Gewijzigd ontwerp van rijkswet - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake adeldom en ridderorden

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Zitting 1980-1981 Nr. 7

15883 (R 1129)

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overwe ging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake adeldom en ridderorden GEWIJZIGD ONTWERP VAN RIJKSWET 29 september 1980

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake adeldom en ridderorden; Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

Er bestaat grond het hierna in de artikelen II-IV omschreven voorstel tot verandering in de Grondwet in overweging te nemen.

Artikel II

In een in de Grondwet op te nemen hoofdstuk 5, Wetgeving en bestuur, par. 2, Overige bepalingen, wordt het volgende opgenomen:

Artikel 5.2.13.

Ridderorden worden bij de wet ingesteld.

Artikel III

Aan de Grondwet wordt het volgende additionele artikel toegevoegd:

Artikel A 5.2

Totdat ter zake bij de wet een voorziening zal zijn getroffen blijft artikel 74, eerste lid, van de Grondwet naar de tekst van 1972 van kracht.

Artikel IV

De artikelen 74-76 van de Grondwet vervallen.

Eerste Kamer, zitting 1980-1981, 15883 (R 1129), nr. 7

Lasten en bevelen, dat deze Rijkswet in het Staatsblad en het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, De Minister van Binnenlandse Zaken, Eerste Kamer, zitting 1980-1981,15883 (R 1129), nr. 7

 
 
 

2.

Meer informatie