Eindverslag - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen over het binnentreden in woningen
Inhoudsopgave van deze pagina:
Nr. 6
' Samenstelling: Leden: Van Rossum (SGP), Haas-Berger (PvdA), Stoffelen (PvdA), Van der Sanden (CDA), Kosto (PvdA), Salomons (PvdA), Aarts (CDA), K. G. de Vries (PvdA), De Kwaadsteniet (CDA), voorzitter, Rienks (PvdA), Hermes (CDA), Wessel-Tuinstra (D'66), Nijpels (VVD), Blaauw (VVD), Mateman (CDA), Buikema (CDA), Van der Burg (CDA), Brouwer (CPN), Dales (PvdA), Janmaat, Korthals (VVD), Wiebenga (VVD), Franssen (VVD). Plv. leden: Leerling (RPF), Meijer (PvdA), Wallage (PvdA), Beinema (CDA), Müller-van Ast (PvdA), Stemerdink (PvdA), Frinking (CDA), Wöltgens (PvdA), Gualthérie van Weezel (CDA), De Visser (PvdA), G. C. van Dam (CDA), Tommei (D'66), Lauxtermann (VVD), Den Ouden Dekkers (VVD), Eversdijk (CDA), Van den Toorn (CDA), Hennekam (CDA), Van Es (PSP), Van Ooijen (PvdA), Schutte (GPV), Evenhuis (VVD), Dees (VVD), Dijkstal (VVD).
EINDVERSLAG Vastgesteld 21 november 1985
De bijzondere commissie voor grondwetsherziening acht de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid met de beantwoording van de volgende opmerkingen en vragen.
Algemene opmerkingen over de grondwetsherziening Dit wetsvoorstel wederom aangrijpend om nog een opmerking van algemene aard te maken, wijst de bijzondere commissie erop dat bij de algemene herziening in enkele artikelen ten onrechte een komma lijkt te zijn geplaatst. Het betreft hier artikel 20 derde lid (Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien etc), artikel 57 derde lid (Niettemin kan een minister of staatssecretaris, die zijn ambt ter beschikking heeft gesteld etc), artikel 59 (Alles, wat verder het kiesrecht en de verkiezingen betreft etc), artikel 93 (Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden etc.) en artikel 130 (ingezetenen, die geen Nederlander zijn etc). De komma geeft aan deze bepalingen een absurde betekenis die uiteraard niet bedoeld is. Dezelfde fout komt voor in de huidige Grondwetsartikelen 23 (zevende lid), 98 (derde lid) en 99. De aanhangige wetsvoorstellen 19032 (onderwijs) en 19017 (verdediging) brengen hier echter de noodzakelijke verbetering. De vraag rijst of zulks van wege eerbied voor de Grondwet en vanwege de eerbied voor de taal, niet ook gewenst is voor de eerder opgesomde artikelen. De bijzondere commissie wil zich voorts gaarne laten gerust stellen wat betreft het tijdig -d.w.z. vóór 17 februari 1988 -gereed komen van de uitvoeringswetgeving waarvoor in de additionele artikelen een termijn is gesteld. Zij zou echter graag nog een opsomming ontvangen van de wetsvoorstellen waarvan «de (inter)departementale voorbereiding in volle gang of bijna gereed is» en een nadere aanduiding van het enkele voorstel (de enkele voorstellen?) die een geringe achterstand op het tijdschema vertonen.
De grondwettigheid van de circulaires uit 1983
De leden van de P.v.d.A.-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van de beantwoording door de drie ministers van hun opmerkingen over de grondwettelijkheid van de beide circulaires uit 1983. Inderdaad kunnen legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden achterwege blijven als het binnentreden geschiedt in het belang van de bewoner. Men mag dan aannemen dat zulks ook de wens is van de bewoner. Zouden de ministers ook als het alléén om die gevallen ging Grondwetswijziging nodig achten? Anders ligt het -zo meenden genoemde leden -voor de gevallen waarbij het binnentreden plaatsvindt in verband met de opsporing van delicten. De tweede circulaire onthoudt de bewoners dan de garanties die de Grondwet hun -hoezeer ook wellicht ten onrechte -geeft zolang de voorgestelde wijziging van artikel 12 niet in twee lezingen is aanvaard en in werking getreden. De ministers erkennen dat zij de «koninklijke weg van grondwetswijziging zijn opgegaan
teneinde voor de praktijk
duidelijkheid te verschaffen over de geoorloofdheid van het niet (ten volle) voldoen aan de verplichtingen van artikel 12». Houdt dit de erkenning in dat de door gewenste circulaire «als leidraad voor de praktijk» gegeven «aanbevelingen over de toepassing van artikel 12» niet verenigbaar zijn met artikel 12? Voor de toetsing van de circulaires is het overigens irrelevant of deze als «regelgeving» dan wel als «leidraad voor de praktijk» of «aanbevelingen» moet worden beschouwd. De afgelegde eed of belofte maakt het immers voor kamerleden en ministers onmogelijk om mee te werken aan hetzij wetgeving, hetzij bestuursdaden, hetzij tussenliggende handelingen die niet verenigbaar zijn met de Grondwet. Zolang de «koninklijke weg» niet bewandeld is, zal zulks derhalve achterwege moeten blijven. Is de regering het hiermee eens?
De voorzitter van de bijzondere commissie, De Kwaadsteniet De griffier van de bijzondere commissie, De Beaufort