Vergelijkend overzicht van de artikelen inzake rechtspraak volgens de ingediende wetsontwerpen, de voorstellen van de staatscommissie-cals/donner en de grondwet - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de justitie
Inhoudsopgave van deze pagina:
Nr.5
Vergelijkend overzicht van de artikelen inzake rechtspraak volgens de ingediende wetsontwerpen, de voorstellen van de staatscommissie-Cals/Donner en de Grondwet
Wetsontwerpen
Staatscommissie
Grondwet
HOOFDSTUK 6 RECHTSPRAAK
(Geen bepaling)
Artikel 6.1 1. Aan de rechterlijke macht is opgedragen de berechting van geschillen over burgerlijke rechten en schuldvorderingen. 2. De wet kan de berechting van geschillen die niet uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan, opdragen hetzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. De wet regelt de wijze van behandeling en de gevolgen van de beslissingen.
(Geen bepaling)
Artikel 87 1. Alle geschillen over burgerlijke rechten en over schuldvorderingen behoren tot de kennisneming van de rechterlijke macht. 2. Voor zover de in het vorige lid genoem-de geschillen niet uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan, kan de wet de berechting daarvan opdragen aan niet tot de rechterlijke macht behorende administratieve rechters. De wet regelt de behandeling en de gevolgen der beslissingen. Het bepaalde in artikel 86 is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de administratieve rechters.
Artikel 163 Er wordt alom in het Rijk recht gesproken in naam des Konings.
Artikel 167 Alle twistgedingen over eigendom of daaruit voortspruitende rechten, over schuldvorderingen andere burgerlijke rechten behoren bij uitsluiting tot de kennisneming van de rechterlijke macht.
Artikel 168 De wet kan de beslissing van twistgedingen niet behorende tot die, vermeld in artikel 167, hetzij aan de gewone rechter, hetzij aan een college met administratieve rechtspraak belast, opdragen; zij regelt de wijze van behandeling en de gevolgen der beslissingen.
(Geen bepaling)
Artikel 6.2 1. Aan de rechterlijke macht is voorts opgedragen de berechting van strafbare feiten. 2. Tuchtrechtspraak door de overheid ingesteld wordt bij de wet geregeld. 3. Een straf van vrijheidsontneming kan uitsluitend door de rechterlijke macht worden opgelegd.
(Geen bepaling)
Artikel 87 4. De oplegging van straffen behoort tot de bevoegdheid van de rechterlijke macht, behoudens door de wet te bepalen uitzonderingen, welke ten aanzien van vrijheidsstraffen alleen betrekking kunnen hebben op het militaire straf-en tuchtrecht.
Artikel 170, tweede lid De wet regelt de wijze, waarop geschillen over bevoegdheid, tussen de administratieve en rechterlijke macht ontstaan, worden beslist.
(Geen bepaling)
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,16162, nr.5
Wetsontwerpen
Staa tscommissie
Grondwet
-
-Voor berechting buiten Nederland en voor (Geen bepaling) het oorlogsstrafrecht kan de wet afwijken* de regels stellen.
(Geen bepaling)
(Geen bepaling)
Artikel 174 Op geen misdrijf mag als straf gesteld worden de algemene verbeurdverklaring der goederen, de schuldige toebehorende.
Artikel ó.3 Ten aanzien van de in artikel 6.1, tweede lid, bedoelde geschillen kan administratief beroep worden opengesteld.
Artikel 6.4 1. De wet wijst de gerechten aan die behoren tot de rechterlijke macht. 2. De wet regelt de inrichting, samenstellingen bevoegdheid van de rechterlijke macht. 3. De wet kan bepalen, dat aan rechtspraak door de rechterlijke macht mede wordt deelgenomen door personen die niet daartoe behoren.
-
-De wet regelt het toezicht door leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast uit te oefenen op de ambtsvervulling door zodanige leden en door de personen bedoeld in het vorige lid.
Artikel 87 3. In gevallen als in het vorige lid bedoeld kan ook administratief beroep worden opengesteld. Zodanig beroep sluit de bevoegdheid van de rechterlijke macht slechts uit, voor zover dit uit de wet voortvloeit.
(Geen bepaling)
Artikel 86 1. De wet regelt de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de rechterlijke macht. Zij kan bepalen, dat aan werkzaamheden van de rechterlijke macht mede wordt deelgenomen door personen die niet daartoe behoren.
(Geen bepaling)
(Geen bepaling, behoudens artikel 79)
Artikel 169 De rechterlijke macht wordt alleen uitgeoefend door rechters, welke de wet aanwijst. De wet kan bepalen, dat aan de berechting van door haar aan te wijzen gedingen als in artikel 167 bedoeld mede wordt deelgenomen door niet tot de rechterlijke macht behorende personen.
Artikel 179, eerste lid De Hoge Raad heeft het toezicht op de geregelde loop en de afdoening van rechtsgedingen, alsmede op het nakomen der wetten door de leden der rechterlijke macht en door de personen, bedoeld aan het slot van artikel 169.
Artikel 6.5 1. De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd.
-
-Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij de wet te bepalen leeftijd worden zij ontslagen.
-
-In de gevallen bij de wet bepaald kunnen zij door een bij de wet aangewezen tot de rechterlijke macht behorend gerecht worden geschorst of ontslagen.
Artikel 89 1. De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd.
-
-Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij de wet te bepalen leeftijd worden zij ontslagen.
-
-In de gevallen bij de wet aangewezen, kunnen zij door een rechterlijke uitspraak worden geschorst of ontslagen.
-
-Het bepaalde in de voorgaande leden is mede van toepassing op de in het tweede lid van artikel 87 bedoelde rechters alsmede op de militaire strafrechters, voor zover de wet niet anders bepaalt.
-
-De wet regelt overigens hun rechtspositie.
(Geen bepaling)
Artikel 180, eerste en tweede lid De leden van de rechterlijke macht worden door de Koning aangesteld. De leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast, en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden voor hun leven aangesteld.
Artikel 180, derde en vijfde lid De wet kan bepalen, dat hun met het bereiken van een bepaalde leeftijd ontslag wordt verleend. Op eigen verzoek kunnen zij door de Koning worden ontslagen.
Artikel 180, vierde lid Zij kunnen worden afgezet of ontslagen door uitspraak van de Hoge Raad in de gevallen bij de wet aangewezen.
Artikel 180, zesde, zevende en achtste lid Indien een college belast wordt met administratieve rechtspraak in het hoogste ressort voor het Rijk, zijn het eerste, tweede, derde en vijfde lid van dit artikel op de leden daarvan toepasselijk. Zij kunnen worden afgezet of ontslagen op de wijze en in de gevallen, bij de wet aangewezen. Dit artikel is niet toepasselijk op hen die uitsluitend belast zijn met rechtspraak over personen, behorende tot de krijgsmacht, of met de beslissing van disciplinaire zaken.
Artikel 72, tweede lid. De wet regelt de bezoldiging van (. . .) de rechterlijke macht.
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,16162, nr. 5
Wetsontwerpen
Staatscommissie
Grondwet
Artikel 6.6 1. De leden van de Hoge Raad der Nederlanden worden benoemd uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de Twee-de Kamer der Staten-Generaal.
Artikel 88 1. Het hoogste gerechtshof der rechterlijke macht draagt de naam Hoge Raad der Nederlanden. De leden van de Hoge Raad worden benoemd uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de Tweede Kamer der Staten Generaal.
Artikel 176 Er bestaat een opperste gerechtshof onder de naam van Hoge Raad der Nederlanden, waarvan de leden door de Koning overeenkomstig het volgende artikel worden benoemd.
Artikel 177 Van een voorgevallen vacature wordt door de Hoge Raad aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal kennis gegeven die, ter vervulling daarvan, een voordracht van drie personen aan de Koning aanbiedt, ten einde daaruit een keuze te doen. De Koning benoemt de president en de vice-president uit de leden van de Hoge Raad.
-
-De Hoge Raad is in de gevallen en binnen de grenzen bij de wet bepaald, belast met de cassatie van rechterlijke uitspraken wegens schending van het recht.
-
-Bij of krachtens de wet kunnen de Hoge Raad ook andere taken worden opgedragen.
Artikel 6.7 De leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen staan wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd ook na hun aftreden terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging wordt gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.
-
-De Hoge Raad is in de gevallen bij de wet bepaald, belast met de cassatie van rechterlijke uitspraken wegens schending van het recht.
Artikel 88 3. DeledenderStaten-Generaal.de ministers en de staatssecretarissen staan wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd ook na hun aftreden terecht voor de Hoge Raad, ter vervolging vanwege de Koning of de Tweede Kamer.
Artikel 179, eerste lid (Zie bij artikel 6.4, vierde lid) Artikel 179, tweede en derde lid. Hij kan hun handelingen, beschikkingen en vonnissen, wanneer die met de wetten strijdig zijn, vernietigen en buiten werking stellen volgens de bepaling door de wet daaromtrent te maken, en behoudens de door de wet te stellen uitzonderingen. De overige bevoegdheden van de Hoge Raad worden geregeld bij de wet.
Artikel 178 De leden der Staten-Generaal, de ministers, de Gouverneurs van Suriname en van de Nederlandse Antillen, de leden van de Raad van State, en de Commissarissen des Konings in de provinciën staan wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreding, terecht voor de Hoge Raad ter vervolging hetzij van 's Konings wege, hetzij vanwege de Tweede Kamer. De wet kan bepalen, dat nog andere ambtenaren en leden van hoge colleges wegens ambtsmisdrijven voorde Hoge Raad terecht staan.
Artikel 6.8 De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.
Artikel 90 De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.
Artikel 60, derde lid De rechter treedt niet in beoordeling van de grondwettigheid van overeenkomsten.
Artikel 131, tweede lid De wetten zijn onschendbaar.
Artikel 6.9 Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vinden de terechtzittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar.
Artikel 91 Alle rechterlijke vonnissen moeten de gronden inhouden waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar. Behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen vinden de terechtzittingen in het openbaar plaats.
Artikel 175 Alle vonnissen moeten de gronden waarop zij rusten, inhouden en in strafzaken de wettelijke voorschriften, waarop de veroordeling rust, aanwijzen. De uitspraak geschiedt met open deuren. Behoudens de uitzonderingen door de wet bepaald zijn de terechtzittingen openbaar. De rechter kan in het belang der openbare orde en zedelijkheid van deze regel afwijken. Voor de door de wet aan te wijzen strafbare feiten kan ook van het bepaalde in het eerste en in het tweede lid worden afgeweken.
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,16162, nr. 5
Wetsontwerpen
Staatscommissie
Grondwet
Artikel 6.10 1. Gratie wordt verleend bij koninklijk besluit na advies van een bij de wet aangewezen gerecht en met inachtneming van bij of krachtens de wet te stellen voorschriften. 2. Amnestie wordt bij of krachtens de wet verleend.
(zie artikel 5.2.8 (w.o. 15046))
Artikel 87 5. Gratie wordt verleend bij koninklijk besluit na advies van een bij de wet aangewezen tot de rechterlijke macht behorende, rechter. Amnestie wordt bij of krachtens de wet verleend.
Artikel 85 1. De wet regelt het burgerlijk recht, het strafrecht en de rechtspleging. 2. De wet stelt algemene bepalingen van bestuursrecht vast.
Artikel 77 De Koning heeft het recht van gratie van straffen door rechterlijk vonnis opgelegd. Hij oefent dat recht uit na het advies te hebben ingewonnen van de rechter daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Amnestie of abolitie worden niet dan bij een wet toegestaan.
(zie artikel 164)
(zie artikel 1.16 (w.o. 13872; wet van 28 juni 1979, Stb. 1979, 387)) (zie artikel 1.17 (w.o. 13873; wet van 28 juni 1979, Stb. 1979, 388))
Artikel 86 2. Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent.
-
-leder heeft aanspraak op rechtsbijstand. De wet regelt in welke gevallen deze kosteloos wordt verleend.
(zie artikel 170, eerste lid)
(Geen bepaling)
Artikel A6.10 Artikel 6.10, eerste lid, treedt eerst na vijf jaren of op een bij of krachtens de wet te bepalen eerder tijdstip in werking. Tot dien blijft het bepaalde in artikel 77, eerste en tweede lid, van de Grondwet naarde tekst van 1972 van kracht.
(Geen bepaling)
(Geen bepaling)
Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 16162, nr. 5