CTIVD-Rapport trekt het tapijt vandaan onder acties van minister Slob en de onderwijsinspectie
Twee weken gelden maakte de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (hierna: CTIVD) de resultaten bekend van haar onderzoek naar het optreden van de AIVD i in de kwestie van het Cornelius Haga Lyceum. De schade voor AIVD leek nogal mee te vallen. Zo stelt de CTIVD dat de dienst terecht een onderzoek naar de situatie op de school heeft ingesteld. Daarnaast heeft de AIVD zich over het algemeen bewogen binnen de grenzen van zijn bevoegdheden. Alleen een ambtsbericht over mogelijke ongeoorloofde uitgaven had niet mogen worden opgesteld.
Maar de CTIVD beperkte zich niet tot deze geruststellende woorden, er worden ook wel enkele harde noten gekraakt. Zo vindt de CTIVD de beweringen over de banden van de directeur-bestuurder en zijn broer met een terroristische organisatie niet onderbouwd. Dat geldt ook voor de stelling dat de school een salafististisch karakter zou hebben. En daarmee komen de belangrijkste aantijgingen jegens de school te vervallen. De CTIVD neemt het hoog op dat de AIVD al snel aanwijzingen kreeg dat de bewering over de terroristische banden niet klopten, maar naliet het beeld op dit punt bij te stellen. Gelet op de grote maatschappelijke gevolgen van deze bewering was dat laakbaar.
Daarmee lijkt de zaak afgedaan. Ook al had de AIVD het ambtsbericht met de kennis van nu niet zo mogen uitbrengen, dat verandert niets meer aan de situatie, zelfs als het zou worden ingetrokken. Maar dat is toch niet het hele verhaal. Het CTIVD rapport bevat namelijk informatie die vergaande gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het optreden van de Inspectie voor het Onderwijs, minister Slob i en de gemeente Amsterdam. Die informatie houdt verband met een nogal onbekende waarborg uit de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb), de zogenaamde vergewisplicht. Volgens art. 3:9 Awb moet een bestuursorgaan dat een besluit neemt op basis van onderzoek dat door een adviseur is verricht nagaan of dat onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en of de uitkomsten ervan goed zijn onderbouwd.
In de zaak van het Cornelius Haga Lyceum hebben de Inspectie voor het Onderwijs, minister Slob en de gemeente Amsterdam acties ondernomen op basis van het ambtsbericht van de AIVD en dat was hun goed recht. Maar op grond van art. 3:9 Awb hadden deze instanties zich er eerst wel van moeten vergewissen dat de informatie in dat AIVD ambtsbericht klopte voordat zij tot die handelingen overgingen. Daarom hadden zij toegang tot de bronnen die de AIVD bij het opstellen van het ambtsbericht had gebruikt. Uit het CTIVD rapport blijkt echter dat geen van deze instanties de moeite heeft genomen om die bronnen te raadplegen, zij hebben de inhoud van het ambtsbericht voor zoete koek aangenomen. Dat is in strijd met art. 3:9 Awb en daarom zijn al deze handelingen nietig, inclusief de tweede inspectie uitgevoerd door de Inspectie voor het Onderwijs en het besluit van minister Slob om de bekostiging van de school stop te zetten als het bestuur van de school niet opstapt.
Op het eerste gezicht lijkt dit vormverzuim gemakkelijk te repareren: de betrokken instanties werpen alsnog een blik op de bronnen van de AIVD en nemen vervolgens nieuwe besluiten die inhoudelijk gelijk zijn aan de vorige. Maar in dit geval liggen de zaken toch wat ingewikkelder. De CTIVD heeft immers geconstateerd dat de ernstigste bezwaren van de AIVD tegen de school ongegrond zijn en daarop mogen de instanties zich dan ook niet meer beroepen. Wat overblijft is een uitgekleed ambtsbericht dat geen grondslag biedt voor de drastische maatregelen die jegens de school zijn genomen. Zo zou het wegsturen van het bestuur omdat overwogen is om jongens en meisjes gescheiden te onderwijzen een onevenredig paardenmiddel zijn.
Kortom, het CTIVD rapport geeft niet alleen aan dat de op basis van de AIVD informatie genomen besluiten nietig zijn, het sluit ook de weg af om dezelfde besluiten opnieuw te nemen doordat het de angel uit de aantijgingen heeft gehaald.
De landsadvocaat ziet deze bui al hangen en stelde daarom onlangs in de rechtszaal dat de aanwijzing die minister Slob het bestuur heeft gegeven niet voortkwam uit het AIVD ambtsbericht maar gebaseerd was op andere zorgelijke signalen. Die stelling valt niet te rijmen met de mededeling die minister Slob op 14 maart jl. in de Tweede Kamer heeft gedaan dat het AIVD ambtsbericht nu juist wel de reden was voor de intensieve inspectie en daarmee voor de aanwijzing.
Hierdoor is de overheid weer helemaal terug bij af. Het wordt tijd dat de instanties met de school om tafel gaan en de strijdbijl begraven.
Tom Zwart is Hoogleraar crosscultureel recht aan de Universiteit Utrecht. Hij stond het bestuur van het Cornelius Haga Lyceum bij toen het door de CTIVD werd gehoord.