Legale migratie: overplaatsing binnen een onderneming: Commissie besluit BELGIË voor Hof van Justitie van de EU te dagen

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op donderdag 25 juli 2019.

De Europese Commissie heeft vandaag besloten België voor het Hof van Justitie van de EU te dagen omdat het de richtlijn over overplaatsing binnen een onderneming van personeel uit derde landen niet heeft omgezet. De richtlijn beoogt de tijdelijke detachering van hooggekwalificeerde werknemers (leidinggevenden, specialisten en stagiair-werknemers) van multinationale ondernemingen naar in de EU gevestigde dochterondernemingen te vergemakkelijken. In mei 2014 zijn de lidstaten overeengekomen de richtlijn uiterlijk op 29 november 2016 in nationaal recht om te zetten.

Omdat de richtlijn niet volledig in nationale wetgeving werd omgezet, heeft de Commissie in januari 2017 een inbreukprocedure tegen België ingeleid en in oktober 2017 een met redenen omkleed advies verzonden. Aangezien België de Commissie nog niet in kennis heeft gesteld van de vaststelling van alle maatregelen die nodig zijn om de richtlijn om te zetten, heeft de Commissie besloten België voor het Hof van Justitie te dagen.

De Commissie verzoekt het Hof van Justitie van de EU om België een financiële sanctie op te leggen in de vorm van een forfaitair bedrag van xxx EUR per dag, te betalen vanaf de dag nadat de in de richtlijn vastgestelde omzettingstermijn is verstreken totdat België zijn verplichtingen nakomt of het Hof krachtens artikel 260, lid 3, een arrest heeft gewezen. Het minimale forfaitaire bedrag moet xxx EUR bedragen. Daarnaast moet een minimale dagelijkse dwangsom worden opgelegd van xxx EUR per dag, te betalen vanaf de dag van waarop het eerste arrest is gewezen totdat België zijn verplichtingen volledig is nagekomen of het Hof zijn tweede arrest heeft gewezen.

Chronologisch overzicht

De Commissie heeft nauwlettend de vorderingen gevolgd van de lidstaten met betrekking tot de omzetting van de richtlijn betreffende overplaatsing binnen een onderneming van personeel uit derde landen (Richtlijn 2014/66/EU) in hun nationale wetgeving. 17 lidstaten hebben een schriftelijke aanmaning ontvangen omdat zij de richtlijn op de vastgestelde uiterste datum nog niet hadden omgezet. 16 van deze inbreukprocedures zijn nu beëindigd.

De Commissie kan het Hof overeenkomstig artikel 260, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verzoeken financiële sancties aan een lidstaat op te leggen indien deze een door de EU-wetgever aangenomen richtlijn niet binnen de vereiste termijn in nationale wetgeving omzet. Bij de bepaling van die sancties wordt rekening gehouden met:

  • de ernst van de inbreuk,
  • de duur van de inbreuk,
  • een bijzondere factor “n” (die varieert van lidstaat tot lidstaat en is gebaseerd op het bruto binnenlands product (bbp), uitgedrukt in miljoenen euro's, en het aantal zetels in het Europees Parlement van de betrokken lidstaat),

De door de Commissie voorgestelde sanctie bestaat uit een forfaitaire som (ter bestraffing van de inbreuk zelf) en een dagelijkse dwangsom (ter bestraffing van de voortzetting van de inbreuk nadat het Hof zijn arrest heeft gewezen).

Meer informatie

  • Richtlijn 2014/66/EU betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming.
  • Zie voor een volledig MEMO inzake de belangrijkste besluiten met betrekking tot het inbreukenpakket van juli 2019: INF/19/4251.
  • Zie met betrekking tot inbreukprocedures in het algemeen: MEMO/12/12.

IP/19/4259

 

Contactpersoon voor de pers:

Voor het publiek: Europe Direct per telefoon 00 800 67 89 10 11 of e-mail