Bijlage bij de memorie van antwoord - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de begroting
Inhoudsopgave van deze pagina:
Nr. 8
BIJLAGE BIJ DE MEMORIE VAN ANTWOORD Tekst van enkele bepalingen van de Comptabiliteitswet 1976
Artikel 17, eerste lid
-
-Het beheer van de hoofdstukken voor het Huis des Konings en voor Hoge Colleges van Staat en Kabinet des Konings wordt gevoerd door de door Ons aan te wijzen Minister, dat van elk der hoofdstukken voor de departementen van algemeen bestuur door de Minister, die met de leiding van het departement is belast, en dat van het hoofdstuk voor Nationale Schuld door Onze Ministervan Financiën.
Artikel 19, eerste lid
-
-Over de gelden bij een begrotingswet toegestaan wordt met inachtneming van het bepaalde in artikel 28, tweede lid, beschikt door de beherende Minister.
Artikel 80
-
-Van privaatrechtelijke rechtspersonen, in het kapitaal waarvan de Staat voor ten minste de helft deelneemt, kan de Algemene Rekenkamer door tussenkomst van Onze daarbij betrokken Minister overlegging vorderen van jaarrekeningen en van de daarop betrekking hebbende rapporten van hen, die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd. Artikel 67, tweede lid, is van toepassing. 2. Het eerste lid is mede van toepassing indien ten behoeve van het Rijk bij de verlening van bijdragen, subsidies of garanties aan andere dan in het eerste lid bedoelde privaatrechtelijke rechtspersonen in het uitoefenen van controlebevoegdheden is voorzien. 3. Geven de door de Kamer ingevolge de voorgaande leden ontvangen stukken of inlichtingen haar daartoe aanleiding, dan wint zij bij de bedoelde rechtspersonen nadere inlichtingen in. Dit geschiedt door tussenkomst van Onze Minister, als het inwinnen van nadere inlichtingen betrekking heeft op onder het eerste lid vallende naamloze vennootschappen, dan wel besloten vennootschappen, andere dan die bedoeld in het vijfde lid. 4. Blijven stukken of inlichtingen binnen een naar het oordeel der Kamer redelijke termijn achterwege of acht de Kamer de verkregen nadere inlich-
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 14226, nr. 8
tingen niet bevredigend, dan is zij bevoegd zelf bij de rechtspersoon een onderzoek in te stellen; het bepaalde in artikel 68 is hierbij van overeenkomstige toepassing. 5. Het bepaalde in het vierde lid is met betrekking tot onder het eerste lid vallende naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen slechts van toepassing, indien alle aandelen daarvan in eigendom aan de Staattoebehoren en een afzonderlijke wettelijke regeling niet aan het onderzoek in de weg staat. 6. In geval de Kamer dit in het algemeen belang geboden acht, maakt zij van haar bevindingen melding in haar verslag. 7. ledere Minister legt aan de Kamer een lijst over van de rechtspersonen als in dit artikel bedoeld, waarmede zijn departement bemoeiing heeft, en doet aan haar van de wijzigingen daarin aanstonds mededeling.
Artikel 67, tweede lid
-
-Onze Ministers bevorderen op aanvrage van de Kamer, dat zij, die met de controle belast zijn, hun werkschema's te harer beschikking stellen, en lichten haar volledig in omtrent de controlebevindingen door overlegging van rapporten en processenverbaal of op andere door de Kamer aan te geven wijze.
Artikel 68
-
-De Algemene Rekenkamer is bevoegd door haar leden of ambtenaren, desgewenst met medewerking van door haar aangewezen deskundigen, bij alle onderdelen van de Rijksdienst en bij alle rekenplichtige kassen en voorraden te doen opnemen en boeken, rekeningen, verantwoordingen, bewijsstukken en verdere bescheiden te doen onderzoeken, voor zover zij een en ander nodig acht voor het uitoefenen van haar taak. 2. Alle rekenplichtigen en alle ambtenaren en overig personeel, werkzaam in enig onderdeel van de Rijksdienst, zijn gehouden desgevraagd de inlichtingen te verstrekken, welke de in het eerste lid bedoelde leden, ambtenaren en deskundigen voor hun onderzoek nodig achten. 3. Zij die boeken, rekeningen, verantwoordingen, bewijsstukken en verdere bescheiden, als in het eerste lid bedoeld, onder zich hebben, zijn verplicht die in handen te stellen van de leden, ambtenaren of deskundigen, door de Kamer aangewezen voor het instellen van een onderzoek, als in dat lid bedoeld. 4. Aan de hand van het verslag van een onderzoek, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, zomede van een rapport als bedoeld in artikel 67, twee-de lid, gaat de Kamer zo nodig over tot vaststelling van het saldo, hetwelk door de rekenplichtige is verschuldigd, dan wel aan deze toekomt.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,14226, nr. 8