Klimaatverandering: van Kyoto naar Parijs en verder
Deze week stemmen de leden over wijzigingen van het Kyotoprotocol en roepen zij de lidstaten op om haast te maken met het ratificatieproces. De rapporteur van het verslag, Elisabetta Gardini i, merkt op dat de tweede verbintenisperiode voornamelijk wordt ondersteund door de EU-landen i en herinnert dat de EU en haar lidstaten al een emissiereductie van 20% tegen 2020 nastreven. Het plenaire debat is op dinsdag 9 juni en de stemming op woensdag 10 juni. Bekijk onze infografiek over CO2 i-uitstoot.
Het Kyotoprotocol
Het verdrag uit 1992 van de Verenigde Naties i over klimaatverandering had als doel om de opwarming van de aarde te beperken, maar in 1995 werd het duidelijk dat dit onvoldoende was. Als gevolg hiervan, startten de landen onderhandelingen voor een reactie wereldwijd, resulterend in het Kyotoprotocol in 1997.
Het Kyoto Protocol i bindt ontwikkelde landen wettelijk aan het halen van de emissiereductiedoelstellingen van ten minste 18 procent minder uitstoot ten opzichte van het niveau van 1990, tegen 2020.
Wijzigingen van Doha
Naar aanleiding van de onbesliste klimaattop in Kopenhagen van 2009, werden in 2012 de Doha-wijzigingen van het Kyotoprotocol aangenomen. Hiermee werd de tweede verbintenisperiode van 2013 tot 2020 geïntroduceerd met nieuwe uitstoot-doelen die minstens even ambitieus waren als die uit de eerste periode.
Naar een nieuw verdrag
In december 2014 kwamen in Lima (Peru) deskundigen en politici bijeen om te onderhandelen over een tekst om het Kyotoprotocol op te volgen wat het resultaat zou moeten worden van de klimaatconferentie eind 2015 in Parijs.
Momenteel zijn voorgesprekken in de Bonn-conferentie over klimaatverandering gaande van 1 tot 11 juni. Daarnaast werd tijdens de G7 i-top in Beieren door de wereldleiders gesproken over klimaatverandering.
De nieuwe overeenkomst zou in 2020 in werking moeten treden.
Het debat is op dinsdag 9 juni en de stemming op woensdag 10 juni. Volg het live op onze website.
Klik hier voor meer nieuws van het Europees Parlement.
REF. : 20150605STO63228