Ontwerp van rij - Verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake adeldom en ridderorden

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr. 2

ONTWERP VAN RIJKSWET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Rijkswet van 16 april 1981 (Stb. 218) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake adeldom en ridderorden in overweging te nemen; Zo is het, dat Wij. de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Grondwet ondergaat de in de artikelen ll-IV omschreven veranderingen.

ARTIKEL II

In een in de Grondwet op te nemen hoofdstuk 5, Wetgeving en bestuur, par. 2, Overige bepalingen, wordt het volgende opgenomen:

S-BiZa

Tweede Kamer, zitting 1981, 16927 (R 1176), nrs. 1-3

Artikel 5.2.13

Ridderorden worden bij de wet ingesteld.

ARTIKEL III

Aan de Grondwet wordt het volgende additionele artikel toegevoegd:

Artikel A5.2

Totdat ter zake bij de wet een voorziening zal zijn getroffen blijft artikel 74, eerste lid, van de Grondwet naar de tekst van 1972 van kracht.

ARTIKEL IV

De artikelen 74-76 van de Grondwet vervallen.

Lasten en bevelen, dat deze Rijkswet in het Staatsblad en het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Tweede Kamer, zitting 1981, 16927 (R 1176), nrs. 1-3

 
 
 

2.

Meer informatie