WTO verwerpt merendeel van argumenten VS in Airbus-geschil

De EU is verheugd over het verslag van de Beroepsinstantie in het kader van het door de VS aanhangig gemaakte geschil over steun aan Airbus. Het merendeel van de beweringen van de VS over niet-naleving van de bevindingen van de WTO door de EU worden in het verslag van de hand gewezen.

De Beroepsinstantie heeft alle argumenten van de VS over de EU-steunmaatregelen, die allemaal absoluut "verboden" zouden zijn krachtens de WTO-regels, definitief verworpen.

Commissaris Malmström i zei hierover: "Vandaag heeft de Beroepsinstantie van de WTO, het hoogste WTO-gerecht, het verzet van de VS ten aanzien van het merendeel van de EU-steun aan Airbus definitief verworpen en heeft zij geconcludeerd dat de EU haar oorspronkelijke bevindingen grotendeels heeft nageleefd. Belangrijk is dat de Beroepsinstantie het merendeel van de argumenten van de VS over de schade die de EU-steun aan de verkoop van vliegtuigen door Boeing zou hebben toegebracht, van de hand heeft gewezen. De EU zal nu snel actie ondernemen teneinde de definitieve beslissing van de WTO in deze zaak volledig na te leven. Tevens kijken wij uit naar de komende uitspraak van de Beroepsinstantie over de naleving door de VS van de bevindingen van de WTO met betrekking tot grootschalige en aanhoudende overheidssteun aan Boeing."

De Beroepsinstantie heeft vastgesteld dat het merendeel van de door de VS betwiste EU-steun aan Airbus in 2011 is weggevallen. Zij heeft geoordeeld dat de EU krachtens de WTO-regels niet verplicht is verdere maatregelen te nemen met betrekking tot staatssteun die niet meer bestaat, zoals de vermeende steun voor de vliegtuigmodellen A300, A310, A320 en A330/A340.

Op basis van deze uitspraak moet de EU nog maar aan enkele resterende nalevingsverplichtingen voldoen om volledige naleving van de WTO-regels te waarborgen. Deze verplichtingen houden verband met terugbetaalbare leningen voor de nieuwere modellen A380 en A350 XWB. Wat vliegtuigen met één middengang betreft, zijn er geen resterende verplichtingen.

Tevens heeft de Beroepsinstantie de raming van de economische schade die de resterende EU-steun beweerdelijk aan de verkoop van vliegtuigen door Boeing heeft toegebracht, aanzienlijk naar beneden bijgesteld. De VS had 218 argumenten ingediend over de door de vermeende steun aan Airbus veroorzaakte "negatieve gevolgen" voor Boeing, zoals gederfde verkoop. De Beroepsinstantie heeft 94 % van de argumenten van de VS verworpen en heeft in slechts 14 gevallen, die enkel betrekking hebben op de steun voor de A350 XWB en de A380, bevestigd dat de steun negatieve gevolgen voor Boeing heeft gehad.

Wat haar resterende verplichtingen betreft, zal de EU nu snel actie ondernemen teneinde de WTO-regels volledig na te leven.

Achtergrond

De oorspronkelijke WTO-zaak werd in 2004 ingeleid. De VS tekende toen verzet aan tegen de door Frankrijk, Duitsland, Spanje en het VK verleende steun aan Airbus voor de ontwikkeling en de productie van een reeks grote burgerluchtvaartuigen.

In 2011 heeft de WTO een uitspraak gedaan in de zaak, maar volgens de VS hebben de EU, Frankrijk, Duitsland, Spanje en het VK nagelaten voldoende stappen te zetten om de subsidies aan Airbus in te trekken of de economische gevolgen van deze subsidies voor Boeing weg te nemen. Daarom heeft de VS procedures in verband met de naleving aanhangig gemaakt tegen de EU, waarbij de Europese inspanningen werden betwist. Vandaag is een einde gekomen aan deze procedures in verband met de naleving, aangezien de Beroepsinstantie het hoogste WTO-gerecht is.

In 2005 heeft de EU een parallelle zaak tegen de overheidssteun van de VS voor vliegtuigen van Boeing aanhangig gemaakt. Ook deze zaak bevindt zich in het stadium van de procedures in verband met de naleving, nadat de EU voor de WTO heeft betoogd dat de VS geen inspanningen heeft geleverd om zijn subsidies in te trekken.

IP/18/3782

---