Ontwerp van rij - Verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de berechting van ambtsmisdrijven

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr. 2

ONTWERP VAN RIJKSWET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Rijkswet van 7 mei 1981 (Stb. 267) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de berechting van ambtsmisdrijven in overweging te nemen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Grondwet ondergaat de in de artikelen II en III omschreven veranderingen.

ARTIKEL II

In een in de Grondwet op te nemen hoofdstuk 6, Rechtspraak wordt het volgende opgenomen:

S-BiZa

Tweede Kamer, zitting 1981, 16930 (R 1178), nrs. 1-3

Artikel 6.7

De leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen staan wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreden terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging wordt gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.

ARTIKEL III

Artikel 178 van de Grondwet vervalt.

Lasten en bevelen, dat deze Rijkswet in het Staatsblad en het Publikatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

De Ministervan Binnenlandse Zaken,

De Staatssecretaris van Justitie,

Tweede Kamer, zitting 1981, 16930 (R 1178), nrs. 1-3

 
 
 

2.

Meer informatie