Inbreukenpakket voor november: voornaamste beslissingen
Overzicht per beleidsterrein
Het maandelijkse pakket inbreukbeslissingen betreft de gerechtelijke stappen van de Europese Commissie i tegen lidstaten die hun verplichtingen uit hoofde van het EU-recht niet zijn nagekomen. De beslissingen betreffen diverse sectoren en beleidsterreinen van de EU en moeten ervoor zorgen dat het EU-recht correct wordt toegepast. Daar hebben zowel burgers als bedrijven baat bij.
De voornaamste beslissingen van de Commissie worden hieronder weergegeven, gegroepeerd per beleidsterrein. Ook sluit de Commissie 103 procedures waarin de problemen met de betrokken lidstaten zijn opgelost, zodat de Commissie de procedure niet hoeft voort te zetten.
Zie voor nadere informatie over de EU-inbreukprocedure MEMO/12/12. Zie voor meer details over alle beslissingen het register van inbreukbeslissingen.
-
1.Landbouw en plattelandsontwikkeling
(meer informatie: Daniel Rosario - tel. +32 229-56185, Clemence Robin - tel. + 32 229-52509)
Verwijzing naar Hof van Justitie van de Europese Unie
Commissie daagt DENEMARKEN voor Hof wegens niet-nakoming van verplichtingen in verband met naam “Feta”
De Commissie heeft vandaag besloten Denemarken voor het Hof van Justitie van de EU te dagen omdat dat land zijn verplichtingen krachtens het EU-recht inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen niet naar behoren is nagekomen. Bedrijven die in Denemarken gevestigd zijn, produceren witte kaas en voeren die vervolgens als “Feta” uit naar landen buiten de EU. “Feta” is in de EU sinds 2002 een geregistreerde beschermde oorsprongsbenaming (BOB), waardoor die kaas alleen in Griekenland en volgens de in het productdossier opgenomen voorschriften mag worden geproduceerd. De Commissie is van mening dat deze praktijk een rechtstreekse inbreuk vormt op de bescherming die door de registratie als beschermde oorsprongsbenaming (BOB) wordt verleend, en dat de Deense autoriteiten niet het nodige hebben gedaan om deze handelswijze te voorkomen of te beëindigen Door dit niet te doen schendt Denemarken zowel de verordening inzake kwaliteitsregelingen als het beginsel van loyale samenwerking tussen de Unie en de lidstaten (artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie). Dit gedrag is niet alleen in strijd met het huidige EU-recht, maar zal wellicht ook de onderhandelingen dwarsbomen die de Europese Unie en derde landen aan het voeren zijn met het oog op de sluiting van bilaterale overeenkomsten die de bescherming van Europese BOB's en de bevordering van EU-kwaliteitsproducten buiten de EU moeten waarborgen. In januari 2018 besloot de Commissie om met een aanmaningsbrief een inbreukprocedure tegen Denemarken in te leiden. In het kader van deze inbreukprocedure heeft de Commissie de Deense autoriteiten verzocht passende maatregelen te nemen om de toepassing van deze praktijk door op zijn grondgebied gevestigde ondernemingen te voorkomen of te beëindigen. Aangezien Denemarken de aan de orde gestelde kwestie niet heeft aangepakt, heeft de Commissie besloten de zaak aanhangig te maken bij het Hof van Justitie van de EU. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.
-
2.Mededinging
(meer informatie: Lucia Caudet - tel. +32 229-56182, Maria Tsoni - tel. +32 229-90526)
Verwijzing naar Hof van Justitie van de Europese Unie
Staatssteun: Commissie daagt GRIEKENLAND voor Hof wegens niet‑terugvordering van onverenigbare staatssteun van mijnbouwonderneming Larco
De Europese Commissie heeft besloten Griekenland voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen omdat het land geen gevolg heeft gegeven aan een in 2017 gewezen arrest van het Hof van Justitie. In zijn arrest had het Hof Griekenland veroordeeld wegens niet-uitvoering van een besluit van de Commissie van 2014 waarbij Griekenland werd verplicht om 135,8 miljoen euro aan onverenigbare steun terug te vorderen van Larco General Mining & Metallurgical Company S.A. (“Larco”). De Commissie had in maart 2014 vastgesteld dat verschillende overheidsmaatregelen (in de vorm van kapitaalinjecties en staatsgaranties) ten gunste van Larco de onderneming op ongerechtvaardigde wijze hadden bevoordeeld ten opzichte van haar concurrenten, wat in strijd is met de EU-staatssteunregels. De Commissie had Griekenland opgedragen de onverenigbare staatssteun ten bedrage van 135,8 miljoen euro met rente terug te vorderen. Op dezelfde datum had de Commissie ook een besluit aangenomen waarin zij vaststelde dat een door Griekenland voorgesteld plan voor de verkoop van bepaalde activa van Larco zou kunnen worden uitgevoerd zonder dat de koper tot terugbetaling van de aan Larco verleende onverenigbare staatssteun gehouden zou zijn. De geplande verkoop is nog niet uitgevoerd. In november 2017 heeft het Hof van Justitie (zaak C-481/16, Commissie/Griekenland) verklaard dat Griekenland geen uitvoering had gegeven aan het terugvorderingsbesluit van de Commissie van 2014, en heeft het Griekenland veroordeeld wegens het niet terugvorderen van de onverenigbare staatssteun, waartoe het land ingevolge het terugvorderingsbesluit van 2014 verplicht was. In januari 2019 heeft de Commissie Griekenland een aanmaningsbrief gestuurd met betrekking tot de niet-nakoming van het arrest van het Hof van 2017. Tot op heden, dat wil zeggen meer dan vijf jaar na de aanneming van het besluit van de Commissie en in weerwil van het arrest van het Hof en de aanmaningsbrief van de Commissie, heeft Griekenland de onverenigbare staatssteun nog steeds niet van Larco teruggevorderd. Derhalve heeft Commissie het Hof van Justitie nu verzocht Griekenland de volgende financiële sancties op te leggen:
-
-een forfaitaire som van circa 3 709 euro per dag, te betalen vanaf 9 november 2017 (de datum van het eerste arrest van het Hof van Justitie) tot de datum waarop Griekenland gevolg geeft aan het arrest van het Hof of, indien Griekenland geen gevolg geeft aan het arrest, tot de datum van uitspraak van het tweede arrest van het Hof. De forfaitaire minimumsom mag niet minder bedragen dan 1,3 miljoen euro;
-
-een dwangsom van circa 26 697 euro per dag, te betalen vanaf de datum van uitspraak van het arrest tot de datum waarop Griekenland de inbreuk beëindigt.
Zie voor meer informatie het volledige persbericht.
-
3.Energie
(meer informatie: Anna-Kaisa Itkonen - tel. +32 229-56186, Lynn Rietdorf - tel. +32 229-81325)
Met redenen omklede adviezen
Gasleveringszekerheid: Commissie verzoekt POLEN om correcte omzetting van EU-voorschriften
De Commissie heeft vandaag besloten Polen een met redenen omkleed advies te sturen omdat de nationale wettelijke bepalingen niet in overeenstemming zijn met de verordening inzake de gasleveringszekerheid (Verordening (EU) 2017/1938). De Poolse wettelijke regeling legt aan ondernemingen die gas invoeren in Polen bepaalde gasopslagverplichtingen op die niet met de bepalingen van het EU-recht verenigbaar zijn. Hoewel de verordening inzake de gasleveringszekerheid het mogelijk maakt bepaalde verplichtingen inzake leveringszekerheid op te leggen die verder gaan dan de daarin vastgelegde norm, kan daarvan alleen sprake zijn als een aantal strikte voorwaarden wordt nageleefd, zoals evenredigheid, non-discriminatie en het niet onnodig verstoren van de mededinging of hinderen van de werking van de interne markt. Volgens de Commissie zijn de Poolse wettelijke voorschriften met betrekking tot de opslag van gas onverenigbaar met de EU-maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid. De verordening bevat voorschriften die alle lidstaten moeten naleven om potentiële verstoringen van de levering in de EU te voorkomen en daarop te kunnen inspelen. Polen heeft nu twee maanden de tijd om te reageren op de argumenten van de Commissie; anders kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Radioactief afval: Commissie verzoekt BELGIË en SPANJE om vaststelling van nationaal programma voor beheer van radioactief afval in overeenstemming met EU-voorschriften
De Commissie heeft vandaag besloten België en Spanje een met redenen omkleed advies te sturen omdat deze landen geen nationaal programma voor het beheer van radioactief afval in overeenstemming met bepaalde voorschriften van de richtlijn inzake het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval (Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad) hebben vastgesteld. Met de richtlijn wordt een communautair kader vastgesteld om een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval te waarborgen en zo te voorkomen dat er een te zware last op toekomstige generaties wordt gelegd. De richtlijn schrijft voor dat de lidstaten voorzien in passende nationale regelingen voor een hoog veiligheidsniveau bij het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval. Het doel is werknemers en de bevolking te beschermen tegen de gevaren van ioniserende straling. Radioactief afval ontstaat bij de productie van elektriciteit in kerncentrales of bij niet aan elektriciteitsproductie gerelateerd gebruik van radioactieve stoffen voor medische, industriële, agrarische en onderzoeksdoeleinden. Dit betekent dat alle EU-landen radioactief afval produceren. De lidstaten moesten hun programma's uiterlijk op 23 augustus 2015 meedelen. Als België en Spanje binnen twee maanden geen maatregelen nemen, kan de Commissie deze twee lidstaten voor het Hof van Justitie van de EU dagen.
Aanmaningsbrieven en met redenen omklede adviezen
Basisveiligheidsnormen: Commissie verzoekt negen lidstaten om omzetting van EU-voorschriften
De Commissie heeft besloten België, Estland, Hongarije, Oostenrijk en Spanje een aanmaningsbrief te sturen en Cyprus, Griekenland, Malta en Portugal een met redenen omkleed advies, met het verzoek de meest recente richtlijn inzake basisveiligheidsnormen (Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad) volledig in nationaal recht om te zetten. De lidstaten moesten de richtlijn uiterlijk op 6 februari 2018 hebben omgezet, maar de omzetting door bovengenoemde lidstaten is onvolledig. De richtlijn inzake basisveiligheidsnormen moderniseert en consolideert de EU-wetgeving op het gebied van stralingsbescherming. De richtlijn stelt basisveiligheidsnormen vast om werknemers, de bevolking en patiënten te beschermen tegen de gevaren van blootstelling aan ioniserende straling. De richtlijn bevat ook bepalingen voor de voorbereiding en reactie op noodsituaties, die naar aanleiding van het nucleaire ongeval in Fukushima werden aangescherpt. De betrokken lidstaten hebben nu twee maanden de tijd om te reageren op de argumenten van de Commissie; anders kan de Commissie besluiten de vijf lidstaten die een aanmaningsbrief hebben ontvangen een met redenen omkleed advies te sturen dan wel de vier lidstaten die een met redenen omkleed advies hebben ontvangen voor het Hof van Justitie van de EU te dagen.
Aanmaningsbrief
Duurzame biobrandstoffen: Commissie verzoekt BELGIË om omzetting van EU-voorschriften inzake indirecte veranderingen in landgebruik
De Commissie heeft vandaag besloten België een aanmaningsbrief te sturen wegens onvolledige omzetting van de EU-voorschriften ter verbetering van de duurzaamheid van biobrandstoffen (Richtlijn (EU) 2015/1513), die van belang zijn om de EU te helpen haar streefcijfers voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen te halen. Deze richtlijn heeft als doel het risico van indirecte veranderingen in landgebruik in verband met de productie van biobrandstoffen te verminderen. Indirecte veranderingen in landgebruik doen zich voor wanneer landbouwgrond die wordt gebruikt voor de teelt van gewassen voor voedsel- of voederdoeleinden, in plaats daarvan wordt gebruikt voor de teelt van gewassen voor de productie van biobrandstoffen; hierdoor ontstaat er een grotere noodzaak om gebruik te maken van andere (niet-gebruikte) grond voor de teelt van gewassen voor voedsel- of voederdoeleinden om aan de vraag naar voedsel en veevoeder te voldoen, hetgeen weer gevolgen heeft voor de uitstoot van broeikasgassen. De richtlijn bereidt tevens de overgang voor naar geavanceerde biobrandstoffen, die bijvoorbeeld worden geproduceerd uit afvalstoffen en residuen. De lidstaten hadden tot en met 10 september 2017 de tijd om de bepalingen van de richtlijn in nationaal recht om te zetten en de nationale uitvoeringsmaatregelen aan de Commissie mee te delen. Ook een aantal andere lidstaten heeft een aanmaningsbrief gekregen omdat zij deze richtlijn niet volledig hebben omgezet. België heeft twee maanden de tijd om te reageren op de bezwaren van de Commissie; anders kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
-
4.Milieu
(meer informatie: Enrico Brivio - tel. +32 229-56172, Ana Crespo Parrondo - tel. +32 229-81325)
Met redenen omklede adviezen
Afval: Commissie verzoekt CYPRUS, GRIEKENLAND en ITALIË om verbetering van nationale regels inzake gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur
De Commissie verzoekt Cyprus, Griekenland en Italië hun nationale wettelijke regeling in overeenstemming te brengen met de nieuwe Richtlijn (EU) 2017/2102 tot wijziging van Richtlijn 2011/65/EU betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur. Richtlijn 2011/65/EU voorziet in voorschriften om het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (EEA) te beperken en zo bij te dragen tot de bescherming van de volksgezondheid en het milieu, onder meer door de milieuhygiënisch verantwoorde nuttige toepassing en verwijdering van afgedankte EEA. De betrokken lidstaten hebben Richtlijn 2011/65/EU weliswaar in nationaal recht omgezet, maar moeten nog verder wetgevend optreden om hun nationale wettelijke regeling volledig in overeenstemming te brengen met de nieuwe Europese normen. De drie lidstaten werken momenteel aan een nieuwe wettelijke regeling; zij hebben evenwel geen streefdatum opgegeven voor het nakomen van hun verplichtingen, zodat de Commissie heeft besloten die lidstaten een met redenen omkleed advies te sturen. Zij hebben nu twee maanden de tijd om maatregelen te nemen; anders kan de Commissie de zaak of de zaken aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Afval: Commissie dringt bij PORTUGAL aan op volledige naleving van EU-voorschriften inzake scheepsrecycling
De Commissie dringt er bij Portugal op aan te voldoen aan zijn verplichting om volledig uitvoering te geven aan de wettelijke voorschriften van de EU inzake scheepsrecycling (de scheepsrecyclingverordening, Verordening (EU) nr. 1257/2013). De EU-verordening beoogt scheepsrecycling groener en veiliger te maken. De voornaamste doelstelling van de verordening is ervoor te zorgen dat de schepen die onder het gezag van de EU opereren (d.w.z. die onder de vlag van een EU-lidstaat varen) op een veilige en duurzame manier worden gerecycled. Het is van essentieel belang dat de lidstaten voldoen aan hun kernverplichtingen inzake de aanwijzing van de bevoegde autoriteiten en administraties en van contactpersonen en inzake de vaststelling van nationale wettelijke bepalingen betreffende de handhaving van deze EU-voorschriften en de toepasselijke sancties. Al deze verplichtingen hadden uiterlijk op 31 december 2018 moeten zijn nagekomen en de lidstaten hadden de Commissie uiterlijk op dezelfde datum in kennis moeten stellen van de desbetreffende aanwijzingen en nationale handhavingsmaatregelen. De Commissie heeft Portugal in juni 2019 een aanmaningsbrief gestuurd omdat het land zijn verplichtingen niet was nagekomen. Portugal werkt nog altijd aan een wettelijke regeling inzake nationale handhavingsmaatregelen, maar heeft geen streefdatum opgegeven voor het nakomen van zijn verplichtingen. Aangezien Portugal nog steeds niet aan zijn verplichtingen voldoet, heeft de Commissie besloten een met redenen omkleed advies te sturen. Portugal heeft nu twee maanden de tijd om maatregelen te nemen; anders kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Water: Commissie roept SLOWAKIJE en SPANJE op te voldoen aan EU-wetgeving inzake stedelijk afvalwater
De Commissie heeft besloten Spanje en Slowakije een met redenen omkleed advies te sturen omdat zij niet voldoen aan de EU-vereisten van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (Richtlijn 91/271/EEG van de Raad). Onbehandeld afvalwater kan een risico voor de volksgezondheid vormen en meren, rivieren, de bodem, de kustwateren en het grondwater verontreinigen. In Spanje heeft de zaak betrekking op het feit dat 145 agglomeraties niet voldoen aan de belangrijkste verplichtingen van de richtlijn inzake het opvangen, de behandeling en de controle. Deze agglomeraties hadden uiterlijk op 31 december 1998, 31 december 2000 of 31 december 2005 aan de verplichtingen moeten voldoen. Op 4 oktober 2017 is er een aanmaningsbrief verzonden, maar ondanks een geringe mate van vooruitgang wordt in de nabije toekomst geen volledige naleving verwacht. Wat Slowakije betreft: deze lidstaat is er voor 233 agglomeraties niet in geslaagd een opvangsysteem te verschaffen en heeft er evenmin voor gezorgd dat het stedelijk afvalwater dat in opvangsystemen terechtkomt, aan een passende behandeling wordt onderworpen. Alle Slowaakse agglomeraties hadden uiterlijk op 31 december 2015 aan de voorschriften moeten voldoen. De zaak gaat over de naleving van de tussentijdse termijnen van 31 december 2008 en 31 december 2012. De Commissie heeft in februari 2017 een aanmaningsbrief gestuurd. De Slowaakse autoriteiten erkennen het bestaan van een probleem, maar ondanks hun inspanningen en de door de EU verstrekte financiële steun uit het Cohesiefonds wordt niet verwacht dat de naleving in de nabije toekomst zal worden bereikt. De Commissie stuurt daarom een met redenen omkleed advies en verzoekt Spanje en Slowakije de naleving te bespoedigen. De landen hebben nu twee maanden de tijd om te reageren; anders kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Marien milieu: Commissie verzoekt PORTUGAL te voldoen aan verslagleggingsverplichtingen inzake bescherming van hun mariene wateren
De Commissie dringt er bij Portugal op aan, te voldoen aan de verslagleggingsverplichtingen inzake de milieutoestand van de mariene wateren in het kader van de kaderrichtlijn mariene strategie (Richtlijn 2008/56/EG). De richtlijn voorziet in een uitgebreid kader ter bescherming van de zeeën en oceanen van de EU, en zorgt ervoor dat de hulpbronnen duurzaam worden beheerd. In juni 2008 zijn de lidstaten overeengekomen hun beoordeling van de milieutoestand van de betrokken wateren, de milieueffecten van menselijke activiteiten, hun omschrijving van de goede milieutoestand en hun milieudoelen uiterlijk op 15 oktober 2018 te herzien en te actualiseren. Portugal heeft vóór het verstrijken van die termijn geen verslagen ingediend bij de Commissie. Daarom heeft de Commissie in juni 2019 de inbreukprocedure ingeleid door deze lidstaat een aanmaningsbrief te sturen. Aangezien de Commissie sinds het verstrijken van de termijn geen verslagen heeft ontvangen, heeft zij besloten een met redenen omkleed advies te sturen. Portugal heeft nu twee maanden de tijd om te reageren; anders kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Biodiversiteit: Commissie verzoekt TSJECHIË Natura 2000-netwerk te voltooien
De Commissie verzoekt Tsjechië zijn Natura 2000-netwerk uit te breiden en zo aan zijn verplichtingen uit hoofde van de habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad) te voldoen. De richtlijn is een van de belangrijkste Europese instrumenten voor de bescherming van de biodiversiteit. Zij verplicht de EU-lidstaten om habitats die als deel van het Natura 2000-netwerk een vitale rol spelen voor de biodiversiteit te beschermen en in een gunstige staat van instandhouding te herstellen. Tsjechië heeft zijn lijst van voorgestelde gebieden in mei 2016 bijgewerkt, maar uit de beoordeling van de Commissie blijkt dat er tekortkomingen blijven. Tsjechië moet extra gebieden aanwijzen voor drie habitattypen en vijf soorten, en sommige aangewezen gebieden moeten worden verfijnd. Verder moet wetenschappelijk onderzoek worden verricht om de kennis over bepaalde in het land aanwezige habitats en soorten te vergroten. Dit kan in de toekomst dan weer tot de aanwijzing van meer gebieden leiden. Bovendien maakt de Commissie zich zorgen over het feit dat Tsjechië om redenen van economisch belang gebieden van aanwijzing heeft uitgesloten of het oppervlak van gebieden heeft beperkt, bijvoorbeeld met het oog op de geplande bouw van stuw- en sluissystemen op de rivier de Elbe. De lidstaten kunnen zich niet beroepen op economische redenen of andere niet-wetenschappelijke overwegingen om tekortkomingen in de lijst met voorgestelde gebieden te rechtvaardigen. De Commissie heeft daarom besloten Tsjechië een met redenen omkleed advies te sturen, waarin het land twee maanden de tijd krijgt om op deze bezwaren te antwoorden; anders kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Biodiversiteit: Commissie verzoekt FRANKRIJK, GRIEKENLAND, IERLAND, POLEN en TSJECHIË milieu te beschermen tegen invasieve uitheemse soorten
De Commissie verzoekt Frankrijk, Griekenland, Ierland, Polen en Tsjechië hun wetgeving in overeenstemming te brengen met Verordening (EU) nr. 1143/2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten. In deze verordening zijn regels vastgesteld om de nadelige gevolgen op de biodiversiteit van zowel de opzettelijke als onopzettelijke introductie en verspreiding in de Unie van invasieve uitheemse soorten te voorkomen, tot een minimum te beperken en te matigen. Wat Griekenland, Ierland, Polen en Tsjechië betreft: deze lidstaten moeten nog steeds wetgeving vaststellen en aan de Commissie meedelen waarin zij de regels vaststellen voor sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de verordening. Frankrijk moet voor vijf van zijn ultraperifere gebieden nog steeds alle lijsten van zorgwekkende invasieve uitheemse soorten vaststellen en deze lijsten vervolgens aan de Commissie meedelen. Daarom stuurt de Commissie deze lidstaten een met redenen omkleed advies, waarna zij twee maanden de tijd hebben om te reageren. Doen zij dat niet, dan kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Industriële emissies: Commissie verzoekt OOSTENRIJK om volledige omzetting van nieuwe EU-voorschriften in nationale wetgeving
De Commissie verzoekt Oostenrijk zijn nationale wetgeving aan te passen met het oog op de omzetting van Richtlijn (EU) 2015/2193 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties. De Commissie heeft Oostenrijk op 24 januari 2018 een aanmaningsbrief gestuurd. Uit het antwoord van Oostenrijk blijkt dat de ontbrekende bepalingen nog niet volledig in de nationale wetgeving zijn opgenomen. Aangezien Oostenrijk de EU-voorschriften nog niet volledig in nationaal recht heeft omgezet, stuurt de Commissie een met redenen omkleed advies. Oostenrijk heeft nu twee maanden de tijd om te reageren; anders kan de Commissie het land voor het Hof van Justitie van de EU dagen.
Milieueffectbeoordeling: Commissie verzoekt DUITSLAND om maatregelen die een passende beoordeling van de milieueffecten van bepaalde projecten waarborgen
De Commissie heeft Duitsland verzocht zijn nationale wetgeving aan te passen om rekening te houden met de wijzigingen die zijn ingevoerd bij de nieuwe milieueffectbeoordelingsrichtlijn (Richtlijn 2014/52/EU) tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU. De richtlijn beoogt te waarborgen dat projecten die naar verwachting belangrijke gevolgen voor het milieu zullen hebben, terdege worden beoordeeld alvorens ze worden goedgekeurd. De Commissie heeft Duitsland in juli 2017 een aanmaningsbrief gestuurd. Uit het antwoord van Duitsland blijkt dat de ontbrekende bepalingen nog niet volledig in de nationale wetgeving zijn opgenomen. Aangezien Duitsland de EU-voorschriften nog niet volledig in nationaal recht heeft omgezet, heeft de Commissie vandaag besloten een met redenen omkleed advies te sturen. Duitsland heeft nu twee maanden de tijd om te reageren; anders kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Aanmaningsbrieven
Milieueffectbeoordeling: Commissie verzoekt FINLAND nationale regels te verbeteren
De Commissie dringt er bij Finland op aan zijn nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met de milieueffectbeoordelingsrichtlijn (Richtlijn 2011/92/EU). De richtlijn zorgt ervoor dat bij openbare en particuliere projecten de gevolgen voor het milieu worden beoordeeld voordat de projecten worden goedgekeurd. In april 2014 hebben de lidstaten nieuwe EU-wetgeving vastgesteld (Richtlijn 2014/52/EU) waarbij de administratieve lasten worden verminderd en het niveau van milieubescherming wordt verhoogd, en tegelijkertijd zakelijke beslissingen inzake publieke en particuliere investeringen beter, voorspelbaarder en duurzamer worden gemaakt. In Finland betreffen de tekortkomingen in de wetgeving zowel het Finse vasteland als de provincie Åland. Tot de tekortkomingen behoren onduidelijke nationale regels voor de vaststelling van projecten op basis van sectorale wetgeving, de onjuiste omzetting van bepalingen inzake de raadpleging van het publiek en van autoriteiten, en onjuiste nationale bepalingen inzake de vereiste inhoud van vergunningsbesluiten. Daarom heeft de Commissie vandaag besloten Finland een aanmaningsbrief te sturen, waarin het land twee maanden de tijd krijgt om op de argumenten van de Commissie te reageren; anders kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Afval: Commissie verzoekt OOSTENRIJK om verbetering van bepaalde regels voor het beheer van elektrisch en elektronisch afval
De Commissie heeft besloten om na een aantal andere lidstaten ook Oostenrijk een aanmaningsbrief te sturen wegens tekortkomingen bij de omzetting van de EU-voorschriften betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA, Richtlijn 2012/19/EU). Elektrische en elektronische apparatuur, zoals computers, televisies, koelkasten en mobiele telefoons, vormt een van de snelst groeiende afvalstromen in de EU en zal naar verwachting toenemen tot meer dan 12 miljoen ton in 2020. Als deze stromen niet op de juiste wijze worden beheerd, kunnen de gevaarlijke stoffen erin ernstige milieu- en gezondheidsproblemen veroorzaken. In de Oostenrijkse wetgeving zijn verschillende formele problemen aan het licht gekomen. De wetgeving bevat met name geen correcte omzetting van een aantal definities en voorziet niet in een verbod op de verwijdering van onbehandeld afval. Oostenrijk heeft nu twee maanden de tijd om de situatie te verhelpen; anders kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Luchtkwaliteit: Commissie roept OOSTENRIJK op tot verbetering van de regels voor de beoordeling van de luchtkwaliteit
De Commissie heeft besloten Oostenrijk een aanmaningsbrief te sturen wegens tekortkomingen bij de omzetting van de EU-regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit (Richtlijn (EU) 2015/1480van de Commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de Richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG). Correcte referentiemethoden, een correcte validatie van de gegevens en een correcte locatie van bemonsteringspunten zijn van essentieel belang voor het vaststellen van betrouwbare gegevens. Zonder betrouwbare gegevens is een beoordeling van de luchtkwaliteit niet mogelijk. In de Oostenrijkse wetgeving zijn verschillende problemen aan het licht gekomen. De wetgeving voorziet met name niet in een correcte bijwerking van de documentatie en een evaluatie van het kwaliteitssysteem voor alle meetactiviteiten. Bovendien hebben delen van de omzettingswetgeving geen betrekking op ozon. Oostenrijk heeft nu twee maanden de tijd om de situatie te verhelpen; anders kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Biodiversiteit: Commissie dringt bij CYPRUS aan op bescherming Natura 2000-gebieden
De Commissie stuurt Cyprus een aanmaningsbrief omdat zij van mening is dat het land sinds de datum van toetreding tot de EU over het algemeen en stelselmatig heeft nagelaten ervoor te zorgen dat zijn instanties plannen of projecten aan een passende beoordeling van de gevolgen voor de Natura 2000-gebieden onderwerpen, en/of dat het plannen of projecten heeft goedgekeurd zonder te hebben vastgesteld dat zij de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied niet zullen aantasten. Richtlijn 92/43/EEG van de Raad inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de habitatrichtlijn) heeft tot doel bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit door het in stand houden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is. Volgens deze richtlijn moeten plannen en projecten die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied worden onderworpen aan een passende beoordeling van de gevolgen voor het betrokken gebied (zowel hun afzonderlijke gevolgen als die in combinatie met andere plannen of projecten), tenzij de lidstaten er na een screening van het project zeker van zijn dat het project geen significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied zal hebben. Deze plannen en projecten kunnen alleen door de bevoegde nationale instanties worden goedgekeurd als die de zekerheid hebben verkregen dat zij de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zullen aantasten. Cyprus krijgt twee maanden de tijd om aan de vereisten te voldoen; anders kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Biodiversiteit: Commissie dringt er bij LETLAND op aan natuurbescherming te waarborgen
De Commissie heeft besloten Letland een aanmaningsbrief te sturen omdat het heeft nagelaten habitats en soorten die voor de EU van belang zijn op passende wijze te beschermen door beschermde natuurgebieden aan te wijzen. Op grond van de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad) hebben de lidstaten ermee ingestemd een coherent Europees Natura 2000-netwerk te ontwikkelen door aan de Commissie passende gebieden van communautair belang voor te stellen. Letland heeft niet alle locaties voorgesteld die het hadden moeten voorstellen, en de voorgestelde gebieden dekken onvoldoende de verschillende habitattypen en soorten die bescherming behoeven. Letland heeft nu twee maanden de tijd om te reageren op de argumenten van de Commissie; anders kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Water: Commissie verzoekt ESTLAND, IERLAND, LUXEMBURG, NEDERLAND en OOSTENRIJK verplichtingen inzake milieukwaliteitsnormen voor verontreinigende stoffen na te komen
De Commissie waarschuwt Estland, Ierland, Luxemburg, Nederland en Oostenrijk met betrekking tot hun verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2008/105/EG inzake milieukwaliteitsnormen, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2013/39/EU. De richtlijn milieukwaliteitsnormen is van essentieel belang voor de beoordeling van de toestand van de Europese oppervlaktewateren. De kaderrichtlijn water (Richtlijn 2000/60/EG) schrijft voor dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de oppervlaktewateren uiterlijk in 2027 een goede ecologische en chemische toestand bereiken. Deze algemene verplichting omvat een regelmatig toezicht op hun toestand, met inbegrip van de concentraties van bepaalde verontreinigende chemische stoffen. Indien de drempelwaarden voor deze verontreinigende stoffen worden overschreden, moeten de lidstaten actie ondernemen. Na een beoordeling van de wijze waarop de lidstaten de gewijzigde richtlijn milieukwaliteitsnormen hebben omgezet, heeft de Commissie een aantal tekortkomingen vastgesteld in de nationale wetgeving van de vijf hierboven genoemde lidstaten, variërend van ontbrekende definities over onjuiste specificatie van de controlefrequenties tot het niet opnemen van de nieuwe vereisten in bindende wetgeving. De Commissie heeft daarom besloten aanmaningsbrieven te zenden aan de vijf betrokken lidstaten, waarin zij twee maanden de tijd krijgen om op de argumenten van de Commissie te reageren; anders kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
Water: Commissie dringt bij BELGIË aan op bescherming van wateren tegen nitraatverontreiniging
De Commissie heeft België een aanvullende aanmaningsbrief gestuurd wegens niet-nakoming van de nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG van de Raad). Deze richtlijn heeft tot doel het (oppervlakte- en grond-) water van Europa tegen verontreiniging uit agrarische bronnen te beschermen door de autoriteiten te verplichten maatregelen te treffen om dergelijke verontreiniging te voorkomen. In februari 2014 is een eerste aanmaningsbrief gestuurd. De Commissie heeft besloten de discussie met België sindsdien uit te breiden, met name in het licht van de verslagen van het Vlaamse Gewest over de controle van de waterkwaliteit, waaruit blijkt dat de maximaal toegestane hoeveelheden dierlijke mest ten minste sinds 2016 (toen een afwijking werd toegestaan uit hoofde van de richtlijn) tot 2018 niet in acht zijn genomen. Door de aan het Vlaamse Gewest verleende afwijking kon de normale grenswaarde voor nitraten per hectare onder bepaalde voorwaarden worden overschreden. Uit het officiële verslag blijkt evenwel dat in veel gevallen de hoeveelheden die daadwerkelijk zijn toegepast, de maxima aanzienlijk hebben overschreden. Tot op heden zijn er geen aanwijzingen dat deze overschrijdingen zijn beëindigd. Wat het Waalse Gewest betreft, bevat het huidige nitraatactieprogramma (PGDA 3) niet alle in de richtlijn voorgeschreven maatregelen. Ondanks indicaties van een verbeterende kwaliteit van het grondwater en het aannemen van nieuwe maatregelen sinds de opening van de zaak in 2013, is de Commissie van mening dat bepaalde maatregelen verder moeten worden versterkt en wetenschappelijk moeten worden onderbouwd om ervoor te zorgen dat de waterkwaliteit in overeenstemming is met de richtlijn (de periodes die niet geschikt zijn voor het op of in de bodem brengen van een meststof, het op of in de bodem brengen van een meststof op steile hellingen, de registratie van de hoeveelheid op of in de bodem gebrachte meststoffen enz.). De Commissie verwacht dat haar punten van bezorgdheid bij de komende herziening van PGDA 3 in aanmerking wordt genomen. België heeft nu twee maanden de tijd om te reageren op de argumenten van de Commissie; anders kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies te sturen.
-
5.Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf
(meer informatie: Lucia Caudet - tel. +32 229-56182, Sophie Dupin de Saint Cyr - tel. +32 229-87278)
Met redenen omklede adviezen en aanvullende aanmaningsbrieven
Openbare aanbesteding: Commissie onderneemt verdere actie tegen vier lidstaten met betrekking tot nationale regels inzake overheidsopdrachten en concessies
De Commissie heeft vandaag besloten om Polen en Tsjechië met redenen omklede adviezen te sturen wegens de non-conformiteit van hun nationale wetgeving met de richtlijnen inzake overheidsopdrachten en concessies van 2014 (Richtlijnen 2014/24/EU en 2014/25/EU en Richtlijn 2014/23/EU). De Commissie heeft ook besloten Bulgarije en Italië aanvullende aanmaningsbrieven te sturen om hen te vragen om nadere informatie over hun nationale regels tot omzetting van dezelfde EU-wetgeving. Alle vier besluiten die vandaag zijn genomen, zijn vervolgacties op de aanmaningsbrieven die in januari 2019 zijn verzonden en komen bovenop de aanmaningsbrieven die in oktober 2019 zijn verzonden. Alle lidstaten hebben nu twee maanden de tijd om te reageren op de argumenten die de Commissie heeft aangevoerd in de aanvullende aanmaningsbrieven of met redenen omklede adviezen die vandaag zijn verzonden; anders kan de Commissie besluiten er gevolg aan te geven door Bulgarije en Italië een met redenen omkleed advies te sturen of Polen en Tsjechië voor het Hof van Justitie van de EU te dagen.
Beroepskwalificaties: Commissie verzoekt 24 lidstaten EU-voorschriften betreffende erkenning van beroepskwalificaties na te leven
De Commissie heeft vandaag besloten om 22 landen (Bulgarije, Cyprus, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië en Zweden met redenen omklede adviezen te sturen en Duitsland en Malta aanvullende aanmaningsbrieven te sturen wegens de non-conformiteit van hun nationale wetgeving en praktijk met de EU-voorschriften betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (Richtlijn 2005/36/EG als gewijzigd bij Richtlijn 2013/55/EU). Met deze voorschriften heeft de EU een modern systeem ingevoerd dat de arbeidsmarkten flexibeler helpt maken, de dienstverlening tussen de lidstaten verder faciliteert en voorziet in de automatische erkenning van beroepskwalificaties in EU-landen voor sommige beroepen, zoals architecten, artsen of verpleegkundigen. De Commissie heeft deze met redenen omklede adviezen en aanvullende aanmaningsbrieven gestuurd met betrekking tot de regels inzake de vrijheid van vestiging, het vrij verrichten van diensten, de automatische erkenning van kwalificaties, de vereenvoudiging van administratieve vereisten voor erkenningsprocedures, de erkenning van professionele stages en administratieve samenwerking. Alle betrokken lidstaten hebben nu twee maanden de tijd om te reageren op de argumenten die de Commissie heeft aangevoerd; anders kan de Commissie besluiten Duitsland en Malta een met redenen omkleed advies te sturen of de zaken met betrekking tot de andere lidstaten waaraan een met redenen omkleed advies is gericht, voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te brengen.
Aanmaningsbrieven
Commissie start inbreukprocedures tegen vijf lidstaten wegens niet-naleving van geharmoniseerde EU-productvoorschriften voor gasverbrandingstoestellen
De Commissie heeft vandaag besloten Estland, Griekenland, Hongarije, Malta en Slowakije aanmaningsbrieven te sturen wegens niet-nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de geharmoniseerde EU-productvoorschriften voor gasverbrandingstoestellen (Verordening 2016/426). De verordening stelt de eisen vast waaraan elk gastoestel moet voldoen om in de handel te worden gebracht, en legt duidelijke verplichtingen voor de marktdeelnemers en de nationale markttoezichtautoriteiten vast. Krachtens deze verordening moesten de lidstaten de Commissie uiterlijk op 21 oktober 2017 in kennis hebben gesteld van de gassoorten en de daarmee overeenstemmende gebruiksdrukken van gasvormige brandstoffen die op hun grondgebied worden gebruikt. Deze vijf lidstaten hebben nu twee maanden de tijd om te reageren op de argumenten die de Commissie heeft aangevoerd. Doen zij dat niet, dan kan de Commissie besluiten met redenen omklede adviezen te sturen.
-
6.Mobiliteit en vervoer
(meer informatie: Enrico Brivio - tel. +32 229-56172, Stephan Meder - tel. +32 229-13917)
Met redenen omklede adviezen
Vervoer van gevaarlijke goederen: Commissie verzoekt PORTUGAL EU-voorschriften inzake vervoer van gevaarlijke goederen over land om te zetten
De Commissie heeft besloten Portugal een met redenen omkleed advies te sturen met het verzoek om volledig te voldoen aan de EU-wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over land. Portugal heeft zijn nationale wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en per spoor niet geactualiseerd. De nationale wetgeving van Portugal is niet aangepast aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang zoals vereist door Richtlijn 2018/1846 van de Commissie, namelijk met betrekking tot de wijzigingen van de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) en het Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (RID). De Portugese autoriteiten hebben nu twee maanden de tijd om te reageren; anders kan de Commissie deze lidstaat voor het Hof van Justitie van de EU dagen.
Wegvervoer: Commissie verzoekt negen lidstaten aansluiting van nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen aan te passen aan nieuwe versie ERRU (European Registers of Road Transport Undertakings)
De Commissie heeft besloten België, Cyprus, Denemarken, Hongarije, Malta, Nederland, Portugal, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk een met redenen omkleed advies te sturen omdat zij de aansluiting tussen hun respectieve nationale registers van wegvervoerondernemingen niet hebben aangepast aan de nieuwe versie van de ERRU (European Registers of Road Transport Undertakings), zoals vereist bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/480 van de Commissie. Het ERRU-systeem maakt het mogelijk informatie uit te wisselen over wegvervoerondernemingen binnen de EU en tussen de lidstaten. Het is een essentieel instrument voor de handhaving van de EU-wetgeving. Voor de invoering van een nieuwe en verbeterde versie van het ERRU-systeem moeten de lidstaten hun systemen op nationaal niveau aanpassen. Uiterlijk op 30 januari 2019 moest er een upgrade zijn uitgevoerd van de aansluiting van de nationale elektronische registers. Indien de autoriteiten van de betrokken lidstaten binnen twee maanden geen actie ondernemen, kan de Commissie deze lidstaten voor het Hof van Justitie van de EU dagen.
Aanmaningsbrieven
Wegvervoer: Commissie verzoekt SLOWAKIJE regels inzake informatiediensten voor veilige en beveiligde parkeerplaatsen ten uitvoer te leggen
De Commissie heeft vandaag besloten Slowakije een aanmaningsbrief te sturen wegens het niet meedelen van informatie over veilige en beveiligde parkeerplaatsen. Meer in het bijzonder heeft Slowakije verzuimd informatie te verstrekken over in de informatiedienst geregistreerde parkeerplaatsen en parkeerplaatsen die dynamische informatie verschaffen (bv. beschikbaarheid van parkeerplaatsen of prioritaire zones). Dit is vereist bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 885/2013 van de Commissie, die is vastgesteld in het kader van de richtlijn intelligente vervoerssystemen (ITS). Vrachtwagenchauffeurs in Europa hebben vaak te maken met ontoereikende parkeerruimten en informatie over parkeerruimten, en parkeren hun vrachtwagen daarom vaak in niet-beveiligde zones of op onveilige locaties. Slowakije heeft nu twee maanden de tijd om te reageren op de aanmaningsbrief; anders kan de Commissie overwegen een met redenen omkleed advies uit te brengen.
-
7.Juridische dienst
(meer informatie: Mina Andreeva - tel. +32 229-91382)
Verwijzing naar Hof van Justitie van de Europese Unie
Europese Commissie daagt SPANJE voor Hof van Justitie wegens regels inzake schadevergoeding
De Europese Commissie heeft vandaag besloten Spanje voor het Hof van Justitie van de EU te dagen met betrekking tot de Spaanse regels inzake vergoeding van schade die de staat heeft veroorzaakt door het aannemen van met het recht van de Unie strijdige wetgeving. Naar aanleiding van klachten over bepaalde Spaanse bepalingen betreffende de vergoeding van schade die is veroorzaakt door wetgevingshandelingen die in strijd zijn met het recht van de Unie, heeft de Europese Commissie op 14 juni 2017 een inbreukprocedure ingeleid, aangezien deze bepalingen in strijd zijn met het doeltreffendheidsbeginsel en/of het gelijkwaardigheidsbeginsel. Deze beginselen beperken de procedurele en materiële autonomie van de lidstaten wanneer zij de voorwaarden vaststellen voor aansprakelijkheid in geval van inbreuken op het recht van de Unie. Ten eerste stelt de Spaanse wetgeving de vergoeding afhankelijk van een aantal cumulatieve voorwaarden: er moet een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn waarin wordt verklaard dat een Spaanse wetgevingshandeling in strijd is met het recht van de Unie; de benadeelde moet in elk geval een definitief vonnis hebben verkregen waarbij beroep tegen het administratief besluit dat de schade heeft veroorzaakt, is afgewezen; en de benadeelde moet tijdens die beroepsprocedure de schending van het recht van de Unie hebben aangevoerd. Volgens vaste rechtspraak bemoeilijken deze voorwaarden de toekenning van schadevergoeding door de staat voor inbreuken op het recht van de Unie overmatig moeilijk en wordt derhalve het doeltreffendheidsbeginsel geschonden. Ten tweede stellen de Spaanse regels minder gunstige voorwaarden vast voor de aansprakelijkheid van de staat die voortvloeit uit een schending van het recht van de Unie dan voor de aansprakelijkheid die voortvloeit uit schendingen van de Spaanse grondwet. Dit is een schending van het gelijkwaardigheidsbeginsel. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.
-
8.Belastingen en douane-unie
(meer informatie: Vanessa Mock - tel. +32 229-56194, Patrick Mc Cullough - tel. +32 229-87183)
Verwijzing naar Hof van Justitie van de Europese Unie
Belastingen: Commissie daagt POLEN voor Hof wegens niet-afschaffing van bepaalde belastingvrijstellingen voor gebruik van energieproducten door zeer vervuilende bedrijven
De Commissie heeft vandaag besloten Polen voor het Hof van Justitie te dagen, omdat het land toestaat dat energie-intensieve bedrijven worden vrijgesteld van accijnzen op kolen en gas. Op grond van de Poolse wetgeving en in strijd met het EU-recht zijn bepaalde energieproducten, zoals kolen en gas, die worden gebruikt door energie-intensieve bedrijven die onder de Europese regeling voor de handel in emissierechten (EU-ETS) vallen, vrijgesteld van accijnzen. Krachtens de gemeenschappelijke EU-regels inzake energiebelasting (Richtlijn 2003/96/EG van de Raad) moeten bedrijven die van dergelijke vrijstellingen gebruikmaken, wanneer zij verbeteringen op het gebied van milieu of energie-efficiëntie hebben ingevoerd, grotere inspanningen leveren dan voorgeschreven door de bindende EU-instrumenten zoals de EU-ETS. De Poolse wetgeving vereist echter geen dergelijk niveau van energie-efficiëntie. Deze regels begunstigen zeer vervuilende activiteiten, en als zodanig druisen zij in tegen de klimaatdoelstellingen van de EU en leiden zij tot grote concurrentieverstoringen binnen de EU. De zaak wordt aan het Hof voorgelegd omdat Polen zijn wettelijke voorschriften niet in overeenstemming met het EU-recht heeft gebracht nadat de Commissie een met redenen omkleed advies had gestuurd. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.
Met redenen omklede adviezen
Belastingen: Commissie verzoekt DUITSLAND om herziening van vermogenswinstbelastingregels voor bepaalde verkopen van onroerend goed
De Commissie heeft vandaag besloten Duitsland een met redenen omkleed advies te sturen betreffende zijn belastingwetgeving, op grond waarvan verkopen van onroerend goed door binnenlandse en buitenlandse ondernemingen zonder bedrijfsactiviteiten in Duitsland voor de vermogenswinstbelasting verschillend worden behandeld. Op grond van de Duitse wet op de inkomstenbelasting wordt slechts uitstel van vermogenswinstbelasting bij herinvestering toegestaan indien het onroerend goed gedurende ten minste zes jaar zonder onderbreking opgenomen was onder de vaste activa van een binnenlandse onderneming. Naar Duits recht opgerichte ondernemingen zonder bedrijfsactiviteiten in Duitsland worden geacht over een dergelijke vaste inrichting te beschikken, terwijl dit in het algemeen niet het geval is voor niet-ingezeten ondernemingen. Dit leidt tot een beperking van het vrije verkeer van kapitaal in strijd met artikel 63 VWEU. Als Duitsland binnen twee maanden geen maatregelen neemt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Belastingen: Commissie verzoekt SPANJE om afschaffing van buitensporig restrictieve voorwaarden voor belastinguitstel in geval van splitsingen van ondernemingen
De Commissie heeft vandaag besloten Spanje een met redenen omkleed advies te sturen met het verzoek tot afschaffing van voorwaarden in de Spaanse wettelijke voorschriften die in strijd zijn met de EU-regels inzake fusies, waarmee wordt beoogd te waarborgen dat bedrijfsreorganisaties zoals fusies en splitsingen niet worden belemmerd door belastingkwesties op het tijdstip van de herstructurering (Richtlijn 90/434/EEG van de Raad). De belastingheffing over de vermogenswinst die het resultaat is van een dergelijke reorganisatie moet worden uitgesteld tot de latere verkoop of vervreemding van de activa en de aandelen. De Spaanse wettelijke voorschriften voorzien echter in buitensporig restrictieve voorwaarden voor bepaalde soorten splitsingen van ondernemingen. Er wordt geen belastinguitstel verleend als de aandeelhouders van de gesplitste vennootschap niet hetzelfde percentage van de aandelen in alle uit de splitsing voortkomende vennootschappen krijgen, tenzij de verworven activa takken van bedrijvigheid zijn. Als Spanje binnen twee maanden geen maatregelen neemt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Belastingen: Commissie verzoekt IERLAND en OOSTENRIJK om omzetting van in hele EU geldende renteaftrekbeperkingsregels
De Commissie heeft vandaag besloten Ierland en Oostenrijk een met redenen omkleed advies te sturen met het verzoek tot omzetting in nationaal recht van de renteaftrekbeperkingsregel zoals vereist door de EU-richtlijn bestrijding belastingontwijking (ATAD: Richtlijn 2016/1164 van de Raad). Beide lidstaten betoogden dat zij reeds “even doeltreffende” renteaftrekbeperkingsregels hadden ingevoerd en hebben als zodanig verzoeken om afwijking op grond van het EU-recht aangemeld. De Commissie heeft Ierland en Oostenrijk in juli 2018 meegedeeld dat zij van mening was dat hun nationale regels niet “even doeltreffend” waren als de in het EU-recht vervatte regel inzake renteaftrekbeperking en derhalve geen rechtvaardiging vormden om de omzetting van die bepaling uit te stellen tot 1 januari 2024. De Ierse en de Oostenrijkse maatregelen waren evenmin opgenomen in de lijst van nationale renteaftrekbeperkingsregels die de Europese Commissie als “even doeltreffend” aanmerkte. Tot dusver heeft noch Ierland noch Oostenrijk de betrokken bepalingen omgezet of kennisgegeven van nationale uitvoeringsmaatregelen. Als Ierland en Oostenrijk binnen twee maanden geen maatregelen nemen, kan de Commissie de zaken aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Belastingen: Commissie verzoekt ITALIË regels inzake regionale heffing op benzine voor motorvoertuigen in overeenstemming met EU-recht te brengen
De Commissie heeft vandaag besloten Italië een met redenen omkleed advies te sturen wegens de heffing, op regionaal niveau, van accijns op benzine voor motorvoertuigen (Imposta Regionale sulla Benzina per Autotrazione, IRBA) boven op de accijns die reeds wordt geheven op basis van de EU-wetgeving. Volgens het EU-recht (Richtlijn 2008/118/EG van de Raad) kunnen de lidstaten op accijnsgoederen andere indirecte belastingen heffen indien aan twee voorwaarden is voldaan: de belasting wordt met specifieke doeleinden geheven en daarbij worden de EU-belastingvoorschriften inzake de accijns of de btw in acht genomen. Volgens de Commissie is in het geval van de IRBA niet aan deze twee voorwaarden voldaan. Als Italië binnen twee maanden geen maatregelen neemt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Belastingen: Commissie verzoekt PORTUGAL discriminerende wetgeving inzake autoregistratiebelasting te wijzigen
De Commissie heeft vandaag besloten Portugal een met redenen omkleed advies te sturen, omdat het uit andere lidstaten ingevoerde tweedehandsauto's zwaarder belast dan tweedehandsauto's die op de Portugese markt worden gekocht. Thans wordt in de Portugese wetgeving niet ten volle rekening gehouden met de waardevermindering van uit andere lidstaten ingevoerde auto's en derhalve is de Portugese wetgeving niet verenigbaar met artikel 110 VWEU. Op 16 juni 2016 heeft het Europees Hof van Justitie reeds geconcludeerd (arrest C-200/15) dat een eerdere versie van deze Portugese belasting in strijd was met het EU-recht. Als Portugal binnen een maand geen maatregelen neemt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Met redenen omkleed advies en sluiting
Belastingen: Commissie verzoekt CYPRUS, DUITSLAND, GRIEKENLAND, ITALIË, LUXEMBURG, SPANJE en TSJECHIË om mededeling van nationale omzettingsmaatregelen betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen en sluit zaak tegen LITOUWEN
De Commissie heeft vandaag besloten Cyprus, Duitsland, Griekenland, Italië, Luxemburg, Spanje en Tsjechië een met redenen omkleed advies te sturen, omdat zij de nationale omzettingsmaatregelen betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie (Richtlijn 2017/1852 van de Raad) niet uiterlijk op 30 juni 2019 hebben meegedeeld. Als deze lidstaten binnen twee maanden geen maatregelen nemen, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU. Tegelijkertijd heeft de Commissie vandaag besloten tot sluiting van een inbreukprocedure tegen Litouwen, dat nu aan zijn verplichtingen op dit gebied heeft voldaan.
Aanvullende met redenen omklede adviezen
Belastingen: Commissie verzoekt DENEMARKEN opnieuw regels inzake belasting op dividenden die aan niet-ingezeten beleggingsfondsen worden uitgekeerd in overeenstemming met EU-recht te brengen
De Commissie heeft vandaag besloten Denemarken een aanvullend met redenen omkleed advies te sturen betreffende zijn belastingregels die voorzien in een verschillende behandeling van dividenden die worden uitgekeerd aan binnenlandse en buitenlandse instellingen voor collectieve belegging in effecten. In Denemarken zijn dividenden die worden uitgekeerd aan fondsen die zijn geregistreerd als “aan een minimumbelasting onderworpen beleggingsinstellingen”, vrijgesteld van belasting, maar alleen indien de instelling Deens is. De Commissie heeft deze kwestie reeds behandeld in een met redenen omkleed advies van april 2013, maar zij heeft de behandeling van de zaak opgeschort om de uitkomst van een prejudiciële procedure voor het Hof van Justitie van de EU over deze kwestie af te wachten. In juni 2018 heeft het Hof in zaak C-480/16, Fidelity Funds, geoordeeld dat deze regels een ongerechtvaardigde beperking van het vrije verkeer van kapitaal vormen die in strijd is met artikel 63 VWEU. Denemarken heeft echter nog steeds niet de vereiste wetgevingsmaatregelen genomen om de regels in overeenstemming met het EU-recht te brengen. Als Denemarken binnen twee maanden geen maatregelen neemt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Belastingen: Commissie verzoekt NEDERLAND om wijziging van belastingregels die de grensoverschrijdende overdracht van pensioenen belemmeren
De Commissie heeft vandaag besloten Nederland een aanvullend met redenen omkleed advies te sturen met het verzoek tot wijziging van drie reeksen belastingregels die de grensoverschrijdende overdracht van pensioenkapitaal en de grensoverschrijdende uitvoering van pensioenregelingen belemmeren. In de eerste plaats moeten buitenlandse pensioenuitvoerders bij de Nederlandse autoriteiten zekerheid stellen, bijvoorbeeld een zakelijk onderpand of een bankgarantie, indien zij pensioenkapitaal overdragen aan een buitenlandse pensioenuitvoerder of indien zij diensten willen aanbieden op de Nederlandse markt. In de tweede plaats moeten (gewezen) werknemers zekerheid stellen indien hun pensioenkapitaal wordt overgedragen aan een buitenlandse pensioenuitvoerder of indien zij pensioendiensten willen inkopen bij een buitenlandse pensioenuitvoerder. In de derde plaats zijn overdrachten van pensioenkapitaal aan buitenlandse pensioenuitvoerders door werknemers die buiten Nederland gaan werken, slechts vrijgesteld van belasting indien de buitenlandse pensioenuitvoerders de aansprakelijkheid voor eventuele belastingvorderingen aanvaarden of de belastingplichtige zelf die zekerheid stelt. Deze voorwaarden vormen een beperking van het vrije verkeer van burgers en werknemers, de vrijheid van vestiging, het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van kapitaal (artikelen 21, 45, 49, 56 en 63 VWEU). Als Nederland binnen twee maanden geen maatregelen neemt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.
Aanmaningsbrief
Belastingen: Commissie verzoekt ROEMENIË voorschriften inzake btw-behandeling van gebruikte voorwerpen die edele metalen of edelstenen bevatten in overeenstemming met EU-recht te brengen
De Commissie heeft vandaag besloten Roemenië een aanmaningsbrief te sturen wegens onjuiste omzetting van de EU-voorschriften (Richtlijn 2006/112/EG van de Raad) inzake de btw-behandeling van gebruikte voorwerpen die edele metalen of edelstenen bevatten. Het EU-recht voorziet in bijzondere btw-regelingen die tot doel hebben de handel in deze voorwerpen in tweedehands vorm te vergemakkelijken. Op grond van de Roemeense regels zijn alle gebruikte voorwerpen die edele metalen, edelstenen of halfedelstenen bevatten, uitgesloten van de bijzondere btw-regeling; deze regels leveren problemen op voor de bedrijven in deze sector. Als Roemenië binnen twee maanden geen maatregelen neemt, kan de Commissie de Roemeense autoriteiten een met redenen omkleed advies toesturen.
Belastingen: Commissie verzoekt ROEMENIË overeengekomen tijdschema voor ontwikkeling van nieuw IT-systeem voor toezicht op verkeer van accijnsgoederen in acht te nemen
De Commissie heeft vandaag besloten Roemenië een aanmaningsbrief te sturen, omdat het de nieuwe versies van een IT-systeem voor toezicht op het EU-wijde verkeer van accijnsgoederen (alcohol, tabak en energieproducten) niet op tijd heeft gefinancierd en ontwikkeld. Op grond van de EU-regels (hoofdzakelijk Richtlijn 2008/118/EG van de Raad) mogen accijnsgoederen onder uitstel van betaling van accijnzen worden overgebracht op voorwaarde dat de elektronische documenten in de lidstaat van verzending en in de lidstaat van aankomst naar behoren worden opgesteld. Het IT-systeem stelt de lidstaten ook in staat om informatie te verstrekken over de marktdeelnemers die dergelijke overbrengingen mogen verrichten en om onderling samen te werken om fraude te bestrijden. Roemenië gebruikt nu al een verouderde versie van het IT-systeem en heeft niet de vereiste maatregelen genomen om de nieuwe versie te gebruiken. Het verzuim van Roemenië om tijdig maatregelen te nemen kan ernstige gevolgen hebben voor de interne markt, aangezien accijnsgoederen normaal gesproken alleen na betaling van de accijnzen vanuit of naar Roemenië zouden mogen worden overgebracht. Hierdoor kunnen ook alle andere lidstaten die administratieve informatie naar Roemenië moeten verzenden of van die lidstaat moeten ontvangen, worden geschaad. Als Roemenië binnen twee maanden geen maatregelen neemt, kan de Commissie de Roemeense autoriteiten een met redenen omkleed advies toesturen.