Voorlopig verslag van de vaste commissie voor algemene zaken en huis der koningin - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake adeldom en ridderorden

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr. 7a

15883 (R 1129)

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake adeldom en ridderorden VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ALGEMENE ZAKEN EN HUIS DER KONINGIN Vastgesteld 25 november 1980

De leden van de fractie van het C.D.A. achtten het juist, dat de Grondwet blijft bepalen, dat ridderorden bij de wet worden ingesteld. Zij zouden er de voorkeur aan hebben gegeven, dat de oorspronkelijk door de Regering voorgestelde bepaling «Adeldom wordt verleend bij Koninklijk besluit» in het wetsontwerp zou zijn gehandhaafd. Alleen reeds de omstandigheid, dat er overeenstemming over bestaat, dat verheffing in de adelstand mogelijk dient te blijven voor leden van het Koninklijk Huis had daartoe moeten nopen. Naar hun oordeel zal door de schrapping van het voorgestelde artikel 5.2.12 een ongemotiveerde discrepantie in de Grondwet ontstaan. Immers, terwijl de Grondwet blijft bepalen, dat ridderorden bij de wet moeten worden ingesteld, zal iedere verwijzing naar de adel voortaan ontbreken. De leden hier aan het woord besloten hun opmerkingen met twee vragen. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft in de Tweede Kamer verklaard, dat bewijs van afstamming van inheemse adel van voor 1795 ook op een erkenning als behorend tot de Nederlandse adel recht geeft (Handelingen, blz. 6020 linkerkolom). Naar het oordeel van de aan het woord zijnde leden kan deze verklaring alleen betrekking hebben op bewijs van afstamming van leden van de ridderschappen der provinciën, die daarin vóór 1795 zitting hadden. Zijn de bewindslieden het hiermee eens? Dezelfde Minister heeft ook verwezen naar een in te stellen burgerlijke onderscheiding voor moedig en beleidvol optreden. Het overige kabinet heeft helaas besloten het instellen van een dergelijke onderscheiding te koppelen aan een wijziging van het decoratiestelsel. Zijn de bewindslieden, nu enerzijds de behoefte aan een burgerlijke onderscheiding voor moedig en beleidvol optreden in onze dagen duidelijk is en anderzijds de herziening van het decoratiestelsel niet bepaald vlot verloopt en voorts ook tussen beide zaken geen connexiteit aanwezig is, niet van oordeel, dat de instelling van een onderscheiding voor moedig en beleidvol optreden in crisissituaties thans met spoed behoort te worden bevorderd?

De voorzitter van de commissie, W. F. de Gaay Fortman De griffier van de commissie, Dijkstra-Liesveld ' Samenstelling: W. F. de Gaay Fortman (CDA) (voorzitter), Kaland (CDA), Vermeer (PvdA), Post (PvdA), Feij (VVD), Vacature (VVD), Trip (PPR), Vis (D'66), Umkers (CPN), Meuleman (SGP), Van der Jagt (GPV), Vogt (PSP).

Eerste Kamer, zitting 1980-1981, 15883 (R 1129), nr. 7a

 
 
 

2.

Meer informatie