Bijlagen bij de memorie van toelichting - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de toelating, uitzetting en uitlevering, het Nederlanderschap en het ingezetenschap

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr. 4

BIJLAGEN BIJ DE MEMORIE VAN TOELICHTING Bijlage I. Tekst van enkele verdragsbepalingen

De in de memorie van toelichting genoemde bepalingen van het Vierde protocol bij het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Trb. 1969, 241) en van het lnternationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (Trb. 1969, 99) luiden als volgt.

Vierde protocol

Artikel 2

  • Een ieder die zich wettig op het grondgebied van een Staat bevindt, heeft het recht zich daar vrij te verplaatsen en er in vrijheid plaats van verblijf te kiezen. 2. Een ieder is vrij welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten. 3. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden gebonden dan die welke bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving nodig zijn in het belang van 's lands veiligheid of van de openbare veiligheid, ter handhaving van de openbare orde, ter voorkoming van strafbare handelingen, ter bescherming van de gezondheid of van de goede zeden of ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. 4. De in het eerste lid genoemde rechten kunnen ook, in bepaaldelijk omschreven gebieden, worden gebonden aan bij de wet voorziene beperkingen, welke gerechtvaardigd worden door het algemeen belang in een democratische samenleving.

Artikel 3

  • Niemand mag, bij wege van een maatregel van individuele of van collectieve aard, worden verwijderd van het grondgebied van de Staat, waar-van hij een onderdaan is. 2. Aan niemand mag het recht ontnomen worden het grondgebied te betreden van de Staat, waarvan hij een onderdaan is.

Artikel 4

Collectieve uitzetting van vreemdelingen is verboden.

Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14200 (R 1048), nrs. 1-5

Artikel 5

  • ledere Hoge Verdragsluitende Partij kan, ten tijde van de ondertekening of van de bekrachtiging van dit Protocol of op ieder tijdstip nadien, aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa een verklaring doen toekomen, waarin wordt medegedeeld in hoeverre zij zich verbindt de bepalingen van dit Protocol eveneens te doen gelden voor die in de verklaring genoemde gebieden voor welker internationale betrekkingen zij verantwoordelijk is. 2. ledere Hoge Verdragsluitende Partij die krachtens het vorige lid een verklaring heeft overgelegd kan van tijd tot tijd verdere verklaringen overleggen, waarbij het in vorige verklaringen gestelde wordt gewijzigd of waarbij de toepassing van de bepalingen van dit Protocol met betrekking tot een bepaald gebied wordt beëindigd. 3. Een verklaring afgelegd overeenkomstig dit artikel wordt geacht te zijn afgelegd overeenkomstig lid 1 van artikel 63 van het Verdrag. 4. Het gebied van een Staat waarvoor dit Protocol geldt krachtens bekrachtiging of aanvaarding door die Staat en ieder gebied waarvoor dit Protocol geldt krachtens een door die Staat ingevolge dit artikel afgelegde verklaring, worden voor de toepassing van de artikelen 2 en 3, in zover deze gewagen van het grondgebied van een Staat, als afzonderlijke grondgebieden aangemerkt.

Internationaal Verdrag burgerrechten en politieke rechten

Artikel 12

  • Een ieder die wettig op het grondgebied van een Staat verblijft, heeft, binnen dit grondgebied, het recht zich vrijelijk te verplaatsen, en er zijn verblijfplaatste kiezen. 2. Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het eigen land, te verlaten. 3. De bovengenoemde rechten kunnen aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke bij de wet zijn voorzien, nodig zijn ter bescherming van de nationale veiligheid, de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden of van de rechten en vrijheden van anderen en verenigbaar zijn met de andere in dit Verdrag erkende rechten. 4. Aan niemand mag willekeurig het recht worden ontnomen naar zijn eigen land terug te keren.

Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14200 (R 1048), nrs. 1-5

Bijlage II

Advies Raad van State

Aan de Koningin

's-Gravenhage, 6 oktober 1976

 
 
 

2.

Meer informatie