Wopke Hoekstra: Het land van Morgen

Met dank overgenomen van Christen-Democratisch Appèl (CDA) i, gepubliceerd op zaterdag 9 februari 2019.

Ik ga u niet één, maar twee verhalen vertellen. Het eerste verhaal is het verhaal van een land waar het ontzettend goed gaat. Een land waar we met de Rotterdamse haven, Eindhovense high-tech en Amsterdams design meedoen in de wereldtop. Een land waar meer mensen dan ooit aan het werk zijn, dat elk jaar veiliger wordt, en waarvan de zorg, de sociale zekerheid en het pensioenstelsel tot de beste ter wereld horen. Waar we het beter hebben dan ooit tevoren.

Want stel dat je bij de start van je leven twee lootjes mag trekken. Het eerste bepaalt de tijd waarin je leeft, het tweede de locatie. Met het eerste lootje trek je de 21eeeuw, en met het tweede trek je Nederland. Dan heb je de jackpot. Nederland anno nu is een land van grote welvaart, van geluk en van voorspoed.

Maar er is ook een ander verhaal. Dat is het verhaal van gewone Nederlandse gezinnen. Anderhalfverdieners, twee kinderen, hardwerkend, goedwillend, no-nonsense. De ruggengraat van de samenleving.

Over hen schreef de WRR het rapport ‘De val van de middenklasse?’, met als conclusie dat de middeninkomens het redden, maar dat ze er harder voor moeten lopen. Bovendien verandert hun wereld, en niet altijd ten goede. Dat geldt voor de gevolgen van innovatie, flexibilisering van werk, immigratie en integratie.

Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog vertrouwen mensen er niet meer op dat hun kinderen het beter krijgen dan zijzelf. Dat is nogal wat. Want de centrale belofte is altijd geweest dat als je goed je best doet, als je hard werkt, dat je er dan wat van kunt maken. In de Verenigde Staten is the American Dreamop veel plaatsen al vervangen door the Fear of Falling. De angst om te verliezen wat verworven leek.

Zo ver zijn we in Nederland niet. Maar toch is er iets opvallends aan de hand. In recent onderzoek bleek een groot gat tussen de mening van mensen over hun huidige situatie en hun vertrouwen in de toekomst. In Nederland antwoordde 85 procent dat het hen economisch goed gaat. Maar op de vraag of hun kinderen het financieel beter zouden krijgen, antwoordde maar 35 procent positief. Een verschil van 50 procentpunt. In geen ander land was de kloof zo groot.

Waar komt dat pessimisme vandaan? Het kernwoord uit veel onderzoek is onzekerheid over de onderwerpen die ik zo-even al noemde.

Als we het Nederland van het eerste verhaal willen behouden en doorgeven, moeten we wat met het tweede verhaal. En dat doen we ook als kabinet, met de afspraken voor deze regeerperiode. Daarmee zetten we belangrijke stappen. Maar het is cruciaal dat we ook op de langere termijn oog houden voor de zorgen van de middenklasse.

Wat mij betreft moeten we daarom in het komende decennium toe naar een nieuw maatschappelijk evenwicht. Een gemeenschappelijk besef over waar we naartoe gaan en wat we van elkaar mogen verwachten. We moeten de verhouding tussen samenleving, overheid en bedrijfsleven meer in balans brengen. Zodat Nederland een samenleving blijft waar de belofte centraal staat dat wie zich inspant, daar ook voor wordt beloond.

Laat ik, zonder de suggestie van volledigheid te willen wekken, vijf onderwerpen noemen die deel moeten zijn van een nieuw maatschappelijk evenwicht.

Ten eerste betekent een nieuw maatschappelijk evenwicht dat we een deel van de koek anders verdelen. Laat ik dit punt kortheidshalve platslaan tot één statistiek. Tegenwoordig moet de gemiddelde werknemer 171 jaar werken om het jaarsalaris van een CEO bijeen te sprokkelen. Nu geloof ik in de vrije markt, en word ik er zelden van beschuldigd erg links te zijn. Maar ik ben ervan overtuigd dat het voor de samenleving beter is deze kloof te verkleinen in plaats van te vergroten.

Ten tweede betekent een nieuw maatschappelijk evenwicht dat iedereen het onderwijs moet kunnen volgen dat bij hem past, ongeacht de portemonnee van zijn ouders. Een opleiding is de beste investering die je kan doen. Maar dat is niet altijd het gevoel van het gezin aan de keukentafel, van wie de dochter voor het eerst in de familie VWO doet. En voor wie de vraag is: werken óf studeren met het risico op forse schulden. En met als mogelijke conclusie: toch maar niet doen. Die uitkomst is gelukkig geen gegeven. Maar als het komend decennium zou blijken dat dat de consequentie is, dan moeten we het stelsel aanpassen. Met toegang als sleutelwoord.

Ten derde betekent een nieuw maatschappelijk evenwicht dat we moeten bepalen wat eerlijk en redelijk is ten aanzien van vaste versus flexibele contracten. Het aantal flexcontracten is het laatste decennium vrijwel nergens zo snel toegenomen als in Nederland. Maar baanzekerheid is meer dan de portemonnee; het brengt rust, vertrouwen en stabiliteit.

Natuurlijk wil ik goed verdienende ZZP’ers niet tegen hun zin gelukkig maken met een vast contract. En ik heb me jarenlang geërgerd aan starre arbeidscontracten, waardoor ondernemers alleen met grote moeite van disfunctionerend personeel afkwamen. De paradox is dus: we zijn op zoveel flexwerk uitgekomen, omdat de standaardcontracten te weinig flexibel zijn. We moeten daarom aan beide kanten terugsnoeien.

Ten vierde betekent een nieuw maatschappelijk evenwicht dat we ons moeten herbezinnen op Europese arbeidsmigratie. Ik ben een geharnast voorstander van Europa en ik zie de grote waarde van vrij personenverkeer. Maar we kunnen daar alleen mee doorgaan als we er in slagen om Nederlandse werknemers te beschermen tegen oneigenlijke verdringing.

Ten vijfde en ten slotte: de moeizame integratie van nieuwkomers. Ook hier moeten we toe naar een nieuw, scherper gearticuleerd evenwicht. In de kern betekent dat herstel van wederkerigheid. Het is geen recht, maar een voorrecht om in dit land te mogen komen wonen. En wie aanspraak wil maken op dat voorrecht, kan niet op zijn handen zitten. Die zal zelf moeten zorgen voor brood op de plank, zal de taal sneller moeten leren en zal zich moeten conformeren aan de democratische rechtstaat.

Aan de ene kant geloof ik sterk in individuele vrijheid en in het nemen van verantwoordelijkheid voor jezelf. Maar wie dat op orde heeft, kan verantwoordelijkheid nemen voor anderen, voor maatschappelijke instellingen, voor de samenleving. De politiek kan het in de zoektocht naar een nieuw maatschappelijk evenwicht namelijk niet alleen. Deze opgave is ook aan de samenleving én het bedrijfsleven.

Mijn vraag aan u is daarom: wilt u helpen? Door na te denken wat goed werkgeverschap betekent. Door te bekijken wat u van uw werknemers verwacht, en wat zij van u mogen verwachten, bijvoorbeeld op het gebied van scholing. Door stil te staan bij de vraag wat u voor Nederland kunt doen.

Ik vraag het in de wetenschap dat u ongetwijfeld al veel doet. En dat het er niet makkelijker op is geworden, want ‘elite’ is tegenwoordig in de eerste plaats een scheldwoord. Maar wat er ook geroepen wordt: de elite is onmisbaar. In de wetenschap, cultuur, politiek en het bedrijfsleven.

Ik vertelde u twee verhalen, maar Nederland ísgeen land van twee verhalen. Ik ben oprecht optimistisch over dit geweldige land, maar we moeten wel samenaan de bak met de grote uitdagingen die voor ons liggen.