Nota van wijzigingen - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake uitzonderingstoestanden
Inhoudsopgave van deze pagina:
.6, tweede lid, vervalt:, andere territoriale openbare lichamen, ingesteld in plaats van provincies of gemeenten, B. In het eerste en in het derde lid van artikel 5.2.6 wordt in plaats van «Koninklijk besluit» gelezen: koninklijk besluit.
Toelichting De onder A voorgestelde wijziging houdt in dat, althans voorlopig, de andere territoriale openbare lichamen, ingesteld in plaats van provincies of gemeenten, niet in de tekst van dit artikel vermeld worden. In de memorie van toelichting (blz. 5, noot 3) is reeds uiteengezet, dat ten aanzien van deze categorie lichamen het resultaat van het overleg tussen regering en Staten-Generaal over wetsontwerp 13992 bepalend zal zijn voor de vraag of in artikel 5.2.6, tweede lid, de afwijkingsmogelijkheid van grondwetsbepalingen inzake de bevoegdheden van bedoelde lichamen gehandhaafd moet blijven. Bij nadere overweging zijn wij tot de conclusie gekomen dat het vanuit een oogpunt van wetgevingstechniek de voorkeur verdient deze mogelijkheid thans nog niet in de tekst van het voorliggende artikel op te nemen. Bij een eventuele voortzetting van de behandeling van wetsontwerp 13992 en de totstandkoming van een wet dienaangaande, zou tevens de bedoelde mogelijkheid in artikel 5.2.6, tweede lid, opgenomen kunnen en moeten worden. De wijziging onder B strekt ertoe de tekst van artikel 5.2.6 in overeenstemming te brengen met de schrijfwijze van andere voorgestelde grondwetsartikelen (zie bij voorbeeld artikel 8.5 in de wet van 28 juni 1979, Stb. 390).
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, A. A. M. van Agt De Minister van Binnenlandse Zaken, H. Wiegel
De Staatssecretaris van Justitie, E. A. Haars De Minister van Defensie, W. Scholten
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15681, nr. 8