Memorie van toelichting - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en de samenstelling van de Staten-Generaal
Inhoudsopgave van deze pagina:
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Op 23 december 1980 verwierp de Eerste Kamer het ontwerp van wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en de samenstelling van de Staten-Generaal (kamerstuk 14222). De bezwaren van de kamer die tot deze verwerping leidden, betroffen het bepaalde in het voorgestelde artikel 3.1.12, eerste lid, tweede volzin. In deze bepaling legde de Tweede Kamer door aanneming van een amendement-De Kwaadsteniet c.s. vast dat het voorzitterschap van de verenigde vergadering van beide kamers voortaan zou komen te berusten bij de voorzitter van de Tweede Kamer in plaats van, zoals tot dusverre, bij de voorzitter van de Eerste Kamer. De verwerping van wetsontwerp 14222 heeft tot gevolg dat aan het in eerste lezing vastgestelde hoofdstuk Staten-Generaal van de herziene Grondwet een belangrijk gedeelte ontbreekt. Zonder nadere voorziening zouden hierdoor de met dit ontbrekende gedeelte corresponderende bepalingen van de huidige Grondwet blijven gelden. Uit een oogpunt van eenheid van structuur en redactie van de herziene Grondwet is dit onwenselijk. Ook door de samenhang tussen de wetsontwerpen 14222 en 14223 levert de verwerping van eerstgenoemd ontwerp problemen op. In het bijzonder kan worden gewezen op de tweede volzin van artikel 3.1.14, vierde lid, betreffende dezittingsduur van een na ontbinding optredende Eerste Kamer. Deze bepaling hield nauw verband met de artikelen 3.1.4 en 3.1.6 van wetsontwerp 14223, welke artikelen betrekking hebben op de zittingsduur en het tijdstip van verkiezing van de Eerste Kamer. Met het oog hierop menen wij, nu de voor de eerste lezing beschikbare tijd dit nog toelaat, te moeten bevorderen dat ook het ontbrekende gedeelte van het hoofdstuk Staten-Generaal alsnog door de beide kamers wordt vastgesteld. Hiertoe worden thans twee wetsontwerpen ingediend: één waarin de bepalingen van wetsontwerp 14222 zijn opgenomen, met uitzondering van de bepaling inzake het voorzitterschap van de verenigde vergadering, en één dat uitsluitend op het laatstgenoemde onderwerp betrekking heeft. Op dit laatste wetsontwerp gaan wij in de daarbij behorende memorie van toelichting nader in. Het thans voorliggende wetsontwerp bevat alle artikelen van het verworpen wetsontwerp 14222, zoals dat door de Tweede Kamer is aanvaard, met weglating alleen van artikel 3.1.12, eerste lid, tweede volzin. In de opsonv ming van vervallen artikelen in artikel IV is artikel 118, tweede lid, geschrapt.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16642, nrs. 1-3
Waar wij aannemen dat de bepalingen van het wetsontwerp niet meer tot inhoudelijke discussie aanleiding behoeven te geven, menen wij met bovenstaande toelichting te kunnen volstaan.1
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, A. A. M. van Agt De Minister van Binnenlandse Zaken, H. Wiegel
1 Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16642, nrs. 1-3