Eurobonds
Eurobonds zijn voorgestelde obligaties (dat wil zeggen leningen) die voor de gezamenlijke rekening van de 20 lidstaten van de eurozone - alle landen die de euro als valuta gebruiken - worden gebracht. De groep lidstaten brengt dan schuldpapieren uit, waarmee ze geld leent tegen een vooraf afgesproken rente. De opbrengsten kunnen belanden in een algemeen fonds, of voor een speciaal doeleinde worden gebruikt. De discussie rond eurobonds wordt sinds de introductie van de term al fel gevoerd, omdat vooral de relatief welvarende eurolanden zich er niet in kunnen vinden.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Omdat eurobonds worden uitgebracht door een groep landen, zouden ze kunnen rekenen op vertrouwen bij beleggers. Door sterke obligaties (van bijvoorbeeld Duitsland en Nederland) te mengen met zwakkere (van bijvoorbeeld Italië, Portugal of Spanje) worden de risico's ingeperkt. Daardoor is de te betalen rente lager dan wanneer landen die in financiële problemen zitten zelf geld zouden lenen. Rente stijgt immers naarmate de risico's stijgen.
Het gevolg is wel dat Nederland en Duitsland dan iets meer rente zouden betalen om geld te lenen, terwijl Italië en Portugal juist minder zouden betalen dan wanneer zij zelf obligaties zouden uitgeven. Tegenstanders van de eurobonds wijzen erop dat landen als Nederland uiteindelijk zouden kunnen opdraaien voor Italiaanse en Spaanse staatsschulden.
Voordeel van eurobonds is dat een dure reddingsactie door het Europees Stabiliteits Mechanisme (ESM) zou worden voorkomen. Dit laatste was bijvoorbeeld het geval toen Griekenland, Ierland, Portugal en Cyprus steun nodig hadden na aanleiding van de kredietcrisis.
Naast de hierboven genoemde voordelen (relatief lagere rentes, meer zekerheid voor investeerders), worden er ook andere argumenten voor de Eurobonds aangevoerd. Zo zou de uitgave de Europese integratie ten goede komen. Door gezamenlijk leningen aan te gaan kunnen er ook grote gezamenlijke projecten gefinancierd worden. Denk bijvoorbeeld aan het financieren van een (deels) gezamenlijk leger, een grote en consistente klimaataanpak, of infrastructurele projecten als een Europees treinnetwerk.
Zoals eerder beschreven hebben bezwaren veelal te maken met een soort van 'economische rechtvaardigheid'. Als er eurobonds worden uitgegeven, dan zal de rente ervan relatief gunstig voor armere en ongunstig voor rijkere landen zijn. Daarbij bestaat de angst dat landen die nu graag eurobonds willen hun economische en financiele inspanningen weer terug zullen dringen omdat hiervoor nu minder prikkels zijn (dit staat in economische termen als 'moral hazard').
Eurobonds werden in 2011 in een groenboek geïntroduceerd door de Europese Commissie i. Hierin stelde de Commissie verschillende mogelijkheden voor om deze eurobonds in werking te stellen. Nadien is er geregeld op aangedrongen om eurobonds in te voeren. Maar landen als Duitsland en Nederland bleven tegenstander.
Tijdens de coronacrisis (2020-2022) nam de vraag naar een gezamenlijk antwoord op de crisis toe. Daaronder vielen ook de eurobonds. Om die reden worden ze ook wel 'coronabonds' genoemd. In 2020 is begonnen met de uitgifte van eurobonds in het kader van de coronacrisis.
Aanvankelijk ging dit erg moeizaam. De toenmalig voorzitter van de Europese Centrale Bank wilde al in maart 2020 voor 1 biljoen euro aan coronabonds uitgeven. Duitsland en Nederland gingen hier voorliggen. Uiteindelijk was het in juli toch zo ver. Er werd voor een aanzienlijk lager bedrag (ongeveer 360 miljard) aan obligaties uitgegeven.