De Europese Unie blijft wereldwijd de belangrijkste donor van officiële ontwikkelingshulp met 75,2 miljard euro in 2019
Volgens voorlopige cijfers van de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling i (OESO) die vandaag werden vrijgegeven, bedroeg de collectieve officiële ontwikkelingshulp van de Europese Unie i en haar lidstaten in 2019 75,2 miljard euro, hetgeen overeenstemt met 55,2% van de mondiale hulp.
De collectieve hulp van de EU en haar lidstaten stemde overeen met 0,46% van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU, net iets lager dan het cijfer van 0,47% in 2018, maar aanzienlijk boven het gemiddelde van 0,21% van de niet-EU-leden van de Commissie voor ontwikkelingsbijstand.
Jutta Urpilainen i, commissaris voor Internationale Partnerschappen, verklaarde: “Als ‘s werelds voornaamste donor van officiële ontwikkelingshulp redt de EU levens en bouwt zij mee aan sterkere economieën en de bescherming van de planeet ten behoeve van miljoenen mensen in de hele wereld. Ik ben echter bezorgd over het feit dat onze collectieve bni-inspanning nu op het laagste peil staat sinds 2016. Ik roep alle lidstaten en alle ontwikkelingsactoren op om hun inspanningen op te voeren. De huidige coronaviruscrisis toont aan hoezeer we van elkaar afhankelijk zijn en hoe belangrijk het is om als Team Europa onze steun aan de partnerlanden op te voeren.”
In 2019 voldeden drie EU-lidstaten aan hun belofte om 0,7% of meer van hun bni aan officiële ontwikkelingshulp (Official Development Assistance, ODA) te besteden: Luxemburg, Zweden, Denemarken, alsook het Verenigd Koninkrijk.
In totaal hebben 17 lidstaten hun officiële ontwikkelingshulp in nominale termen verhoogd in vergelijking met 2018: Oostenrijk, Kroatië, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Letland, Luxemburg, Malta, Roemenië, Slovenië, Spanje, alsook het Verenigd Koninkrijk. In de volgende lidstaten steeg de verhouding ODA/bni met ten minste 0,01 procentpunten: Oostenrijk, Cyprus, Finland, Frankrijk, Luxemburg en Malta. In acht lidstaten was er echter een daling van de verhouding ODA/bni met ten minste 0,01%: België, Estland, Duitsland, Litouwen, Nederland, Polen, Portugal en Zweden.
De officiële ontwikkelingshulp van de EU aan de minst ontwikkelde landen is in 2018 het tweede jaar op rij gestegen en kwam op 19,8 miljard euro, d.w.z. 0,125% van het bni in 2018. De cijfers voor 2019 zullen pas in december bekend zijn. In 2018 is de officiële ontwikkelingshulp van de EU-28 aan Afrika met 4,3% gestegen tot 25 miljard euro.
Naast officiële ontwikkelingshulp helpt de EU de partnerlanden om de diverse financieringsmiddelen voor de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen optimaal te benutten. De EU heeft een wezenlijke rol gespeeld bij het bundelen van steun, investeringen, handel, de mobilisering van binnenlandse middelen en beleidsmaatregelen om alle geldstromen zo goed mogelijk te laten renderen. De EU heeft een sleutelrol vervuld in de geïntegreerde nationale financieringskaders, waarmee strategieën worden opgezet voor de financiering van duurzame ontwikkeling uit alle financieringsbronnen. Via het Europees plan voor externe investeringen is de EU goed op weg om meer dan 47 miljard euro in Afrika en onze buurlanden te investeren. Meer bepaald speelt het Garantiefonds van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling een essentiële rol om extra financiering voor de partnerlanden te genereren. De EU biedt ook steun aan de partnerlanden om de belastinginning en overheidsuitgaven te verbeteren.
Achtergrond
De vandaag gepubliceerde gegevens zijn gebaseerd op voorlopige informatie die de lidstaten van de EU aan de OESO hebben verstrekt, in afwachting van gedetailleerde definitieve gegevens die de OESO in december 2020 zal publiceren. De collectieve officiële ontwikkelingshulp van de EU bestaat uit de totale ODA van de EU-lidstaten plus de ODA van EU-instellingen die niet aan afzonderlijke lidstaten kan worden toegerekend (d.w.z. de eigen middelen van de Europese Investeringsbank). De EU-cijfers omvatten ook het Verenigd Koninkrijk omdat de referentieperiode eindigt vóór de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie met ingang van 1 februari 2020.
In de actieagenda van Addis Abeba heeft de internationale gemeenschap vastgelegd hoe ontwikkelingsfinanciering zou moeten evolueren ter ondersteuning van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. Officiële ontwikkelingshulp is een van de financieringsbronnen waarmee de internationale gemeenschap haar belofte kan waarmaken om de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken, maar het is duidelijk dat daarvoor alle mogelijke bronnen moeten worden aangeboord (publieke, particuliere, internationale en binnenlandse) en dat de inspanningen om financiële middelen te mobiliseren nog veel verder moeten gaan. Als een stap in deze richting zullen in 2020 voor het eerst gegevens worden verzameld over de totale officiële steun voor duurzame ontwikkeling (Total Official Support for Sustainable Development, TOSSD), om een overzicht te bieden van alle officieel ondersteunde middelen voor de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen, naast de ODA-geldstromen.
In mei 2015 herhaalde de Europese Raad i zijn voornemen om de collectieve officiële ontwikkelingshulp vóór 2030 op 0,7% van het bni van de EU te brengen. Sinds 2015 is de officiële ontwikkelingshulp van de EU en de toenmalige 28 lidstaten op basis van kasstromen in nominale termen gegroeid met 10% (7 miljard euro), maar is de verhouding ODA/bni met 0,01 procentpunten gekrompen. De daling is constant sinds 2016, toen de officiële ontwikkelingshulp het hoogtepunt van 0,52% van het bni van de EU bereikte. De interne kosten in verband met vluchtelingen zijn sinds 2016 met 4,4 miljard euro gedaald. In 2019 is de daling vooral toe te schrijven aan een vermindering van de leningen van de EIB aan de particuliere sector.
De EU verbindt zich er ook toe om op korte termijn tussen 0,15% en 0,20% van het bni van de EU voor de minst ontwikkelde landen te besteden, en 0,20% tegen 2030. Sinds 2015 is de officiële ontwikkelingshulp van de EU en haar 28 lidstaten voor de minst ontwikkelde landen op basis van kasstromen in nominale termen gegroeid met 25% (4 miljard euro), en is de verhouding ODA/bni met 0,02 procentpunten verhoogd.
Nadere informatie