Laat kunstmatige intelligentie het debat niet hinderen
Auteur: Prof. dr. Bernard Steunenberg
In het licht van de digitalisering van Nederland doet de Staatscommissie een aantal aanbevelingen om de transparantie bij van verkiezingscampagnes te waarborgen en vergroten. Hoewel het gebruik van kunstmatige intelligentie bij kan dragen aan het betrekken van de samenleving bij de politiek, zijn er ook gevaren die het democratische proces kunnen ondergraven. Het pleidooi van de staatscommissie voor meer transparantie is daarom belangrijk. Tegelijkertijd blijft het de vraag of sommige aanbevelingen wel effect hebben.
Filterbubbels
Wat zijn allereerst deze gevaren waartegen de commissie in het verweer komt? Met behulp van kunstmatige intelligentie is het mogelijk om gerichte politieke boodschappen aan bepaalde personen te versturen – in jargon heet dit microtargeting. Op deze manier kunnen kiezers worden overtuigd met selectieve argumenten, of zelfs op basis van nepnieuws. Het gebruik van kunstmatige intelligentie in politieke campagnes versterkt de zogenaamde filterbubbel waar mensen zich in bevinden.
Toezicht gewenst?
Om dergelijke gevaren het hoofd te kunnen bieden beveelt de staatscommissie terecht aan om de zendende partij in beeld te brengen bij politieke berichten. De commissie wil ook dat Nederland een onafhankelijke toezichthouder instelt die de transparantie van digitale politieke campagnes zou moeten waarborgen. De vraag is of dat het gewenste effect heeft. Een toezichthouder kan alleen effectief zijn wanneer er voldoende expertise in huis is op het gebied van digitale toepassingen en de technisch haalbare transparantie. Een extra moeilijkheid daarbij is dat de dreiging in de online wereld ook gemakkelijk van buiten de landsgrenzen kan komen, laat staan dat niet alleen personen en organisaties maar ook zelflerende algoritmes hierin een rol kunnen spelen. Nederland zou daarom zelf meer in de noodzakelijke technische kennis moeten investeren.
Daarnaast is er de meer normatieve vraag of en wanneer de overheid zich moet bemoeien met welke informatie er over het internet wordt verspreid. In het debat over nepnieuws is duidelijk geworden dat het soms moeilijk is om grenzen te trekken, en dat een fout snel gemaakt is. Daarbij is het ook goed om te beseffen dat de eerdergenoemde filterbubbel niet per se een verschijnsel van vandaag of gisteren is. Ten tijde van de verzuiling in Nederland fungeerde iedere zuil ook als een echokamer, waarin de eigen opvattingen werden versterkt. Dat leidde destijds ook al tot een eenzijdige kijk op de samenleving en bepaalde maatschappelijke vraagstukken. De ramen en deuren van die echokamers kunnen echter op verschillende manieren worden geopend. Eén daarvan is meer discussie en kennis van andere meningen.
Aanbevelingen
Daartoe wil ik, in aanvulling op de bevindingen van de staatscommissie, twee aanbevelingen doen. De eerste is om het eerste correctief referendum, mocht dit er komen, te laten gaan over het al dan niet toestaan van microtargeting. Het zou mooi zijn om in aanloop naar een dergelijk referendum een breed maatschappelijk debat over dit thema te hebben. Hierdoor raken mensen sneller op de hoogte van verschillende meningen. Ook kan een dergelijk debat bijdragen aan een verdere bewustwording over het gebruik van informatie op het internet.
De tweede aanbeveling is om referenda in het algemeen niet alleen te zien als uitslag maar ook als proces. Het gaat bij referenda niet alleen om het winnen, maar ook om de wedstrijd, waarin verschillende voor- en tegenstanders hun positie verklaren en aangeven wat hun visie is. Het is belangrijk dat sprake is van debat, zodat de uitslag geen wiskundige vergelijking is. Daarom stel ik voor om bij alle referendumuitslagen waarbij de uitkomst nagenoeg om het even is (bijvoorbeeld binnen de bandbreedte van 40% tot 60%) geen consequenties aan de uitkomst te verbinden. Dit soort uitslagen versterken juist de tegenstelling in de Nederlandse samenleving. In dat geval kan de discussie beter worden voortgezet zodat er wellicht op een later moment een nieuw referendum kan worden georganiseerd.
Conclusie
Digitalisering heeft als negatief effect dat filterbubbels worden versterkt, en mensen de mogelijkheid wordt ontzegd zich een evenwichtig beeld te vormen van vraagstukken die spelen in de maatschappij en in de politiek. Om dit gevaar het hoofd te bieden is het nodig om het gesprek en het debat in de samenleving te faciliteren en te stimuleren. Een juist gebruik van het referendum als democratisch instrument, zoals hierboven beschreven, kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren.
Prof. Dr. Bernard Steunenberg is hoogleraar aan de Universiteit Leiden en specialist op het terrein van politiek en beleidsprocessen. Dit artikel komt voort uit zijn bijdrage aan het symposium over de Staatscommissie parlementair stelsel dat het Montesquieu Instituut organiseerde op 19 december 2018.