Brief van De Staatssecretaris van Justitie - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake grondrechten

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr. 27

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 29 december 1976

Het lid van uw Kamer de heer Van der Sanden heeft tijdens de mondelinge behandeling van het ontwerp van wet, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake grondrechten (nr. 13872) enige opmerkingen gemaakt over het telefoongeheim. Als nader antwoord daarop zou ik het volgende willen stellen. Wanneer we spreken over brief-, telefoon-en telegraafgeheim, bedoelen we de bescherming van het exclusieve karakter van de mededelingen, die door één van die media van een afzender naar een geadresseerde gaan. De afzender zal, als hij vertrouwelijk blijven van zijn boodschap beoogt, bij de keuze van het medium rekening moeten houden met de mate, waarin technisch gesproken exclusiviteit is gewaarborgd. Het is duidelijk dat die waarborg slechts gering kan zijn, als ieder ander toegang kan hebben tot de overgebrachte boodschap, zoals bij radio en gewone mobilofoon. Bescherming van een geheim in die gevallen is dan ook nauwelijks aan de orde. Het verste wat kan worden bereikt, is reeds uitgedrukt in artikel 441 W.v.S. waarin het publiceren of bewerken, dat wordt gepubliceerd, van afgeluisterde draadloze telefoongesprekken e.d., die niet voor de betrokken afluisteraar of voor de openbaarheid bestemd zijn, strafbaar wordt gesteld. Het storen van mobilofoonverbindingen is in de PTT-wetgeving strafbaar gesteld; dit heeft op zichzelf met het onderwerp geheimhouding niet te maken. Als een mobilofoonnet zodanig is uitgerust, dat de boodschappen alleen door de geadresseerde of geadresseerden kunnen worden opgevangen, is er geen aanleiding daarop het telefoon-en telegraafgeheim niet van toepassing te achten. Deze wettelijke bescherming hangt echter sterk af van technische mogelijkheden. Dit zal dan ook bij de nadere wettelijke regeling van het telefoongeheim en het telegraafgeheim onder het oog moeten worden gezien.

De Staatssecretaris van Justitie, H. J. Zeevalking Tweede Kamer, zitting 1976-1977,13872, nr. 27

 
 
 

2.

Meer informatie