Eurobonds
Eurobonds zijn voorgestelde obligaties (dat wil zeggen leningen) die voor de gezamenlijke rekening van de 20 lidstaten van de eurozone i worden gebracht. De groep lidstaten leent dan geld tegen een bepaalde rente en de opbrengst komt ten goede aan lidstaten die geld nodig hebben. Dit om te voorkomen dat lidstaten in grote financiële problemen komen en de eurozone uit elkaar valt. Omdat niet alle eurolanden zich erin kunnen vinden, zijn er nog geen eurobonds uitgebracht.
Omdat eurobonds worden uitgebracht door een groep landen, zouden ze kunnen rekenen op vertrouwen bij beleggers. Door sterke obligaties (van bijvoorbeeld Duitsland en Nederland) te mengen met zwakkere (van bijvoorbeeld Italië, Portugal of Spanje) worden de risico's ingeperkt. Daardoor is de te betalen rente lager dan wanneer landen die in financiële problemen zitten, zelf geld zouden lenen. Het gevolg is wel dat Nederland en Duitsland dan iets meer zouden betalen om geld te lenen, terwijl Italië en Portugal juist minder zouden betalen dan wanneer zij zelf obligaties zouden uitgeven. Tegenstanders van de eurobonds wijzen erop dat landen als Nederland uiteindelijk zouden kunnen opdraaien voor Italiaanse en Spaanse staatsschulden. Voordeel van eurobonds is dat een dure reddingsactie door het Europees Stabiliteits Mechanisme (ESM) i zou worden voorkomen.
Eurobonds werden in 2011 in een groenboek i geïntroduceerd door de Europese Commissie i. Hierin stelde de Commissie verschillende mogelijkheden voor om deze eurobonds in werking te stellen. Nadien is er geregeld op aangedrongen om eurobonds in te voeren. Maar landen als Duitsland en Nederland bleven tegenstander. Tijdens de coronacrisis in 2020 nam de vraag naar een gezamenlijk antwoord op de crisis toe. Daaronder vielen ook de eurobonds. Om die reden worden ze ook wel 'coronabonds' genoemd. In 2020 is begonnen met de uitgifte van eurobonds in het kader van de coronacrisis.