Ontwerp van rij - Verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de toelating, uitzetting en uitlevering, het Nederlanderschap en het ingezetenschap
Inhoudsopgave van deze pagina:
Nr. 2
ONTWERP VAN RIJKSWET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Rijkswet van 28 juni 1979 (Stb. 389) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de toelating, uitzetting en uitlevering, het Nederlanderschap en het ingezetenschap in overweging te nemen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Grondwet ondergaat de in de artikelen ll-IV omschreven veranderingen.
ARTIKEL II
In een in de Grondwet op te nemen hoofdstuk 1, Grondrechten, wordt het volgende opgenomen: S-BiZa
Tweede Kamerzitting 1981, 16906 (R 1169), nrs. 1-3
Artikel 1.2
-
-De wet regelt wie Nederlander is. 2. De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen. 3. Uitlevering kan slechts geschieden krachtens verdrag. Verdere voorschriften omtrent uitlevering worden bij de wet gegeven. 4. leder heeft het recht het land te verlaten, behoudens in de gevallen, bij de wet bepaald.
ARTIKEL III
Aan de Grondwet wordt het volgende additionele artikel toegevoegd:
Artikel A 1.2
Artikel 1.2, vierde lid, treedt eerst na vijfjaren of opeen bij of krachtens de wet te bepalen eerder tijdstip in werking.
ARTIKEL IV
De artikelen 4, tweede lid, en 6 van de Grondwet vervallen.
Lasten en bevelen, dat deze Rijkswet in het Staatsblad en het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
De Ministervan Binnenlandse Zaken,
De Staatssecretaris van Justitie,
Tweede Kamer, zitting 1981, 16906 (R 1169), nrs. 1-3