Brief houdende intrekking van het wetsvoorstel - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen over onderwijs

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

19032

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen over onderwijs BRIEF HOUDENDE INTREKKING VAN HET WETSVOORSTEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 10 april 1990

Bij de Tweede Kamer is aanhangig het voorstel van Wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen over onderwijs (Kamerstukken II, 1984-85, 19032). Op 28 maart 1989 bracht de regering de nota naar aanleidng van het nader eindverslag uit. Mondelinge behandeling heeft door de demissionaire status van het vorige kabinet niet plaatsgehad. Het onderhavige wetsvoorstel tot wijziging van artikel 23 Grondwet is destijds ingediend met het doel de terminologie omtrent de bevoegdheid van de wetgever tot delegatie aan te passen aan de algemene systematiek van de in 1983 herziene Grondwet. Uit de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer is echter gebleken dat in de Kamer verschillende zienswijzen leven aangaande de wenselijkheid van het voorstel. Om die reden lijkt verdere behandeling van het wetsvoorstel niet wenselijk. Derhalve is in het regeerakkoord afgesproken de intrekking van dit wetsvoorstel te bevorderen. Voorts is in het regeerakkoord vastgelegd dat ten aanzien van het bijzonder onderwijs geen beleidsbepalende c.q. bestuurlijke bevoegdheden worden gegeven aan lagere overheden, behoudens het reeds in wetgeving bepaalde. Daartoe gemachtigd door de Koningin trek ik het voorstel van wet hierbij in.

De Minister van Binnenlandse Zaken, C. I. Dales 012834F ISSN0921 -7371 SDU uitgevenj 's-Gravenhage 1990

 
 
 

2.

Meer informatie