Correctief referendum (2019-2022)
Van januari 2019 tot en met juli 2022 werd een voorstel tot wijziging van de Grondwet i behandeld om een correctief referendum i in te stellen. Het initiatiefwetsvoorstel werd ingediend door het SP-Tweede Kamerlid Ronald van Raak i. Een correctief referendum is een referendum dat op initiatief van kiesgerechtigden plaatsvindt en oordeelt over wetsvoorstellen die al zijn aangenomen door zowel de Eerste als de Tweede Kamer. De wetgevende macht is verplicht de uitslag van het referendum te honoreren.
Van Raak deed het voorstel naar aanleiding van het eindrapport Lage drempels, hoge dijken van de Staatscommissie Parlementair Stelsel i. De Staatscommissie stelde ook een correctief referendum voor, waarna Van Raak niet langer wilde wachten. Hij kwam daarom, nog voor de reactie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met een voorstel om het correctief referendum mogelijk te maken. Door een amendement van de ChristenUnie werd er een hoge uitkomstdrempel aan het voorstel toegevoegd.
Het wetsvoorstel is in eerste lezing op 22 september 2020 door de Tweede Kamer en op 26 januari 2021 door de Eerste Kamer aangenomen. In tweede lezing werd het voorstel echter op 5 juli 2022 door de Tweede Kamer verworpen. Daarna diende Renske Leijten (SP) direct een nieuw voorstel i in om een correctief referendum in te voeren.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Beschrijving
Wanneer een wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen, kan een groep kiesgerechtigden vragen een referendum te houden. Binnen een door de wetgever vast te stellen termijn moet een grotere groep kiesgerechtigden dan steun verlenen aan dit verzoek. Wanneer het te behalen aantal steunbetuigers is behaald, wordt een referendum gehouden. Wanneer een meerderheid van de opgekomen kiesgerechtigden, die samen een te bepalen percentage van het totaal aantal kiesgerechtigden vormen, tegen het wetsvoorstel stemmen, vervalt het wetsvoorstel van rechtswege.
Het referendum zoals voorgesteld door Van Raak is dus een raadgevend bindend correctief referendum. Het is raadgevend omdat het initiatief bij de kiesgerechtigden ligt; het is bindend omdat de wetgevende macht verplicht is de uitslag van het referendum te honoreren; het is correctief omdat het over reeds door de Eerste en Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstellen gaat.
Letterlijke tekst
In het voorstel zou een nieuwe paragraaf aan het slot van hoofdstuk 5 paragraaf 1 van de Grondwet i zijn toegevoegd. Deze paragraaf regelde het referendum. Daarnaast zouden de artikelen 81, 128a en 133a zijn gewijzigd.
In artikel 81 zou aan het slot een bijzin zijn toegevoegd over de toegevoegde paragraaf in hoofdstuk 5, paragraaf 1. Het artikel luidde:
Artikel 81
De vaststelling van wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk, behoudens de mogelijkheid van een referendum met toepassing van paragraaf 1A.
De nieuw toe te voegen paragraaf 1A onderaan hoofdstuk 5 zou een aantal artikelen hebben toegevoegd aan artikel 89. De paragraaf luidde:
§ 1A. Referendum
Artikel 89a
-
1.Een voorstel van wet dat door de Staten-Generaal is aangenomen, wordt aan een referendum onder de in artikel 54 bedoelde kiesgerechtigden onderworpen, indien een bij de wet te bepalen aantal kiesgerechtigden daartoe de wens kenbaar heeft gemaakt, een en ander volgens bij of krachtens de wet te stellen regels. De kamers kunnen een voorstel van wet terzake van het vereiste aantal kiesgerechtigden alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.
-
2.Aan een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt geen gevolg gegeven, indien de Koning de Staten-Generaal kennis heeft gegeven van zijn besluit waarbij aan het voorstel de bekrachtiging is onthouden.
Artikel 89b
Niet aan een referendum kunnen worden onderworpen:
-
a.voorstellen van wet inzake het koningschap;
-
b.voorstellen van wet inzake het koninklijk huis;
-
c.voorstellen van wet tot verandering in de Grondwet en voorstellen van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel hiertoe in overweging te nemen;
-
d.voorstellen van wet inzake de belastingen, bedoeld in artikel 104;
-
e.voorstellen van wet inzake de begroting, bedoeld in artikel 105, eerste en derde lid;
-
f.voorstellen van wet die uitsluitend strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
-
g.voorstellen van wet die strekken tot goedkeuring van verdragen;
-
h.voorstellen van rijkswet.
Artikel 89c
De bekrachtiging van een voorstel van wet kan eerst plaatsvinden nadat over dit voorstel een referendum is gehouden of nadat is komen vast te staan dat daarover geen referendum wordt gehouden.
Artikel 89d
-
1.Indien bij het referendum een meerderheid zich tegen het voorstel van wet uitspreekt en deze meerderheid ten minste gelijk is aan een meerderheid van het aantal bij de meest recente verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer uitgebrachte geldige stemmen, vervalt het voorstel van rechtswege.
-
2.Indien bij het referendum niet een meerderheid die ten minste gelijk is aan een meerderheid van het aantal bij de meest recente verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer uitgebrachte geldige stemmen, zich tegen het voorstel van wet uitspreekt, wordt het voorstel terstond bekrachtigd.
Artikel 89e
-
1.Indien de bekrachtiging van een voorstel van wet geen uitstel kan lijden, kan, mits het voorstel dit bepaalt, de bekrachtiging terstond plaatsvinden nadat de Staten-Generaal het voorstel hebben aangenomen. Het tot wet geworden voorstel kan overeenkomstig de artikelen 89a en 89b aan een referendum worden onderworpen.
-
2.Indien bij het referendum een meerderheid als bedoeld in artikel 89d, eerste lid, zich tegen de wet uitspreekt, vervalt de wet van rechtswege. De wet regelt de gevolgen hiervan.
Artikel 89f
Alles, wat verder het in deze paragraaf bedoelde referendum betreft, wordt bij de wet geregeld.
Na artikel 128 zou een artikel zijn ingevoegd. Het artikel luidde:
Artikel 128
-
1.Bij provinciale onderscheidenlijk gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat besluiten van provinciale staten of de gemeenteraad aan een beslissend referendum worden onderworpen onder de in de artikelen 129 en 130 bedoelde kiesgerechtigden voor provinciale staten onderscheidenlijk de gemeenteraad, indien een bij provinciale onderscheidenlijk gemeentelijke verordening te bepalen aantal van deze kiesgerechtigden daartoe de wens kenbaar maakt, een en ander volgens bij provinciale onderscheidenlijk gemeentelijke verordening te stellen regels.
-
2.Indien bij het referendum een meerderheid zich tegen het besluit van provinciale staten of de gemeenteraad uitspreekt en deze meerderheid ten minste gelijk is aan een meerderheid van het aantal bij de meest recente verkiezingen van de leden van de provinciale staten onderscheidenlijk de gemeenteraad uitgebrachte geldige stemmen, vervalt het besluit van rechtswege.
Na artikel 133 zou een artikel ingevoegd zijn. Dat artikel luidde:
Artikel 133
-
1.De besturen van de waterschappen kunnen bij verordening bepalen dat besluiten van deze besturen aan een beslissend referendum worden onderworpen onder de ingezetenen, indien een bij verordening te bepalen aantal van deze ingezetenen daartoe de wens kenbaar maakt, een en ander volgens bij verordening te stellen regels.
-
2.Indien bij het referendum een meerderheid zich tegen het besluit uitspreekt en deze meerderheid een bij wet te bepalen deel omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen, vervalt het besluit van rechtswege.
Splitsing van het voorstel
Op 31 mei 2022 stemde de Tweede Kamer in met een voorstel van SP-Kamerlid Leijten om het wetsvoorstel te splitsen in twee afzonderlijke wetsvoorstellen. Er werd na de splitsing onderscheid gemaakt tussen een bindend correctief referendum op nationaal niveau en op decentraal niveau (gemeenten, provincies en waterschappen). De mogelijkheid om afzonderlijk te stemmen zou de kans op aanvaarding groter maken.
Ondanks de splitsing van het wetsvoorstel bleef het een grondwetsherziening die in de tweede lezing werd behandeld. De Tweede Kamer verwierp op 5 juli 2022 het voorstel over het landelijk correctief referendum, omdat er geen tweederdemeerderheid was.
Achtergrond
De directe aanleiding voor indiening van de Grondwetswijziging waren de aanbevelingen van de Staatscommissie parlementair stelsel i. In haar aanbevelingen stelde de commissie voor om een bindend correctief referendum in te stellen om de legitimiteit van democratisch bestuur te verbeteren. Dit omdat de staatscommissie van mening was dat er een gebrek aan inhoudelijke inspraakmogelijkheden in het Nederlandse staatsbestel bestonden, waardoor burgers mogelijk vervreemd zouden raken van de politiek.
Nederland heeft verschillende niet-bindende referenda gekend, maar nog nooit een bindend referendum. Dat laatste was een raadgevend en niet-bindend referendum. Dankzij de Wet raadgevend referendum kon tussen 2015 en 2018 gestemd worden over wetsvoorstellen wanneer daar minstens 300.000 geldige verzoeken toe werden gedaan. De Wet raadgevend referendum werd in 2018 ingetrokken. Tussen 1996 en 2017 werden drie mislukte pogingen gedaan om het een raadgevend bindend correctief referendum tot stand te brengen die allemaal in tweede lezing sneuvelden. Het laatste voorstel sneuvelde in tweede lezing en werd toen ook al verdedigd door Ronald van Raak.
Parlementaire behandeling
Het wetsvoorstel is in eerste lezing op 22 september 2020 door de Tweede Kamer en op 26 januari 2021 door de Eerste Kamer aangenomen.
Na de verkiezingen van 2021 werd de verdediging van het initiatiefvoorstel in tweede lezing overgenomen door Renske Leijten. Voorafgaand aan de stemming in de Tweede Kamer werd duidelijk dat in ieder geval coalitiepartijen CDA en VVD tegen zouden stemmen na raadpleging in hun achterban. Ook de SGP, DENK, fractie-Den Haan, Volt en Bij1 stemden tegen. In de hoop het voorstel aanvaardbaarder te maken besloot initiatiefnemer Leijten het voorstel te splitsen. Daarnaast werd er een hoofdelijke stemming gehouden, maar er werd volgens fractielijnen gestemd.
Na verwerping in de Tweede Kamer diende Renske Leijten (SP) direct een nieuw voorstel i in om een correctief referendum in te voeren.