Uit welke sectoren worden politici geworven? En waar komen ze na hun politieke carrière terecht?
Welke beroepservaring brengen parlementariërs met zich mee naar Den Haag? In welke sectoren gaan parlementariërs en bewindspersonen aan de slag ná hun zittingsperiode? En zien we nog bepaalde patronen terugkeren tussen verschillende partijen? Uit het hieronder gepresenteerde onderzoek blijkt dat de wervingspatronen van politieke partijen erg op elkaar lijken en passen bij de ideologische standpunten van de partijen. Verder zien we dat parlementariërs vaak terugkomen in het beroep waar ze vandaan komen, en dat politici van met name de bestuurderspartijen een sprongetje maken in hun carrière.
Voor de goede orde: dit is een belangrijk onderwerp. Ten eerste zien we aan hand van de beroepsachtergronden van volksvertegenwoordigers welke eigenschappen gewaardeerd worden door partijen en kiezers, en dus afgespiegeld worden in het parlement. Ten tweede zegt de uitstroom van politici het een en ander over de manier waarop politieke partijen verantwoording nemen voor hun rol als wervers van politieke elites en welke andere organisaties (bedrijven, belangenbehartigers etc.) ook geïnteresseerd zijn in de opgedane vaardigheden van politici.
Wat is de beroepsachtergrond van politici?
De onderstaande staafdiagram geeft van acht partijen de verdeling van de functies van Kamerleden weer vóórdat zij in het parlement komen en heeft betrekking op de periode sinds 1982. De partijen die regelmatig regeren zijn grijs gearceerd en staan bovenaan, gevolgd door de ‘flank-partijen’ SP i en PVV i, en overige partijen daaronder.
De wervingspatronen van politieke partijen verschillen niet bijster veel van elkaar. Het lijkt erop dat, onafhankelijk van politieke kleur, een bepaald soort mensen zich aangetrokken voelt tot de politiek, en dat de aard van het politieke werk partijen aanmoedigt gelijkaardige keuzes te maken. Mensen die al op enige wijze beroepsmatig bezig zijn met politiek stromen vaak door naar belangrijke vertegenwoordigende functies. Dit loopt uiteen van 35 procent van de functies van GroenLinks i-Kamerleden tot 60 procent voor SP’ers. De beroepsachtergrond van politici is zeker geen afspiegeling de Nederlandse beroepsbevolking. Volgens het CBS i werkt zo’n vijf procent van de Nederlandse werknemers bij de overheid, terwijl dit onder parlementariërs ongeacht hun politieke kleur toch aanzienlijk hoger ligt.
Verder zien we dat partijen over het algemeen mensen werven met een beroepsachtergrond die aansluit bij de ideologische interesses van de partij. Zo zien we bij de VVD i relatief veel commerciële functies (26 procent, tegen een gemiddelde van 19 procent), bij de PvdA i relatief veel (semi-)publieke functies (38 procent, tegen een gemiddelde van 29 procent), bij GroenLinks relatief veel middenveld functies (15 procent, tegen een gemiddelde van 6 procent) en bij de SP relatief veel politieke doorstromers (60 procent, tegen een gemiddelde van 46 procent). Het recruiteringsprofiel van de PVV lijkt ondanks de wens tot vernieuwing toch erg op dat van de VVD.
Wat is de beroepstoekomst van politici?
De volgende staafdiagram beschrijft de verdeling van functies die parlementariërs en bewindspersonen ná hun zittingsperiode hebben. De labels geven de exacte percentages en het verschil met de instroom in procentpunten. Over het algemeen lijkt de uitstroom erg op de instroom. De parlementaire werkzaamheden leiden niet tot een systematische verschuiving in de werkvelden van vertegenwoordigers. Veel parlementariërs komen ook weer terecht in politieke functies, al lijkt het erop dat dit iets vaker bij de ‘grote drie’ het geval is dan bij de andere partijen, zeker in vergelijking met de PVV.
Bestuurdersbonus?
We hebben ook gekeken naar het functieniveau. In de onderstaande figuur zien we per partij het percentage (sub)topfuncties. Dit zijn allemaal beroepen die in de hoogste categorie van de zogenaamde ISCO indeling vallen en vaardigheden vereisen op (of boven) het niveau van een CEO van een nationaal actieve onderneming, een bestuurder van een ambtelijke organisatie of een hoogleraar. Slechts een klein deel van de Nederlandse beroepsbevolking valt in deze categorie.
Allereerst valt op dat er bescheiden variatie bestaat tussen partijen in het niveau van de instroom. Zo zien we dat bij de PVV-instroom een relatief laag percentage dit hoge functieprofiel heeft. Verder, en belangrijker, zien we aanzienlijke verschillen tussen partijen in de mate waarin het Kamerlidmaatschap bijdraagt aan een ‘carrièresprong’. Met name bij de VVD zien we dat Kamerleden na afloop van de parlementaire periode aanzienlijk hogere functies bekleden dan daarvoor. Bij de PvdA en de SP is deze toename aanzienlijk kleiner. Hopelijk kunnen we in toekomstige analyses beter in kaart brengen of deze carrièresprong te wijten is aan het Kamerlidmaatschap zelfs of dat deze mensen sowieso zouden doorgroeien naar hogere functies, simpelweg omdat zij elders ook relevante werkervaring hadden opgedaan.
Onderzoeksaanpak
Ik heb deze vragen onderzocht in samenwerking met onderzoekersassistenten Patrick Statsch, Kas Woudstra en Ellemijke Donner. De journalisten Thijs Broer van Vrij Nederland en Chris Ostendorf van Nieuwsuur hebben hier uitgebreid verslag van gedaan en hebben de onderzoeksassistentie mogelijk gemaakt (zie verslagen in Vrij Nederland en bij Nieuwsuur).
We hebben de namen, partij-affiliatie en de carrières van parlementariërs en bewindspersonen sinds 1945 opgevraagd uit het biografisch archief i van PDC, partner van het Montesquieu Instituut i. Er staan ongeveer 14000 korte beschrijvingen van hoofdfuncties in het archief, bijvoorbeeld ‘ambtenaar omzetbelasting, gemeente Rotterdam’, ‘residentie-secretaris te Banjoemas’, ‘subsidieadviseur KPMG te Amstelveen’ of ‘voorzitter Algemene Bond van Ambtenaren’. Om de werklast te beperken hebben we voor de periode 1945-1982 een aselecte steekproef getrokken (4446 functies). Hiermee kunnen we veel zeggen over algemene patronen maar minder over specifieke gevallen. Voor de periode vanaf 1982 hebben we alle in het archief opgenomen functies gebruikt (5287 functies).
Op basis van de beschrijvingen hebben we voor iedere functie allereerst het werkveld bepaald. We hebben ons daarbij gericht op de organisatie waarbinnen iemand werkt en hebben niet naar het soort werk gekeken. Het werk van een accountant bij een gemeente komt in een andere categorie dan een accountant bij een supermarkt. We hebben de volgende brede indeling gemaakt van werkvelden: politieke partij, de overheid, een internationale organisatie, de semi-overheid, het bedrijfsleven, een universiteit of expertise-organisatie of de belangenbehartiging (branche, werknemers en NGO’s). Dit is de belangrijkste indeling.
Verder hebben we de functies in het bedrijfsleven nog ingedeeld in de veelgebruikte ISIC-classificatie van economische sectoren en functies in de publieke sector verdeeld volgens de COFOG-indeling van overheidstaken. Deze specifieke indeling zullen we gebruiken in vervolgonderzoek. Verder hebben we het ‘gewicht’ van een baan ingedeeld in uitvoerend, middenkader, subtop- en topfuncties. Hier hebben we gewerkt met de ISCO-classificatie van beroepsniveau met een aanvullende onderverdeling van de hoogste categorie. Zo kunnen we onder andere onderzoeken of politici na hun carrière een betere baan vinden.
Joost Berkhout, Universitair Docent Politicologie, Universiteit van Amsterdam
Broer, T. ‘Spelen politici elkaar baantjes toe? Op zoek naar de Haagse banendraaimolen’, Vrij Nederland, November 2017