Ontwerp van wet - Verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en de samenstelling van de Staten-Generaal

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr.2

ONTWERP VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de wet van 7 mei 1981 (Stb. 263) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en de samenstelling van de Staten-Generaal in overweging te nemen; Zo is het, dat Wij de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Grondwet ondergaat de in de artikelen II-IV omschreven veranderingen.

ARTIKEL II

In de Grondwet wordt het volgende opgenomen:

S-BiZa

Tweede Kamer, zitting 1981, 16912, nrs. 1-3

HOOFDSTUK 3 ST ATEN-GENERAAL

Par. 1 Inrichting en

samenstelling

Artikel 3.1.1

De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.

Artikel 3.1.2.

  • De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. 2. De Tweede Kamer bestaat uit hondervijftig leden. 3. De Eerste Kamer bestaat uit vijfenzeventig leden. 4. Bij een verenigde vergadering worden de kamers als één beschouwd.

Artikel 3.1.11

Op de wijze bij de wet voorgeschreven leggen de leden van de kamers bij de aanvaarding van hun ambt in de vergadering een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en zweren of beloven zij trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van hun ambt.

Artikel 3.1.12

  • Elk der kamers benoemt uit de leden een voorzitter. 2. Elk der kamers benoemt een griffier. Deze en de overige ambtenaren van de kamers kunnen niet tevens lid van de Staten-Generaal zijn.

Artikel 3.1.13

Geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden worden bij de wet geregeld. De kamers kunnen een voorstel van wet ter zake alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 3.1.14

  • Elk der kamers kan bij koninklijk besluit worden ontbonden. 2. Het besluit tot ontbinding houdt tevens de last in tot een nieuwe verkiezing voor de ontbonden kamer en tot het samenkomen van de nieuw gekozen kamer binnen drie maanden. 3. De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen kamer samenkomt. 4. De wet stelt de zittingsduur van een na ontbinding optredende Tweede Kamer vast; de termijn mag niet langer zijn dan vijf jaren. De zittingsduur van een na ontbinding optredende Eerste Kamer eindigt op het tijdstip waarop de zittingsduur van de ontbonden kamer zou zijn geëindigd.

ARTIKEL III

Aan de Grondwet wordt het volgende additionele artikel toegevoegd.

Artikel A 3.1.11

De artikelen 97 en 101, tweede lid, van de Grondwet naar de tekst van 1972 blijven van kracht totdat de wet als bedoeld in artikel 3.1.11 in werking is getreden.

Tweede Kamer, zitting 1981, 16912, nrs. 1-3

ARTIKEL IV

De artikelen 82, 88, 89, 92, eerste lid, 97-99,101, tweede en vierde lid, 102, 109,118, eerste lid, en de additionele artikelen V en VI van de Grondwet, alsmede de opschriften boven artikel 88 vervallen.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Tweede Kamerzitting 1981, 16912, nrs. 1-3

-'

 
 
 

2.

Meer informatie