vrome, ingetogen woorden over de staat van het kabinet [misschien wel over de lang duur van de kabinetsformatie] staan, om vervolgens weer helemaal uit te pakken.
Demissionair is wat je d’r van maakt. Laat dat maar aan Mark Rutte over.
Jan Schinkelshoek, voormalig lid van de Tweede Kamer [CDA], is adviseur van het Montesquieu Instituut.