Wijziging zittingsduur Eerste Kamer: het verkeerde probleem, de verkeerde oplossing
Minister Ollongren i wil in naar aanleiding van de voorstellen van de Staatscommissie parlementair stelsel i de overheersing van de landelijke politiek op de Statenverkiezingen verminderen. Een mooi streven. Zij wil dat doen door de zittingsduur van de Eerste Kamer te verlengen van vier naar zes jaar, waarbij iedere drie jaar de helft van de leden wordt gekozen. Het streven is mooi, de oplossing minder.
Het is waar dat de Provinciale Statenverkiezingen grotendeels worden 'gekaapt' door landelijke thema's. Het is echter een misverstand dat dit komt door het in 1983 terugbrengen van de zittingsduur van zes naar vier jaar en de sterke koppeling aan de Senaatsverkiezing. Ook voor 1983 speelden landelijke verhoudingen bij Statenverkiezingen een grote rol. Ze waren de opmaat naar de val van de kabinetten-Drees IV i (1958) en -Cals i (1966) en ze bevestigden de positie van de kabinetten-Den Uyl i (1974) en -Van Agt I i (1978).
Dat landelijke thema's een prominente rol spelen bij de Statenverkiezingen komt simpelweg doordat er een verband tussen beiden is. De leden van Provinciale Staten kiezen immers de leden van de (landelijke) Eerste Kamer. Bovendien spreken provinciale thema's veel kiezers sowieso nauwelijks aan. De opkomst is, ook na 1983, veel lager dan bij Tweede Kamerverkiezingen (in 2019: 47 procent).
Het staat politieke partijen die dit nu als een groot probleem zien overigens vrij om (eventueel gezamenlijk) te besluiten landelijke politici geen rol te laten spelen in de campagne voor de Statenverkiezingen. Dat zal echter niet gebeuren en dat zal evenmin het geval zijn na eventuele verlenging van de zittingsduur.
Fundamenteel is het absolute vetorecht van de Eerste Kamer, in combinatie met een andere politieke samenstelling dan de Tweede Kamer. De indirect gekozen Kamer kan ieder wetsvoorstel dat goedgekeurd is door de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer tegenhouden. Als beide Kamers een tegengestelde meerderheid hebben (zoals er nu geen regeringsmeerderheid in de Senaat is) kan dat tot problemen gaan leiden. Mooie woorden over wenselijke terughoudendheid bieden geen oplossing. Waarom zou de PVV of de SP in de Eerste Kamer kabinetsvoorstellen aan een meerderheid moeten helpen?
Wie echt iets aan de politieke rol van de Eerste Kamer wil doen, moet iets veranderen aan de positie (macht) van die Kamer. Niet langer een absoluut vetorecht, maar bijvoorbeeld een vorm van terugzendrecht en een hogere drempel voor verwerping.
Ik heb daar al een een voorstel i voor gedaan.