Eindverslag - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de belastingen
Inhoudsopgave van deze pagina:
Nr.8
' Samenstelling: Bakker (CPN), Abma (SGP), Van Thijn (PvdA), voorzitter, Geurtsen (VVD), Veerman (CDA), Rietkerk (VVD), Roethof (PvdA), Haas-Berger (PvdA), Kappeyne van de Coppello (VVD), ondervoorzitter, Stoffelen (PvdA), Van der Sanden (CDA), Kosto (PvdA), Salomons (PvdA), Aarts (CDA), Waltmans (PPR), Patijn (PvdA), De Vries (PvdA), De Kwaadsteniet (CDA), Van den Broek (CDA), Eversdijk (CDA), Faber (CDA), Brinkhorst (D'66) enNijpels(VVD).
EINDVERSLAG Vastgesteld 13 maart 1980
De openbare behandeling van dit wetsontwerp zal naar de mening van de bijzondere commissie voor de grondwetsherziening voldoende zijn voorbereid met de beantwoording door de Regering van onderstaande vragen en opmerkingen, afkomstig uit twee fracties.
De leden van de C.D.A.-fractie wilden delegatie bij belastingheffing, hoezeer ook daar onvermijdelijk, toch op bijzondere wijze benaderen, zulks te meer waar de Regering zelf ook erkent dat grote terughoudendheid geboden is. Dit blijkt uit de bijzondere traditie bij delegatie ten aanzien van belastingen en uit de aard, historie en strekking van de grondwetsbepaling inzake belastingen. Erkennen de bewindslieden -zo vroegen genoemde leden -dat zij hun voorkeur voor de voorgestelde tekst uitsluitend baseren op het formele argument niet af te wijken van de overal elders in de herziene grondwet gevolgde terminologie voor het toekennen van de bevoegdheid tot delegatie? Hoezeer ook bij de term «uit kracht van de wet» delegatie niet geheel is uitgesloten, geeft handhaving van deze term het duidelijkst aan dat op dit punt geen wijziging wordt beoogd. Het was genoemde leden niet duidelijk hoe het hanteren van de term «uit kracht van de wet» tot verwarring en onduidelijkheid zou leiden indien duidelijk wordt aangegeven in de nota naar aanleiding van het eindverslag dat juist met het oog op het uitzonderlijke karakter van de delegatie bij belastingen de bestaande grondwettelijke term wordt gehandhaafd. Een duidelijke passage in de nota naar aanleiding van het eindverslag over de reden van de bewust gekozen afwijking zou deze uitzondering kunnen rechtvaardigen zodat het gevaar van een extra ruime delegatie op andere terreinen dan niet aanwezig is. Hoewel er enig verschil is tussen de uitleg van de staatscommissie en de Raad van State van de term «uit kracht van een wet», meenden deze leden toch dat dit verschil niet groot is. Immers de staatscommissie is van mening dat het ongewenst is dat bij het belastbaar feit een delegatie plaatsvindt, terwijl de Raad van State stelt dat delegatie daarbij niet mogelijk zou zijn. Gemeenschappelijk is echter dat in feite delegatie een zeer grote uitzondering dient te zijn. Ook de Regering erkent dit doordat zij in de memorie van toelichting vermeldt dat de kring van belastingplichtigen, de belastbare feiten en het tarief in de wet zelf vermeld dienen te worden. Is dan het formele argument wel zo dwingend dat de bestaande terminologie niet gehandhaafd zou mogen blijven, waar de Raad van State èn de Grondwetscommissie pleiten voor handhaving van de bestaande term?
Tweede Kamer,zitting 1979-1980,15575, nr.8
De leden van de V.V.D.-fractie hadden, ook na bestudering van de memorie van antwoord, hun twijfeld ten aanzien van het voorstel om in plaats van de term «uit kracht van de wet» in de toekomst de term «bij wet» te hanteren. Hoewel zij begrip hadden voor de door de Regering voorgestane systematiek in het woordgebruik in de nieuwe Grondwet en de daarnaast aangevoer-de argumenten, achtten deze leden de argumentatie zoals van C.D.A.-zijde in het voorlopig verslag verwoord, onvoldoende weerlegd.
De voorzitter van de commissie, VanThijn De griffier van de commissie. De Beaufort
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15575, nr. 8