Motie van het lid Patijn C.S. - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de verkiezing van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Inhoudsopgave van deze pagina:
Nr. 29
MOTIE VAN HET LID PATIJN CS.
Voorgesteld 12 februari 1980
De Kamer,
gehoord de beraadslaging; overwegende, dat het kiesrecht tot de fundamentele democratische grondrechten behoort;
overwegende, dat de gronden waarop iemand van het kiesrecht kan worden uitgesloten dan ook zo veel mogelijk dienen te worden beperkt;
overwegende, dat de ontzetting van het kiesrecht als bijkomende straf bij veroordeling tot een vrijheidsstraf haar betekenis grotendeels heeft verloren; spreekt als haar mening uit, dat, gelet op het bovenstaande, in de wet waarbij de delicten zullen worden aangewezen waarbij de ontzetting van het kiesrecht door de rechter kan worden uitgesproken de grootst mogelijke terughoudendheid zal dienen te worden betracht;
verzoekt de Regering, bij het ontwerpen van de noodzakelijke wetgeving het bovenstaande tot uitgangspunt van haar beleid te maken, en gaat over tot de orde van de dag.
Patijn De Kwaadsteniet Kappeyne van de Coppello Waltmans Tweede Kamer, zitting 1979-1980,14223, nr. 29