Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt en verdedigt: Vragen en antwoorden

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op woensdag 2 mei 2018.

.

  • 1. 
    Algemeen

Wat is de langetermijnbegroting van de EU?

De langetermijnbegroting van de EU, het zogenaamd meerjarig financieel kader (MFK), is een stabiel raamwerk voor de uitvoering van de jaarlijkse EU-begroting. Zij vertaalt de politieke prioriteiten van de Unie voor een periode van meerdere jaren in financiële voorwaarden en legt de jaarlijkse maximumbedragen ("plafonds") vast, zowel voor de totale uitgaven als voor de belangrijkste uitgavencategorieën/prioriteiten ("rubrieken").

Waarom hebben we een langetermijnbegroting van de EU nodig?

Door voor elke uitgavencategorie een plafond vast te stellen, zorgt de langetermijnbegroting ervoor dat er op de middellange termijn voldoende geld is voor de prioriteiten van de EU.

Tegelijkertijd garandeert zij begrotingsdiscipline en zorgt zij ervoor dat de uitgaven van de EU zich op ordelijke wijze ontwikkelen in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen van de Unie en binnen de grenzen van haar eigen middelen. Ook biedt zij zekerheid aan wie geld van de EU ontvangt, zoals kleine en middelgrote bedrijven, achterstandsgebieden, studenten, onderzoekers, boeren en maatschappelijke organisaties, evenals nationale, regionale en lokale autoriteiten.

Heeft de EU altijd al met langtermijnbegrotingen gewerkt?

De EU werkt al sinds 1988 met langetermijnbegrotingen met een looptijd van vijf tot zeven jaar.

  • De eerste langetermijnbegroting, het zogenaamde pakket-Delors I, had betrekking op de periode 1988-1992 en legde de klemtoon op de totstandbrenging van de interne markt en het bestendigen van het meerjarig kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.
  • De opvolger, het pakket-Delors II, voor de periode 1993-1999, gaf voorrang aan het sociaal beleid, het cohesiebeleid en de invoering van de euro.
  • De volgende langetermijnbegroting, "Agenda 2000", bestreek de periode 2000-2006 en was gericht op de uitbreiding van de Unie.
  • In de langetermijnbegroting 2007-2013 stond duurzame groei en concurrentievermogen met het oog op meer werkgelegenheid voorop.
  • De langetermijnbegroting 2014-2020 was er vooral op gericht om mensen weer aan het werk te helpen en de economie weer te doen groeien, overeenkomstig de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.
  • De meerjarenbegroting die vandaag is voorgesteld voor de periode 2021-2027, is een nieuwe, moderne en pragmatische begroting voor de Unie van 27 landen. Het is ook een duidelijke, eenvoudige en flexibele begroting, die inspeelt op de belangrijkste prioriteiten en beleidsmaatregelen met een maximale toegevoegde waarde voor Europa. Anders gezegd: het is een begroting die investeert in een Europa dat ons beschermt, sterker maakt en verdedigt, iets waar Commissievoorzitter Juncker al in zijn toespraak de Staat van de Unie 2016 had aangedrongen. Door wat minder geld uit te trekken voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het cohesiebeleid, vangt het voorstel ook op billijke en evenwichtige wijze de budgettaire consequenties op van het feit dat het Verenigd Koninkrijk, een belangrijke geldschieter voor de EU-begroting, de EU gaat verlaten.

Wie beslist over de langetermijnbegroting?

Elke langetermijnbegroting gaat vergezeld van de nodige wetgeving:

  • de MFK-verordening met de belangrijkste beleidsprioriteiten, beleidsterreinen en uitgavenplafonds,
  • meer gedetailleerde sectorspecifieke wetgeving voor de verschillende uitgavenprogramma's, zoals voor landbouw, cohesiebeleid, onderzoek, e.d. De Commissie zal alle sectorspecifieke voorstellen uiterlijk midden juni presenteren.

Voor de MFK-verordening wordt de bijzondere wetgevingsprocedure van artikel 312 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gevolgd. Die bepaalt dat de Raad de MFK-verordening unaniem goedkeurt, na toestemming te hebben gekregen van het Europees Parlement. Het Parlement neemt hierover een besluit bij absolute meerderheid, maar kan het standpunt van de Raad alleen goedkeuren of afwijzen, niet wijzigen. Op enkele uitzonderingen na kan de sectorspecifieke wetgeving worden aangenomen volgens de gewone wetgevingsprocedure, waarbij de Raad en het Europees Parlement samen en op gelijke voet beslissen.

Om het algehele financieringsstelsel (het eigenmiddelenbesluit) van de EU te wijzigen, is een unaniem besluit van de lidstaten nodig, dat door de nationale parlementen moet worden geratificeerd (zie onder).

Waarom moet de langetermijnbegroting vóór de Europese verkiezingen van 2019 worden goedgekeurd?

Een snel akkoord heeft grote praktische voordelen omdat de MFK-verordening vóór de sectorspecifieke wetgeving moet worden goedgekeurd. Hoewel de onderhandelingen gelijktijdig kunnen lopen, duurt het 12 tot 18 maanden om overeenstemming te bereiken over de sectorspecifieke wetgeving voor alle meerjarenprogramma's. Om ervoor te zorgen dat deze programma's op tijd van start kunnen gaan in januari 2021, moet dus uiterlijk anderhalf jaar voor de inwerkingtreding ervan een akkoord over de sectorspecifieke wetgeving zijn bereikt.

Om vanaf januari 2021 in de praktijk geld te kunnen uitgeven, moeten er nog allerlei praktische voorbereidingen worden getroffen. Er moeten gedetailleerde jaarlijkse programmeringsdocumenten worden opgesteld en oproepen tot het indienen van voorstellen worden gepubliceerd. Aanvragers hebben tijd nodig om voorstellen te formuleren en in te dienen, die daarna beoordeeld moeten worden. Voor programma's onder gedeeld beheer moeten beheersautoriteiten op nationaal of regionaal niveau strategische planningsdocumenten opstellen en ter goedkeuring aan de Commissie voorleggen. Als nog in 2019 overeenstemming wordt bereikt over de volgende langetermijnbegroting, is het mogelijk deze naadloos te laten aansluiten op de huidige langetermijnbegroting (2014-2020). Dat draagt bij tot de voorspelbaarheid en continuïteit van de financiering, en daar is iedereen bij gebaat.

De ervaring leert dat bij laattijdige goedkeuring de investeringen vertraging oplopen, met negatieve gevolgen voor de economie van de EU, vooral in de meest kwetsbare regio's (zie "Ontwikkeling van de plafonds voor de vastleggingen tussen 2000 en 2020 in lopende prijzen" - Bijlage).

  • 2. 
    De belangrijkste kenmerken van de voorgestelde nieuwe langetermijnbegroting

Hoeveel geld is er gemoeid met de volgende langetermijnbegroting?

De Commissie stelt een langetermijnbudget voor van 1135 miljard euro aan vastleggingen (uitgedrukt in prijzen van 2018) voor de periode van 2021 tot 2027, wat overeenstemt met 1,11% van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU-27. Uitgedrukt in lopende prijzen (rekening houdend met de inflatie), zou dit resulteren in een bedrag van 1279 miljard euro aan vastleggingen.

Dit bedrag aan vastleggingen laat zich vertalen in 1105 miljard (of 1,08% van het bni) aan betalingen (eveneens in prijzen van 2018). Het Europees Ontwikkelingsfonds, nu nog een op een intergouvernementele overeenkomst gebaseerd fonds met een budget van 30 miljard euro voor de periode 2014-2020 waaruit de ontwikkelingssamenwerking met landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan wordt gefinancierd, zal in de EU-begroting worden opgenomen.

In absolute cijfers is het toekomstige langetermijnbudget voor 2021-2027 globaal genomen vergelijkbaar met dat voor de huidige periode 2014-2020, rekening houdend met de integratie van het Europees Ontwikkelingsfonds in de begroting.

De Commissie stelt weliswaar voor de uitgaven te verhogen, voornamelijk door aanvullende middelen te vinden, maar ook door herschikkingen door te voeren (in de verhouding 80% - 20%), om nieuwe en dringende prioriteiten te financieren en bestaande programma's met een duidelijke toegevoegde waarde voor Europa te versterken (zie hieronder). Maar tegelijkertijd houdt het voorstel van de Commissie, met een uitgekiende combinatie van besparingen en verschuivingen enerzijds en budgetverhogingen anderzijds (elk ongeveer 50%), ook rekening met de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Daarom voorziet het voorstel in een verlaging met circa 5% van het budget, zowel voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid als voor het cohesiebeleid, de beleidsgebieden waaraan het meest wordt uitgegeven.

De voorstellen van de Commissie zijn gebaseerd op een grondige beoordeling van de middelen die nodig zijn om doeltreffende resultaten te boeken voor de doelstellingen van de Unie, en van de doelmatigheid en toegevoegde waarde (het extra effect dat wordt bereikt als de EU actie onderneemt in plaats van de afzonderlijke lidstaten) van de uitgaven op elk gebied.

Zijn de in het voorstel genoemde bedragen al gecorrigeerd voor inflatie of niet?

De Commissie vermeldt alle bedragen in de tabellen zowel op basis van constante prijzen van 2018 als op basis van lopende prijzen om zo veel mogelijk duidelijkheid te geven over de budgetten voor de verschillende beleidsterreinen en -programma's.

Hoewel enkel de tabellen op basis van constante prijzen van 2018 juridisch relevant zijn en de reële veranderingen over de beschouwde periode weergeven (omdat ze de inflatie buiten beschouwing laten), publiceert de Commissie ook de gegevens in lopende prijzen. De regeringen en burgers krijgen daarmee een duidelijk beeld van de voorgestelde uitgaven in de periode van zeven jaar. Omdat het om een langetermijnbegroting voor een periode van zeven jaar gaat, is er ook rekening gehouden met de verwachte inflatie (ongeveer 2% per jaar of 14% over de hele periode). Die heeft namelijk gevolgen voor de bedragen in absolute cijfers. Dat geldt voor de EU-begroting even goed als voor elke willekeurige nationale begroting.

Hoe heeft de Commissie de prioriteiten voor de nieuwe langetermijnbegroting bepaald?

De prioriteiten en beginselen waarop het voorstel is gebaseerd, zijn het resultaat van een open en brede discussie waartoe ruim een jaar geleden, op 1 maart 2017, de aanzet is gegeven met het Witboek over de toekomst van Europa. Zij zijn opgenomen in de positieve agenda die Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker in zijn toespraak over de Staat van de Unie in het Europees Parlement op 14 september 2016 heeft aangekondigd. De leiders van de 27 lidstaten hebben hiermee ingestemd op 16 september 2016 in Bratislava en op 25 maart 2017 in hun Verklaring van Rome.

Daarna, in juni 2017, heeft de Commissie de belangrijkste punten opgenomen in haar Discussienota over de toekomst van de EU-financiën, die op 14 februari 2018 werd gevolgd door concrete opties voor de toekomstige EU-begroting.

Zij heeft haar oor goed te luisteren gelegd bij het Europees Parlement, de lidstaten, de nationale parlementen, de ontvangers van EU-financiering en andere belanghebbenden. Commissaris Oettinger is ook bij de leiders van alle 27 EU-landen op bezoek geweest. Open publieke raadplegingen eerder dit jaar hebben meer dan 11 000 reacties opgeleverd.

Daarnaast heeft de Commissie een grondige evaluatie gemaakt van de huidige financieringsprogramma's van de EU (die samen met de voorstellen van vandaag wordt gepubliceerd). Daardoor kon worden vastgesteld wat er goed heeft gewerkt en daarom in de toekomstige langetermijnbegroting moet worden behouden of versterkt. Anderzijds is hieruit ook gebleken wat er moet worden veranderd om de EU-begroting optimaal te benutten.

Wat bedoelen we met "toegevoegde waarde voor de EU"? In hoeverre kan de nieuwe EU-begroting hiervoor zorgen?

Met de "toegevoegde waarde van de begroting voor de EU" doelen we op gebieden waar met geld van de EU-begroting meer kan worden bereikt dan met geld dat de lidstaten individueel uitgeven. De EU-begroting is bescheiden in vergelijking met de omvang van de Europese economie en de nationale begrotingen. Met de Verklaring van Rome gaven de EU-leiders aan dat zij een Europese Unie willen die groot is voor grote zaken en klein voor kleine zaken. Hetzelfde geldt ook voor de EU-begroting: die moet investeren in "grote" gebieden, waar de Unie een groter effect kan bereiken dan de lidstaten met hun eigen middelen. Dit geldt met name voor zaken van gemeenschappelijke belang, zoals de bescherming van de buitengrenzen van de EU.

Door middelen te bundelen kunnen resultaten worden bereikt die buiten het bereik van afzonderlijke lidstaten liggen. Voorbeelden hiervan zijn grensverleggende onderzoeksprojecten die de beste onderzoekers uit heel Europa samenbrengen, initiatieven om jongeren en kleine bedrijven optimaal te laten profiteren van de mogelijkheden van de interne markt en de digitale economie. Andere voorbeelden zijn strategische investeringen in bijvoorbeeld satellieten, dure supercomputers en de onderlinge verbindingen tussen verschillende delen van de EU. Deze investeringen zijn de sleutel tot de toekomstige welvaart van Europa en zijn toonaangevende rol bij de realisatie van de wereldwijde doelstellingen voor duurzame ontwikkeling. Hetzelfde geldt wanneer het erop aankomt gaat om de Unie in staat te stellen haar burgers te beschermen in deze zich snel ontwikkelende wereld waarin veel van de meest dringende problemen de nationale grenzen overstijgen.

Tegelijkertijd heeft de Commissie kritisch gekeken naar waar besparingen mogelijk zijn zonder afbreuk te doen aan de kerndoelstelling van EU-programma's. Dit betekent een verschuiving in de middelen en meer nadruk op gebieden met de hoogste toegevoegde waarde voor de EU.

Hoe wilt u de nieuwe langetermijnbegroting duidelijker en eenvoudiger maken?

De Commissie stelt een samenhangend, gericht en transparant kader voor de EU-begroting voor. De structuur van de nieuwe begroting zal duidelijker zijn en beter worden afgestemd op de politieke prioriteiten. Het aantal programma's zal met ruwweg een derde worden teruggebracht (van 58 naar 37), bijvoorbeeld door gefragmenteerde financieringsbronnen samen te voegen in nieuwe geïntegreerde programma's en het gebruik van financiële instrumenten radicaal te stroomlijnen.

Zo moet het nieuwe en volledig geïntegreerde InvestEU-fonds centraal beheerde financieringsinstrumenten voor strategische investeringen in de hele EU in één programma samenbrengen. In de praktijk houdt dit in dat dat overlappingen worden voorkomen met behoud van de mogelijkheid van investeringen uit andere publieke en particuliere bronnen. Bovendien zal de administratieve rompslomp voor begunstigden en tussenpersonen worden verminderd.

Een ander belangrijk element is dat er voor meer samenhang van de regels wordt gezorgd door deze op één stel regels te baseren. Dit zal de administratieve lasten voor begunstigden en beheersautoriteiten verder terugdringen. Dit stimuleert ook de deelname aan EU-programma's en versnelt de uitvoering ervan. Ook kunnen programma's en instrumenten makkelijker worden gecoördineerd zodat de EU-begroting meer effect sorteert. De Commissie zal met name voorstellen de regels voor staatssteun te vereenvoudigen zodat het makkelijker wordt om financieringsmogelijkheden van de EU-begroting met die van de nationale begrotingen te combineren.

Hoe denkt u de nieuwe langetermijnbegroting flexibeler en wendbaarder te kunnen maken om sneller te kunnen inspelen op onverwachte gebeurtenissen?

De EU-begroting speelde weliswaar een belangrijke rol in de financiering van een gezamenlijke aanpak van de migratiecrisis, maar al snel werd duidelijk dat het huidige kader ook zijn grenzen had. In een instabiel geopolitiek klimaat moet Europa in staat zijn om snel en doeltreffend te reageren op onverwachte behoeften. Daarom stelt de Commissie voor om de begroting van de EU flexibeler te maken door verschuivingsmogelijkheden in te bouwen, zowel binnen en tussen de verschillende programma's, als tussen de verschillende begrotingsrubrieken en -jaren.

De Commissie stelt ook voor een EU-reserve te vormen. Die zal worden gefinancierd uit beschikbare marges (verschil tussen het plafond en het feitelijke vastgelegde of betaalde bedrag) en uit onbenutte vastleggingen. Deze reserve is een krachtig nieuw instrument waarmee kan worden ingespeeld op onvoorziene omstandigheden en op noodsituaties op het gebied van veiligheid en migratie. Zij kan ook worden gebruikt om de economische en sociale gevolgen van verstoringen van de handel op te vangen als alle andere mogelijkheden zijn uitgeput.

Welke koppeling bestaat er in de nieuwe langetermijnbegroting tussen goed financieel beheer en de eerbiediging van de rechtsstaat?

De Commissie voert een nieuw garantiemechanisme voor de rechtsstaat in, dat het geld van de belastingbetaler in de EU moet beschermen. Een van de voorwaarden voor een goed financieel beheer en een doeltreffende EU-financiering is een goede werking van de rechtsstaat in sectoren zoals de rechterlijke macht, en het voorkomen en bestraffen van fraude en corruptie. Het doel van de vandaag voorgestelde verordening is om de EU-begroting te versterken en te beschermen tegen financiële risico's die verbonden zijn aan algemene tekortkomingen van de rechtsstaat.

Ook nu is het al zo dat de lidstaten moeten aantonen dat hun voorschriften en procedures voor het financieel beheer van EU-middelen robuust zijn en dat de EU-bijdragen voldoende beschermd worden tegen misbruik en fraude. De nu voorgestelde regels zouden de EU het recht geven om de EU-financiering op te schorten, te verlagen of te beperken op een wijze die evenredig is met de aard, ernst en omvang van de tekortkomingen van de rechtsstaat.

Belangrijk daarbij is dat het voorgestelde mechanisme geen gevolgen zou hebben voor de individuele begunstigden van EU-steun, omdat zij niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het goed functioneren van de rechtsstaat. De lidstaten zouden verplicht blijven om de betrokken programma's uit te voeren en de betalingen aan Erasmus-studenten, onderzoekers, maatschappelijke organisaties en andere eindgebruikers of begunstigden voort te zetten.

  • 3. 
    Belangrijkste nieuwe elementen van de nieuwe langetermijnbegroting - Uitgavenzijde

Naar welke gebieden moet er in de toekomst meer geld gaan?

Als we nu investeren in zaken zoals onderzoek en innovatie, jongeren en digitale economie, kunnen toekomstige generaties daar volop de vruchten van plukken. Daarom stelt de Commissie voor om de uitgaven op een aantal gebieden te verhogen:

  • bijna een vernegenvoudiging van de investeringen in digitale transformatie en netwerken tot 12 miljard euro (aangevuld met investeringen die het InvestEU-fonds via leningen, garanties en andere financiële instrumenten zal ondersteunen),
  • een ruime verdubbeling van het budget voor programma's voor jongeren (zoals Erasmus+ met 30 miljard euro en het Europees Solidariteitskorps met 1,3 miljard euro), waaronder 700 miljoen euro voor Interrailpassen voor jongeren,
  • bijna een verdrievoudiging van de uitgaven voor het beheer van de buitengrenzen, migratie en asiel, die van 13 miljard euro nu worden opgetrokken tot 33 miljard euro, om tegen 2027 10 000 grenswachters voor het Europees grens- en kustwachtagentschap te kunnen financieren,

­ een verhoging met 50% van de investeringen in onderzoek en innovatie, inclusief een budget van 100 miljard euro voor de vlaggenschipprogramma's Horizon Europa en Euratom,

  • een verhoging van de investeringen in veiligheid met 40% tot 4,8 miljard euro en de vorming van een speciaal defensiefonds van 13 miljard euro als aanvulling op en katalysator voor nationale uitgaven op het gebied van onderzoek en capaciteitsontwikkeling. Investeringen die nodig zijn om de militaire mobiliteit in de hele EU te bevorderen, zullen met 6,5 miljard euro worden gefinancierd via de Connecting Europe Facility.
  • een verhoging van de financiering van externe acties met 26% tot 120 miljard euro, waarbij bijzondere nadruk zal worden gelegd op Europa's nabuurschap en op de instandhouding van een bepaalde (niet vooraf toegewezen) reserve om in te spelen op nieuwe uitdagingen, met name op het gebied van stabiliteit en migratie. Ter aanvulling van de door de EU-begroting gefinancierde programma's op het gebied van defensie, stelt de hoge vertegenwoordiger voor om te voorzien in een Europese vredesfaciliteit ten belope van 10,5 miljard euro, om eventuele gezamenlijke verplichtingen in landen buiten de EU te financieren.

Wat is de rol van landbouw en cohesiebeleid in de nieuwe langetermijnbegroting?

Landbouw en cohesiebeleid blijven even belangrijk als vroeger. Zij blijven in de langetermijnbegroting onverminderd een dominante rol spelen in termen van het toegewezen budget. De kerndoelstellingen blijven overeind, zij het in gemoderniseerde vorm om efficiënter te werken en de steun te richten op gebieden waar die het hardst nodig is.

Tegelijkertijd heeft de EU er verantwoordelijkheden bijgekregen sinds de introductie van deze beleidsgebieden enkele decennia geleden. Het is dan ook niet meer dan logisch dat hun relatieve aandeel daalt. Doordat het Verenigd Koninkrijk de EU verlaat, is het bovendien noodzakelijk het budget voor zowel het gemeenschappelijk landbouwbeleid als het cohesiebeleid, de beleidsgebieden waar het meeste EU-geld naartoe gaat, te verlagen met ongeveer 5% elk.

Landbouw

Europa heeft een veerkrachtige, duurzame en concurrerende landbouwsector nodig om hoogwaardig, veilig en betaalbaar voedsel voor de inwoners van Europa te kunnen produceren en voor een sterk sociaaleconomisch weefsel op het platteland te zorgen. Daarom stelt de Commissie een hervormd en gemoderniseerd gemeenschappelijk landbouwbeleid voor dat kan zorgen voor voedsel van hoge kwaliteit bij een volledig geïntegreerde eengemaakte markt voor landbouwproducten in de EU. Het aangepaste beleid legt meer nadruk op milieu en klimaat, en promoot een overgang naar een meer duurzame landbouwsector en de ontwikkeling van een vitaal platteland. De rechtstreekse betalingen per hectare zullen worden gestroomlijnd en doelgerichter worden. Zij zullen verder convergeren in de richting van het EU-gemiddelde.

Er komt meer nadruk te liggen op de ondersteuning van kleine en middelgrote bedrijven.

De nieuwe regels geven de lidstaten meer verantwoordelijkheid om optimaal gebruik te maken van de landbouwbegroting. Zij krijgen meer vrijheid dan nu om middelen te verschuiven tussen rechtstreekse betalingen en plattelandsontwikkeling, afhankelijk van de nationale behoeften en doelstellingen.

Er zal een nieuwe crisisreserve worden gevormd om onvoorziene ontwikkelingen op de internationale markten of specifieke evenwichtsverstoringen in de landbouwsector als gevolg van maatregelen van landen buiten de EU op te vangen.

Cohesiebeleid

De Commissie stelt ook voor om het cohesiebeleid te moderniseren en te versterken. In samenwerking met andere programma's zullen de fondsen essentiële steun blijven verstrekken aan de ontwikkeling in EU-landen en -regio's. Het doel is om de convergentie te vergroten en de economische, sociale en territoriale verschillen binnen en tussen de verschillende EU-landen weg te werken.

Bovendien zal het cohesiebeleid in de toekomst een nog belangrijkere rol gaan spelen bij het ondersteunen van de lopende economische hervormingen in de EU-landen. De Commissie stelt voor om de koppeling tussen de EU-begroting en het Europees semester voor economische beleidscoördinatie te versterken.

De nieuwe begroting van de EU komt tegemoet aan de oproep van voorzitter Juncker om een einde te maken aan de verdeeldheid en de Unie meer te verenigen. Het cohesiebeleid is en blijft er in de eerste plaats op gericht om EU-landen en -regio's met een economische of structurele achterstand te helpen die achterstand op de rest van de EU in te lopen. Het relatieve bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking blijft daarom het belangrijkste criterium voor de toewijzing van middelen, maar er zal ook rekening worden gehouden met andere factoren zoals werkloosheid (met name onder jongeren), klimaatverandering en opvang en integratie van migranten. In de komende weken volgen de details.

Hoe wilt u de economische en monetaire unie stabiel en efficiënt maken?

De Commissie stelt twee nieuwe instrumenten voor: een steunprogramma voor hervormingen en een stabilisatiefunctie voor Europese investeringen. Deze nieuwe instrumenten bevorderen de economische en sociale convergentie en de macro-economische stabiliteit in de eurozone door hervormingen te ondersteunen die de economie naar binnen toe robuuster maken en door de investeringen op peil te houden bij ernstige asymmetrische evenwichtsverstoringen.

Ze vormen een aanvulling op andere EU-fondsen, met name de Europese structuur- en investeringsfondsen en het nieuwe InvestEU-fonds, en zullen de koppeling tussen de EU-begroting en het Europees Semester versterken.

Het steunprogramma voor hervormingen, met een totaalbudget van 25 miljard euro, zal alle lidstaten financiële en technische steun bieden voor prioritaire hervormingen, met name in het kader van het Europees semester. Bovendien zal een convergentiefaciliteit gerichte steun bieden aan lidstaten die nog niet tot de eurozone behoren, maar die op weg zijn naar invoering van de euro.

De stabilisatiefunctie voor Europese investeringen helpt de investeringen op peil te houden bij grote asymmetrische evenwichtsverstoringen. Dat gebeurt in de vorm van door de EU-begroting gegarandeerde back-to-backleningen van maximaal 30 miljard euro, in combinatie met financiële hulp voor de betrokken lidstaat ter dekking van de op de vervaldatum te betalen rente. De leningen zullen extra financiële steun bieden in een tijd waarin de overheidsfinanciën onder druk staan, maar prioritaire investeringen toch moeten worden gehandhaafd.

  • 4. 
    Belangrijkste nieuwe elementen van de nieuwe langetermijnbegroting - Financiering en eigen middelen

Waar komt het geld voor de huidige meerjarenbegroting vandaan?

De inkomstenbronnen van de EU-begroting zijn al tientallen jaren dezelfde: douanerechten, bijdragen van de lidstaten op basis van de btw, en bijdragen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). Omdat de douanerechten langzaam zijn gedaald, vormen de bni-bijdragen nu, naast de btw, de belangrijkste bron van inkomsten voor de EU-begroting (ongeveer 80%).

  • Douanerechten zijn verschuldigd door marktdeelnemers, worden aan de buitengrenzen van de EU geïnd, en vloeien rechtstreeks in de EU-begroting. De lidstaten houden momenteel 20% van het bedrag in als inningskosten.
  • De huidige btw-grondslagen van de lidstaten worden eerst via een ingewikkelde statistische procedure geharmoniseerd. Over het geharmoniseerde bedrag is elke lidstaat een uniforme heffing van 0,3% verschuldigd, op enkele uitzonderingen na.
  • Met de op het bni gebaseerde eigen middelen wordt dat deel van de begroting gefinancierd dat niet door andere inkomsten wordt gedekt. Elke lidstaat is over zijn bni in principe eenzelfde percentage verschuldigd. Dat percentage wordt als onderdeel van de jaarlijkse begrotingsprocedure vastgesteld. Sommige lidstaten krijgen een korting.

Welke nieuwe financieringsbronnen heeft u voor de langetermijnbegroting van de EU gekozen en waarom?

De Commissie stelt voor om een "korf" van nieuwe eigen middelen te vormen:

  • -20% van de opbrengsten van het emissiehandelssysteem,
  • een afroepingspercentage van 3% dat wordt toegepast op de nieuwe gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (gefaseerd in te voeren zodra de nodige wetgeving is aangenomen),
  • een nationale bijdrage die gebaseerd is op de hoeveelheid niet-gerecycleerd plastic verpakkingsafval in elke lidstaat (0,80 euro per kilo).

Door een deel van de geharmoniseerde belastinggrondslagen (zoals de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting) of van andere in het EU-beleid of de EU-wetgeving verankerde financieringsbronnen (zoals het Europees emissiehandelssysteem of de hoeveelheid niet-gerecycleerd plastic verpakkingsafval) door te sluizen naar de EU-begroting, kan de synergie tussen de economie van de EU en die van de lidstaten worden vergroot en kan de financiering van de begroting van de EU beter worden afgestemd op haar beleidsprioriteiten.

Uitgaande van het voorstel van de Commissie worden de nieuwe eigen middelen in de periode 2021-2027 geraamd op circa 22 miljard euro per jaar. Dat komt overeen met circa 12% van de inkomsten voor de EU-begroting. Deze inkomsten zullen helpen nieuwe prioritaire activiteiten te financieren en de nationale bni-bijdragen te verlagen.

Daarnaast stelt de Commissie besparingen voor op sommige van de belangrijkste uitgaventerreinen, alsmede hervormingen door de hele begroting heen om deze te stroomlijnen en elke euro optimaal te benutten.

Nieuwe inkomstenbronnen voor de EU-begroting creëren is een belangrijk besluit dat grote gevolgen kan hebben. Hoe wordt dit besluit genomen, en door wie?

Het eigenmiddelenbesluit, dat het algehele financieringssysteem van de EU definieert, kan alleen worden gewijzigd met instemming van alle lidstaten en na ratificering door de nationale parlementen. Daarom gebeurt dit maar zelden. De laatste ingrijpende kwalitatieve wijziging dateert van de jaren 1980, toen de zogenaamde "Delors-pakketten” werden goedgekeurd en de op het bruto nationaal inkomen gebaseerde bijdrage werd ingevoerd om de toename van de uitgaven in verband met de tenuitvoerlegging van de interne markt en de toetreding van nieuwe lidstaten te financieren.

Waarom stelt de Commissie voor om het plafond voor de eigen middelen te verhogen?

Het eigenmiddelenbesluit definieert ook een plafond voor de jaarlijks te betalen eigen middelen. Dit moet de lidstaten de nodige zekerheid en voorspelbaarheid geven ten behoeve van hun eigen begroting en financiële planning. Dit plafond bedraagt momenteel 1,20% van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU. Doordat het Verenigd Koninkrijk de EU gaat verlaten, zal dit plafond automatisch dalen met circa 16% (het aandeel van het bni van het Verenigd Koninkrijk in dat van de EU).

Maar door de opname van het Europees Ontwikkelingsfonds in de EU-begroting moet het plafond worden verhoogd. Bovendien is er een veilige marge nodig tussen dat plafond en het betalingsplafond om te zorgen dat de EU onder alle omstandigheden aan haar financiële verplichtingen kan voldoen, zelfs in tijden van economische neergang. Het is ook belangrijk om de triple A-rating van de EU te kunnen behouden.

Daarom stelt de Commissie voor om het plafond voor de eigen middelen op te trekken tot 1,29% van het bni van de EU-27.

Wordt het niet tijd, nu het Verenigd Koninkrijk (dat een aanzienlijke korting geniet) de EU verlaat, om de EU-begroting eerlijker te maken en de verschillende kortingen af te schaffen?

Om de begroting eerlijker en eenvoudiger te maken, moet de kwestie van de kortingen aan de orde worden gesteld. Sommige daarvan gaan terug tot de vroege jaren 1980. Een aantal lidstaten heeft ingewikkelde correcties en kortingen bedongen, met als belangrijkste die voor het Verenigd Koninkrijk: de Britse korting.

Daarnaast zijn er in de loop der tijd allerlei andere correctiemechanismen bijgekomen. Sinds 2002 genieten ook Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden een permanente verlaging van hun bijdrage aan de financiering van de Britse korting (de kortingen op de korting). Bovendien hebben bepaalde lidstaten die onevenredig bijdroegen aan de begroting, nog aanvullende kortingen gekregen. Zo werd voor Duitsland, Nederland en Zweden de op de btw gebaseerde bijdrage tijdelijk verlaagd voor de periode 2014-2020. Denemarken, Nederland, Oostenrijk en Zweden hebben ook een forfaitaire vermindering gekregen van hun op het bruto nationaal inkomen gebaseerde bijdrage.

Voorts stemt het huidige percentage van 20% dat de lidstaten inhouden op alle douanerechten, niet overeen met de werkelijke kosten. Dit geld wordt ook niet gebruikt voor de verbetering van douanecontrolesystemen. Het vloeit simpelweg in de nationale schatkisten en komt dus niet ten goede aan de bescherming van de douane-unie. Daarom kan de inhouding worden beschouwd als een indirecte korting voor bepaalde lidstaten.

Als gevolg daarvan bedraagt het totaal van al die correcties en kortingen (de Britse korting zelf nog buiten beschouwing gelaten) meer dan 5 miljard euro per jaar in de huidige meerjarenbegroting. Dit maakt de financiering van de EU begroting te complex en ondoorzichtig, en ook minder eerlijk.

Nu het Verenigd Koninkrijk de EU verlaat, doet zich de kans voor om het huidige, ingewikkelde systeem van kortingen en kortingen op kortingen te vereenvoudigen en hervormen. De Commissie stelt voor alle correcties aan inkomstenzijde (kortingen) af te schaffen en het percentage dat de lidstaten mogen inhouden op de door hen geïnde douane-inkomsten voor de EU, te verlagen van 20% tot 10%. Deze twee maatregelen maken de EU-begroting eerlijker en transparanter.

Maar om te voorkomen dat voor bepaalde lidstaten de bijdrage vanaf 2021 plotseling veel hoger wordt, stelt de Commissie voor deze landen een forfaitaire korting te geven op hun bijdrage die op het bruto nationaal inkomen is gebaseerd. Die korting zal geleidelijk worden afgebouwd over een periode van 5 jaar en in 2026 tot nul zijn teruggebracht. Naar analogie hiervan stelt de Commissie voor om ter compensatie van de lagere inningskosten die de lidstaten mogen inhouden, de financiële steun voor de aanschaf van beter op de huidige behoeften afgestemde douaneapparatuur en informatietechnologie te verhogen.

Meer informatie:

  • EU-begroting: Commissie stelt een moderne begroting voor, voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt en verdedigt (persbericht van 2 mei 2018)

MEMO/18/3621

 

Contactpersoon voor de pers:

Voor het publiek: Europe Direct per telefoon 00 800 67 89 10 11 of e-mail


1.

Relevante EU dossiers