Motie van de leden Van Thijn en Patijn - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en samenstelling van de Staten-Generaal
Inhoudsopgave van deze pagina:
Nr. 18
MOTIE VAN DE LEDEN VAN THIJN EN PATIJN
Voorgesteld 13 december 1979
De Kamer,
gehoord de beraadslaging; van oordeel, dat in ons democratisch staatsbestel de rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging het laatste en beslissende woord behoort te hebben bij de aanvaarding van wetsontwerpen;
nodigt de Regering uit, wetsontwerp 15047 inzake bepalingen betreffende de wetgevende macht te wijzigen overeenkomstig de volgende uitgangspunten: 1. zodra de Tweede Kamer een voorstel van wet heeft aangenomen zendt zij het aan de Eerste Kamer; 2. deze heeft gedurende drie maanden de gelegenheid dit wetsontwerp aan te nemen dan wel het ter heroverweging aan de Tweede Kamer terug te zenden; 3. wanneer de Eerste Kamer binnen de gestelde termijn dit wetsontwerp niet heeft aangenomen en evenmin gebruik heeft gemaakt van het recht van terugzending, wordt dit geacht door de Staten-Generaal te zijn aanvaard; 4. wanneer de Eerste Kamer van het recht van terugzending gebruik maakt is de eindbeslissing over het wetsontwerp, voor wat de Staten-Generaal betreft, aan de Tweede Kamer, en gaat over tot de orde van de dag,
VanThijn Patijn
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,14222, nr. 18