Commissie daagt België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie in verband met de richtlijn inzake de gecombineerde vergunning

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op donderdag 19 november 2015.

Commissie daagt België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie i in verband met de richtlijn inzake de gecombineerde vergunning

De richtlijn inzake de gecombineerde vergunning(Richtlijn 2011/98/EU) voorziet in één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een EU-lidstaat, en in een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven. De Europese Commissie i daagt België voor het Hof van Justitie van de EU wegens niet-omzetting van de richtlijn.

De richtlijn inzake de gecombineerde vergunning maakt het werknemers uit derde landen mogelijk om via één enkele procedure een werk- en arbeidsvergunning te krijgen, zodat zij geen afzonderlijke aanvragen voor een verblijfsvergunning en een werkvergunning hoeven in te dienen. De richtlijn heeft ook als doel een duidelijke reeks voorschriften vast te stellen voor onderdanen uit derde landen die legaal in de EU werken, zodat zij met betrekking tot arbeidsvoorwaarden, pensioen, sociale zekerheid en toegang tot openbare diensten gemeenschappelijke rechten genieten die vergelijkbaar zijn met de rechten van EU-burgers. De richtlijn vormt een aanvulling op andere maatregelen inzake legale migratie, zoals de richtlijnen betreffende de Europese blauwe kaart[1], seizoensarbeiders[2] en personen die binnen een onderneming worden overgeplaatst[3], en moet legale migratie bevorderen wanneer daarmee aan de behoeften van de arbeidsmarkt van de EU wordt voldaan. Met de richtlijn worden de toelatingsvoorwaarden voor arbeidsimmigranten niet geharmoniseerd. Deze voorwaarden blijven een bevoegdheid van de lidstaten.

De lidstaten moesten de richtlijn uiterlijk op 25 december 2013 volledig omzetten. België had de Commissie tegen die datum ervan in kennis gesteld dat het de richtlijn nog maar gedeeltelijk had omgezet. Bijgevolg stuurde de Commissie in maart 2014 een ingebrekestelling wegens niet-kennisgeving naar België, gevolgd door een met redenen omkleed advies in april 2015. België heeft de Commissie er tot op heden nog steeds niet van op de hoogte gebracht dat het de richtlijn volledig in nationaal recht heeft omgezet.

De Commissie heeft nu besloten België voor het Hof van Justitie van de EU te dagen en stelt daarbij een dwangsom van 52 828,16 euro per dag voor. Dat bedrag is berekend rekening houdend met de ernst en de duur van de inbreuk, en met het afschrikkend effect in het licht van de draagkracht van België.

Achtergrond:

Richtlijn 2011/98/EU voorziet in één enkele aanvraagprocedure voor de afgifte van een gecombineerde vergunning aan onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een EU-lidstaat. De richtlijn voorziet ook in een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven.

De Commissie houdt nauw toezicht op de vooruitgang die de lidstaten boeken met de omzetting van de richtlijn inzake de gecombineerde vergunning in nationaal recht. Er is aan in totaal 14 lidstaten een ingebrekestelling verstuurd wegens niet-kennisgeving van de volledige omzetting van de richtlijn binnen de vastgestelde termijn. Voorts heeft de Commissie vier met redenen omklede adviezen verstuurd aan lidstaten die de richtlijn nog steeds niet volledig hadden omgezet (Griekenland, Spanje, België en Slovenië). De inbreukprocedures inzake de omzetting van de richtlijn tegen twaalf lidstaten, zijn inmiddels gesloten. Twee inbreukprocedures zijn nog lopende: de procedure tegen Slovenië, die zich nu in de fase van het met redenen omkleed advies bevindt, en de procedure tegen België, dat nu voor het Hof van Justitie van de EU wordt gedaagd.

Krachtens het Verdrag van Lissabon i, dat op 1 december 2009 in werking is getreden, kan de Commissie, wanneer de lidstaten EU-wetgeving niet binnen de vereiste termijn in nationale wetgeving omzetten, het Hof verzoeken om financiële sancties op te leggen. De dagelijkse dwangsom wordt berekend op basis van een formule, waarbij de volgende elementen worden gewogen:

  • de ernst van de inbreuk;
  • de duur van de inbreuk;
  • de factor "n" (die per lidstaat verschilt en waarbij rekening wordt gehouden met het bbp);
  • een forfaitair bedrag, dat momenteel is vastgesteld op 670 euro per dag.

Blijft de omzetting onvolledig en bevestigt het Hof het standpunt van de Commissie, dan is de dwangsom per dag verschuldigd met ingang van de datum van de uitspraak of een door het Hof vastgestelde latere datum tot de omzetting is voltooid. Over het uiteindelijke bedrag van de dwangsom beslist het Hof. Het bedrag mag evenwel niet hoger zijn dan het door de Commissie voorgestelde bedrag.

Meer informatie:

Met betrekking tot de besluiten van het inbreukpakket van november 2015:MEMO/15/6006.

Algemene informatie over inbreukprocedures op het gebied van migratie en binnenlandse zaken.

Veelgestelde vragen over inbreukprocedures:MEMO/12/12.

Toelichting over inbreukprocedures: http://ec.europa.eu/atwork/applying-eu-law/index_nl.htm

[1] Richtlijn 2009/50/EG.

[2] Richtlijn 2014/36/EU.

[3] Richtlijn 2014/66/EU.

IP/15/6011

 

Contactpersoon voor de pers:

Voor het publiek: Europe Direct per telefoon 00 800 67 89 10 11 of e-mail