Ja, de Eerste Kamer is een politiek lichaam
Ons tweekamerstelsel werkt op zich naar behoren, maar er zijn wel pijnpunten waarover discussie nodig is. Of dat tot veranderingen moet en zal leiden, is de vraag. En als dat zo is, welke dan. Uiteraard is het ook denkbaar dat je de Eerste Kamer niettemin overbodig vindt en aanstuurt op afschaffing. In 1998 was de voornaamste conclusie van mijn proefschrift echter al: afschaffing zit er (nog) niet in en dan kun je vooralsnog toch maar beter kijken welke (nuttige) rol de Eerste Kamer wél kan spelen.
De Eerste Kamer is een politiek orgaan, dat een belangrijke rol speelt bij de totstandkoming van wetgeving. Zij fungeert als laatste poortwachter voor een wetsvoorstel gereed is voor publicatie in het Staatsblad. Er is bijvoorbeeld een mogelijkheid om alsnog knelpunten te onderkennen en burgers en organisaties kunnen nogmaals bezwaren naar voren brengen.
Al naar gelang het uitkomt, betogen politici nogal eens dat de Eerste Kamer eigenlijk toch vooral dit zou moeten doen of dat zou moeten nalaten (letten op kwaliteit, geen politieke oordelen). Maar in de praktijk is er geen enkele beperking om vooral of uitsluitend politiek te oordelen. Een wetsvoorstel kan nog zo mooi in elkaar zitten, als de inhoud je als Eerste Kamerlid of -fractie niet bevalt, dan mag je uiteraard tegenstemmen. Over haar ontstaansgeschiedenis is veel te zeggen, net als over haar 'roeping', maar staatsrechtelijk is alleen relevant dat zij (als laatste) een absoluut vetorecht heeft over wetsvoorstellen.
Het politieke oordeel laat net zo goed de vrijheid om vóór een wetsvoorstel te stemmen, dat je waardeloos vindt. Een voorbeeld uit december 1981, toen PvdA-senator een stemverklaring aflegde:
Wij vinden en vonden dit een slecht wetsontwerp. Wij vinden en vonden dat ontwerp vrijblijvend, oppervlakkig en slordig. Wij hebben dus alle reden om tegen dit ontwerp te stemmen. Desondanks zullen de fractie van de PPR i, die onze gevoelens deelt, en de grootst mogelijke meerderheid van de fractie van de Partij van de Arbeid het wetsontwerp steunen.
Dat was ver vóór het geluid opkwam, dat de Eerste Kamer steeds politieker werd. Dat was een tijd waarin de VVD i in de Eerste Kamer een motie indiende tegen het niet toelaten van een Zuid-Afrikaanse team tot de Paralympische Spelen in Assen, toen VVD en CDA i via een motie minister Wiegel aanspoorden een Grondwetsvoorstel over een vierde bestuurslaag terug te nemen, waarin PvdA en andere linkse fracties via een parlementaire enquête wetgeving over verwerking van kernafval trachtten te frustreren, waarin de gehele oppositie (van links tot rechts) tegen belangrijke onderdelen van de stelselherziening sociale zekerheid stemde. Een tijd kortom waarin de Eerste Kamer zo politiek opereerde als het maar kon.
Toen de oppositie stelselmatig in de minderheid was (tot 2015) was het effect van dat politieke handelen nauwelijks zichtbaar. Dat was alleen zo als één van de regeringsfracties zich bij haar aansloot, zoals de CDA-fractie onder leiding van Kaland i deed ten tijde van het derde kabinet-Lubbers i.
Door de veranderde politieke verhoudingen, waarbij de oppositie soms een meerderheid heeft in de Eerste Kamer, is de politieke rol zichtbaarder geworden. En die heeft daardoor ook aan reële betekenis gewonnen.
Dat roept wel de vraag op of de Eerste Kamer niet te veel macht heeft. Het politieke primaat zou toch bij de Tweede Kamer moeten liggen. In die zin is het invoeren van een terugzendrecht (de Eerste Kamer suggereert dan wijzigingen aan de Tweede Kamer) met het laatste woord voor de Tweede Kamer een stapje. Invoering daarvan vergt wel grondwetsherziening.
Tot nu toe leverde dat alles geen al te grote problemen op, maar dat zou kunnen veranderen. In hoeverre de Eerste Kamer echt een blokkerende rol gaat spelen, valt echter nog maar te zien. Een enkele verwerping van een wetsvoorstel is bovendien echt niet zo'n ramp of risicofactor als soms wordt gesuggereerd. Vooralsnog moeten kabinet en partijen maar zien te schipperen. Gelukkig zijn 'we' daar heel goed in.